donderdag 1 april 2010

Het conflict Israël-Palestina

Samenvatting van de ontwikkelingen in de regio Palestina gedurende de laatste anderhalve eeuw
(auteur: Egbert Talens)

Deel 3: het lot van de niet-joodse gemeenschappen en het gebied waar Israël recht op heeft

Over het vraagstuk van de gevluchte of verdreven Palestijnen bestaan vele bronnen. Dat Israël hier een verantwoordelijk draagt mag men op gezag van Benny Morris en Ilan Pappé aannemen. Waarschijnlijk komt de term “verdreven” het meest in aanmerking. Vanaf Herzl werd er immers over gesproken om de niet-joodse gemeenschappen het land uit te zetten. Ben-Gurion sprak over “transfer”. Op de vraag van generaal Yigal Allon en kolonel Yitzhak Rabin wat te doen met de Arabieren volstond premier Ben-Gurion met een energiek wegwerp-gebaar, naar verluidt met de gemompelde woorden garesh otam (verdrijf ze). Als Israël part noch deel had aan het wegtrekken van de niet-joden, waarom stonden de Israëlische autoriteiten hen dan niet toe naar hun woonsteden terug te keren? Golda Me'ir spreekt zichzelf op dit punt tegen. Enerzijds haar bewering dat de Palestijnen op het strand bij Haifa met klem werd verzocht te blijven waar ze waren, anderzijds haar uitspraak: “de Palestijnen bestaan helemaal niet".

Een Joodse staat, publiekrechtelijk gegarandeerd, ziedaar het politiek-zionistische project; op het Zionistische Congres in 1897 omarmd. Toen kwam de 'Britse' Balfour Declaratie van 1917. Daarna schreef de Volkerenbond met het Britse Palestina-mandaat in 1922 het volgende hoofdstuk. Door de nationaal-socialistische ontwikkelingen in Duitsland op de Europese publieke Bühne, kwam Palestina nog maar sporadisch over het voetlicht. In 1945 namen de Verenigde Naties de plaats in van de gesneuvelde Volkerenbond. Nu zadelen de Britten de VN op met hun Palestina problemen inclusief de 'Britse' Balfour-observatie: "de inrichting van een nationaal tehuis in Palestina voor het Joodse volk te faciliteren". Een onhaalbaar gebleken opdracht... Er restte de Britten niets anders dan hun Palestina-opdracht aan de VN terug te geven (2 april 1947). Op 15 mei 1948 trekken ze zich uit de Palestijnse regio terug...

De VN vindt in geen enkele bestaande volkenrechtelijke instructie een antwoord op deze lastige materie. Er gaan stemmen op om het Internationale Gerechtshof (ICJ) in Den Haag om raad te vragen. De politieke zionisten, die vrezen dat de andere partij (de Palestijnen) daarmee macht verwerft, zijn mordicus tegen. Toch mislukt hun poging om overleg in de Algemene Vergadering (AV) hierover te blokkeren. Op 22 oktober 1947 buigt de AV zich over de vraag, het ICJ te vragen of het de VN bevoegd acht het Palestina-dossier te behandelen. Met het kleinst mogelijke verschil werd dit voorstel verworpen: 21 stemmen tegen 20, met 13 onthoudingen. Een beslissing die duidelijk in strijd was met de wensen van de meerderheid van de bevolking in Palestina.

Resolutie 181-II van 29 november 1947 is een aanbeveling van de Algemene Vergadering; en is dus niet bindend, willen sommigen waar hebben... De resolutie werd in Israël echter met gejuich begroet. Toen David Ben-Gurion 14 mei 1948 de Joodse Staat Israël uitriep werd in de Declaration of the Establishment of the State of Israel expliciet naar deze resolutie verwezen, met de uitleg dat die een oproep inhield tot het vestigen van een Joodse Staat in Eretz-Israel. Die uitleg, clausule no. 9, sluit met de woorden: deze erkenning door de Verenigde Naties van het recht van het Joodse volk hun Staat op te richten, is onherroepbaar. Wat opvalt is dat de Declaration wél spreekt over 'Eretz-Israel', een term die in resolutie 181-II niet voorkomt, maar zwijgt over de in de resolutie aanbevolen verdeling van Palestina in een Joodse Staat én een Arabische Staat. Nader te definiëren benamingen, overigens.

