maandag 22 maart 2010

Hoe is het gesteld met het imago van Israël?

Hagai El Ad, directeur van Israël’s mensenrechtenorganisatie Association for Civil Rights in Israel (ACRI), geeft in JNEWS inzicht in het imago van Israël onder Britse Joden. Hij merkt daar beweging in: van trots naar teleurstelling. De auteur meent dat Britse Joden niet alleen kijken naar de mensenrechten in eigen land, maar zich ook vragen stellen over de zeer verontrustende ontwikkelingen op dit vlak in Israël.

De auteur wijst op 3 zaken die aan de basis liggen van deze ontwikkeling. Ten eerste, de discriminerende initiatieven tegen Arabische Israëli’s, van de Nakba wet tot het voorstel het Arabisch op wegwijzers te vervangen door Hebreeuws. De auteur schrijft deze initiatieven, die niet stroken met sociale rechtvaardigheid of respect voor menselijke waardigheid, toe aan buitenlandminister Lieberman en zijn ultra-nationalistische partij. Hoewel het racistisch beleid van Lieberman enige oppositie uitlokte was het stilzwijgen van de meerderheid toch oorverdovend. De racistische en anti-democratische initiatieven zijn vrijwel zonder protest gebleven en daarmee veralgemeend, aldus de auteur.

Ten tweede zijn volgens El Ad de democratische waarden in Israël uitgehold. Hij wijst op de verzwakking van het Hooggerechtshof, het onderuithalen van mensenrechtenactivisten, de radicalisering van ultra-orthodoxe standpunten, de “geslachtsgescheiden” bussen, de arrestatie van een vrouw aan de Zuidelijke Muur wegens het dragen van een gebedsshawl, de slechte bejegening van gastarbeiders en azielzoekers en het onaanvaardbare plan om hun (Israëlische) kinderen het land uit te zetten.

Ten derde de desastreuze gevolgen van de al 43 jaar durende bezetting van Palestijns gebied. Nu de Gaza oorlog en daarop volgende afsluiting het lot van de Palestijnen opnieuw voor het voetlicht heeft gebracht kan Israël het Goldstone rapport niet zo maar onder de mat vegen, aldus de auteur. Hij vraagt zich af waarom Israël blijft weigeren een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de operatie Cast Lead. Als alles in orde is, zoals het Israëlische leger beweert, waarom zou men dan niet meewerken aan een geloofwaardig onderzoek om alle achterdocht weg te nemen? Het Goldstone rapport spreekt immers niet alleen over het optreden van het Israëlische leger, maar ook over het onrechtmatig lanceren van raketten op burgerdoelen, terwijl het rapport het recht van Israël om zich te verdedigen bevestigt.

Voor de auteur ankert de Joodse identiteit niet zozeer in orthodoxe religieuze tradities, maar in waarden als gelijkheid en universele rechtvaardigheid. Zo’n identiteit laat zich moeilijk verzoenen met een Israël dat bezet, discrimineert, zich extremistisch en onverschillig ten opzichte van de wereldgemeenschap opstelt. Sommigen willen deze crisis alleen maar toedekken in de hoop dat daarmee het imago van Israël zich op miraculeuze wijze weet te rehabiliteren en de onderliggende problemen als vanzelf verdwijnen. Spijtig genoeg delen veel Israëli's deze houding, aldus de auteur.

Wie heeft van Haïti een "mislukte staat" gemaakt?

In de NRC website rubriek “Opinie en Debat” van 23/1/2010 merkt cultuurhistoricus en econoom Marcia Luyten o.a. op dat Haïti bij de aardbeving honderdduizenden levens verloor omdat zijn elite niets geeft om veiligheid en dat het verschil tussen 200.000 en 67 vermorzelde mensen het verschil is tussen corrupt bestuur en een effectieve overheid. Daarmee gaat de auteur voorbij aan de geschiedenis van Haïti. Zij spreekt wel over dirty business, maar laat de kernconclusies van het boek “Aid and other dirty business” van Giles Bolton onvermeld. Die wijst op de grote historische schuld van het Westen. Dat tekende in Afrika kunstmatige grenzen en liet weinig infrastructuur en goed opgeleide bestuurders achter. Daardoor kwamen de nieuwe staten niet van de grond.

Met dirty business duidt Bolton op het feit dat ontwikkelingshulp nooit serieus is aangepakt en dat het handelsbeleid van het Westen de ontwikkeling van een eigen economie doorkruist. Het Westen geeft 4 x meer uit aan landbouwsubsidies dan aan ontwikkelingshulp. Meer dan 300 miljoen Afrikanen leven van amper $1, Europese koeien worden met €2,50 per dag ondersteund. Westerse gezinnen betalen voor deze subsidies €1200 per jaar. Volgens Bolton levert 1% meer Afrikaanse export 3 x meer op dan alle ontwikkelingshulp bij elkaar. Maar de derde wereld heeft op het wereldtoneel niets te vertellen. In de Wereldhandelsorganisatie heeft Frankrijk 165 vertegenwoordigers, Malawi één. Met lobbyen krijgen de 25.000 Amerikaanse katoenboeren meer gedaan dan de 10 miljoen West-Afrikanen die ook van katoenteelt moeten leven.

Ook Stephen Johnson, voormalig medewerker van het Amerikaanse ministerie van Defensie, houdt zich in een opiniestuk op de NRC site van 19/1/2010 met deze materie bezig. Johnson stelt dat Haïti zelf verantwoordelijk is voor zijn positie als “mislukte staat”. Haïti moet dringend worden “verlost” van zijn status als “blijvend ontvanger van internationale hulp”, er zou een “mentaliteitsombuiging” moeten komen, aldus Johnson. Net als Luyten gaat Johnson voorbij aan de geschiedenis van Haïti. Die wordt heel goed verwoord in het uiterst behartenswaardige artikel “Haiti: a long descent to hell” van Jon Henley in The Guardian van 14/1/2010. Daarin schrijft de auteur de huidige deplorabele situatie van het land toe aan zijn historie. Gedurende zo’n 200 jaar hebben rijke landen en hun banken het land leeggezogen. De eigen despotische en corrupte leiders maakten dat mogelijk. En vulden tegelijk royaal hun zakken.

Tegen deze achtergrond is het wel heel gemakkelijk voor Johnson om te spreken over “een geschiedenis van wanbestuur en verspilde kansen”. Het Westen, met de VS en Frankrijk voorop, moet de hand in eigen boezem steken. En dringend werk maken van duurzame en onbaatzuchtige hulp. Op langere termijn: het land kansen geven zichzelf te ontwikkelen door eerlijke handelsakkoorden. Zonder de hinderlijke eisen van Wereldbank en IMF die uiteindelijk in het voordeel van het rijke Westen zijn.

zondag 21 maart 2010

Is de VS op weg naar een oorlog met Iran?

De Sunday Herald meldde vorig weekend dat er honderden Amerikaanse bunker-buster bommen onderweg zijn naar het Britse eiland Diego Garcia. Deze krachtige wapens, die ondergrondse doelen kunnen uitschakelen, zouden worden opgesteld voor een aanval op de nucleaire installaties van Iran, mocht diplomatie om het land ervan te overtuigen zijn kernwapenproject op te geven falen. VS bommenwerpers kunnen in enkele uren 10.000 doelen in Iran vernietigen.

Het nieuws van de Sunday Herald werd overgenomen door een groot aantal mediabronnen over de hele wereld, in de VS, Rusland, Europa, Azië, Afrika en het Midden Oosten. Voor zover bekend vermelden Nederlandse bronnen het nieuws niet. Het in gereedheid brengen van de “bunker-buster” bommen lijkt sterk op de voorbereidingen tot de Irak oorlog in 2003. President Obama zou wel eens kunnen besluiten dat het beter is dat de VS tegen Iran optreedt dan Israël.
Diego Garcia is Brits, maar wordt sinds 1971 door de VS als militaire basis gebruikt. Dat leidde indertijd tot de deportatie van 2000 eilandbewoners. Naast 50 Britse militairen huisvest het eiland ruim 3200 Amerikaanse troepen. Diego Garcia maakt deel uit van de Chagos Archipel en ligt ongeveer 1600 km van de zuidkust van India, goed gesitueerd voor missies naar Iran.

Een tweede artikel van de Sunday Herald meldt dat David Miliband, de Britse buitenlandminister, onder toenemende druk staat om openheid van zaken te geven over plannen van de VS om Diego Garcia te gebruiken voor een aanval op Iran. In het parlement werden bovendien vragen gesteld over de aard van de overeenkomst met de VS voor het gebruik van het Britse eiland.

De krant wijst tevens op een rapport van het Amerikaanse blad “World Tribune”, dat meldt dat de bommen oorspronkelijk bestemd waren voor VS bases in Israël, maar werden afgeleid naar Diego Garcia als gevolg van een onbevestigd embargo op militaire uitrusting voor Israël.