Resolutie 181-II verzoekt de Veiligheidsraad om de nodige maatregelen te treffen voor de uitvoering ervan. In dat proces werden de Palestijnen zelf nauwelijks gehoord; het Hoge Arabische Comité trad namens hen op. Toen duidelijk werd dat de westerse mogendheden in feite al klaar waren met de verdeling van Palestina, trok het Comité zich terug en weigerde nog verder mee te werken. Weliswaar een begrijpelijk besluit, maar politiek zeer onhandig, zo niet dom. Als Israël in 1949 bestandsakkoorden sluit met Libanon, Egypte, Jordanië en Syrië, blijkt dat Israël zich ca. 20% méér Palestijns gebied heeft toegeëigend, zodat nog slechts 22% van het voormalige Britse Mandaatsgebied Palestina resteert. De bestemming ervan is onduidelijk: koning Abdallah-I (Trans-Jordanië) heeft geheime afspraken met Ben-Gurion gemaakt en 'mag zich vestigen' op de Westelijke Jordaanoever; Egypte nestelt zich vrijpostig in de Gazastrook. Zijn de kaarten geschud? Allerminst. Met de Suez-crisis (1956) probeert 'Israël' de Westelijke Jordaanoever (Yesha) en de Gazastrook ('Aza) in Israëlisch bezit te krijgen; een premature bevrijdingsactie. Steekt ‘die domme’ president Eisenhower me daar toch een stokje voor...

In 1967 ontwaart Israël een door Gamaal Abd-al Nasser aangevoerd Egyptisch leger. Israël schildert ook dit treffen af als David (Israël) tegen Goliath. Onafhankelijke studies over de Zesdaagse Oorlog melden dat de krachtsverhoudingen in werkelijkheid nauwelijks uiteenliepen. En een Israëlische luchtmachtgeneraal liet zich ontvallen dat deze oorlog 16 jaar was voorbereid. Alles duidt erop dat 'Israël' in 1967 de politiek-zionistische doctrine ten uitvoer bracht. Israël had kunnen bewijzen dat aanvaarding van 181-II gemeend was geweest door het gebied, dat na de verdrijving van Jordanië en Egypte was vrijgekomen, aan de Palestijnen te laten. Maar Israël blijft zitten waar het zit: in Yesha (Judea en Samaria), in 'Aza (Gaza) en in Oost-Jeruzalem! Waarmee het 181-II herroept, wat weer haaks staat op de eigen Declaration of the Establishment of the State of Israel. Ruim vijf jaar nadat Ben-Gurion de Declaration uitsprak, geeft hij tegenover de New York Times te kennen dat VN-AV-resolutie 181-II null and void is.

De internationale gemeenschap hanteert o.a. Veiligheidsraad resolutie 242: Israël moet gebieden, bezet tijdens het jongste conflict ontruimen. Israël interpreteert 242 aldus: 242 wijst naar ‘gebieden’, niet naar ‘de gebieden’. Ja, maar Israël c.s. hanteert in dit verband óók, en wel nadrukkelijk, de term Zesdaagse Oórlog, en de preambule van 242 (ook nadrukkelijk) zegt: het zich toeëigenen van gebied door middel van óórlog is (o zo) ontoelaatbaar...

Interessant om vast te stellen dat resolutie 242 de betekenis van 181-II opwaardeert. Met VR-resolutie 242 wordt de legitimatie van de staat Israël onderschreven, overeenkomstig de oorspronkelijke wens van de politieke zionisten: een Joodse Staat, gelegitimeerd door internationaal recht.
     

Geen opmerkingen: