vrijdag 21 februari 2014

NSA: gedroomd middel om het Amerikaans imperium te consolideren

      



National Security Agency (NSA) headquarters, Fort Meade, Maryland, USA.
Photo: NSA photo gallery, (Wikimedia Commons)

De NSA-afluistertechnologie geeft de VS een gedroomd wapen in de strijd om het mondiaal leiderschap. Terrorismebestrijding is louter bijkomstig. Dat Uncle Sam zich met deze praktijken vriend en vijand tegen zich in het harnas jaagt neemt hij voor lief. Een tijdperk van toenemende onrust in de wereld dient zich aan.

“In naties waar het beginsel van de volkssoevereiniteit geldt, is censuur absurd. Wanneer men mensen het recht toekent om mee te beslissen over het bestuur van de samenleving, dan moet men hen eveneens de mogelijkheid geven om kennis te nemen van de verschillende opinies die in de samenleving bestaan en waardoor men zich bij het nemen van zijn beslissingen kan laten leiden. De soevereiniteit van het volk en de vrijheid van de pers gaan hand in hand; algemeen stemrecht en censuur zijn niet te verenigen.”
Alexis De Tocqueville in “Over de democratie in Amerika, boek I”, p. 84-85.

De eerste helft dit jaar vroeg het Amerikaanse National Security Agency (NSA) bij internetfirma’s als Microsoft, Google, Facebook, Twitter, YouTube, Skype en Apple gegevens op over tienduizenden klanten. Dat gebeurde in het kader van het PRISM-programma, dat in de openbaarheid kwam dankzij onthullingen van klokkenluider Edward Snowden. Na afspraken met de regering-Obama geven de internetfirma’s in transparency reports beperkte informatie over hun contacten met de NSA.

Maar deze transparantierapporten zijn niet meer dan een doekje voor het bloeden. Behalve totaalcijfers geven de rapporten maar bitter weinig informatie. De onthullingen over tienduizenden gevallen in plaats van de honderden miljoenen gegevens die langs andere weg worden verzameld moeten de omvang van de inbreuk op de privacy van burgers in binnen- en buitenland verdoezelen.

Intussen probeert de Amerikaanse overheid op allerlei manieren de heisa over de massale afluisterpraktijken de kop in te drukken. Zo wordt met vereende krachten gepoogd het ophefmakende interview van Edward Snowden op de Duitse TV-zender ARD te blokkeren. Niet enkel heerst bij de Amerikaanse media absolute radiostilte over het interview, video’s van het interview op YouTube “verdwijnen” blijkbaar onmiddellijk nadat ze zijn geüpload, en Vimeo kreeg zelfs met DDoS-aanvallen af te rekenen.

De Amerikaanse overheid probeert op allerlei manieren de heisa over de massale spionage de kop in te drukken.

In het interview neemt Snowden geen blad voor de mond. Voor hem gaven de leugens die NSA-directeur James Clapper maart 2013 onder ede het Congres voorschotelde de doorslag. Clapper zei ronduit dat er geen sprake was van binnenlands afluisteren. En daar bleef het bij. Wie het interview nog niet heeft gezien zou het hier moeten kunnen vinden. En wie het relaas van Snowden nog eens wil nalezen vindt
hier een transcriptie.

Maar de druk op de media gaat nog veel verder. Zo werd Guardian hoofdredacteur Alan Rusbridger medio vorig jaar door de Britse regering bedreigd met gevangenisstraf, sluiting van zijn krant en inzet van het leger. Het blad had de euvele moed gehad om sinds juni 2012 te publiceren over de afluisterpraktijken van de NSA, in nauwe samenwerking met de Britse Government Communications Headquarters (GCHQ).

De Britse overheid stuurde resoluut twee agenten van de geheime dienst naar de Guardian om in een drie uur durende actie in militaire stijl toe te zien op de vernietiging van harde schijven en geheugenkaarten met versleutelde bestanden van Snowden, waarvan de krant onlangs
filmmateriaal publiceerde. Dat de overheid meent op deze wijze te moeten optreden tegen een wereldbefaamde krant roept vragen op over het gehalte van de Britse democratie.

Voor Obama zijn wij allemaal verdachten. Dat leert men uit zijn
speech van 17 januari. Hij staat pal achter de afluisterpraktijken. Hoewel hij toegeeft dat een debat broodnodig is geeft hij Snowden geen krediet voor het afdwingen daarvan. Daarmee opent hij de deur naar het nieuwe McCarthyisme van Mike Rogers en Dianne Feinstein, de geheime-dienst-commissievoorzitters in het Congres en de Senaat die Edward Snowden ijskoud als een Russische spion afschilderen.

Voor Obama zijn wij allemaal verdachten.

Tijdens zijn rechtenopleiding moet Obama toch kennis hebben gemaakt met de kerngedachte achter de
Bill of Rights van de grondleggers van de Verenigde Staten: de macht van de regering, die men als de belangrijkste bedreiging voor de vrijheid zag, moest worden beteugeld. Maar de aan Harvard magna cum laude afgestudeerde jurist Obama oordeelt Snowden schuldig zonder proces, terwijl hij de NSA-club die ons bespioneert afschildert als een stel rechtschapen mensen die men voor onschuldig moet houden, ongeacht de bewijzen van het tegendeel.

Waarom houdt de Amerikaanse president zo hardnekkig vast aan de gigantische en ongrondwettelijke afluisterpraktijken van de NSA die nog maar weinig met terrorismebestrijding te maken hebben? Volgens de Amerikaanse historicus Alfred McCoy is het antwoord verrassend eenvoudig. Een supermogendheid die zijn economische grip op de wereld verliest en sobere tijden tegemoet gaat krijgt dankzij de NSA-technologie het gedroomde middel om voor een prikje macht uit te oefenen en ondergeschikte bondgenoten in het gareel te houden.

De Amerikaanse geschiedenisboeken staat bol van voorbeelden van de relatie tussen spionage en politiek schandaal. Spionage levert waardevol materiaal op om druk, in essentie chantage, te kunnen uitoefenen in onderhandelingen, in de diplomatie, in de internationale handel en rond oorlogvoeren. De elektronische vinger die de NSA aan de pols van de wereld houdt is dus het ultieme antwoord op de klassieke droom van een imperium. Een paar muisklikken leveren de informatie op om tegendraadse leiders te kneden. Een doorslaggevend machtsinstrument met een miniprijskaartje, totdat Edward Snowden roet in het eten gooide.

Een wereldmacht die zijn economische grip op de wereld verliest en sobere tijden tegemoet gaat krijgt dankzij de NSA-technologie het gedroomde middel om voor een prikje macht uit te oefenen en ondergeschikte bondgenoten in het gareel te houden.

Zodra deze geheime spionageactiviteiten in de openbaarheid komen blijkt dat niemand erg opgezet is om zich te laten bespioneren. Nationale leiders die zich respecteren weigeren zich door buitenlandse mogendheden te laten bekijken als ratten in een doolhof. En gewone burgers verschieten van het idee dat Big Brother hen in de gaten houdt.

Oktober 2001, na 9/11, droeg president Bush de NSA op om via de telecombedrijven privégesprekken af te luisteren zonder het daartoe benodigde
FISA bevelschrift. Later begon de NSA het internet af te dweilen naar e-mails, financiële gegevens en voice messaging op basis van de schimmige theorie dat zulke metadata niet grondwettelijk beschermd waren. Daarmee kreeg de NSA toegang tot de bulk van het wereldwijde telecommunicatieverkeer.

In 2008 had het Congres
wetten gestemd die niet enkel deze illegale afluisterpraktijken legaliseerden, maar ook de weg bereidden voor ongebreidelde groei van de NSA-spionage. In plaats van de NSA aan banden te leggen liet president Obama de NSA uitgroeien tot een organisatie die haar weerga niet kent qua omvang van zowel de wereldwijde afluisterpraktijken als spionage specifiek gericht op wereldleiders.

Sinds het aantreden van Obama wordt duidelijk dat de door de NSA verzamelde informatie dient om schandalen uit te spelen, naar het voorbeeld van de FBI onder
Hoover. Met de bijeengesprokkelde gevoelige politieke, economische of persoonlijke informatie kan men buitenlandse leiders chanteren, dissidenten uitschakelen of ombrengen, of de bovenhand krijgen in onderhandelingen. In de NSA-archieven is altijd wel vunzige informatie beschikbaar over misstappen van leiders die kan dienen om hen in het gareel te krijgen.

Met de bijeengesprokkelde gevoelige politieke, economische of persoonlijke informatie kan men buitenlandse leiders chanteren, dissidenten uitschakelen of ombrengen, of de bovenhand krijgen in onderhandelingen.

Onder Obama is het massaal verzamelen van gegevens onderdeel geworden van de
Amerikaanse defensiestrategie. Dat laat toe om te snijden in conventionele strijdkrachten, en nieuwe initiatieven te nemen in de ruimte en cyberspace. Tegenover bezuinigingen op peperdure hardware en personeel investeerde Obama miljarden in infrastructuur voor digitale spionage. Tel daar de bijna $800 miljard voor de oprichting en uitbouw van het Department of Homeland Security bij op en de $500 miljard sinds 9/11 voor de zich steeds meer paramilitair ontwikkelende wereldwijde spionageactiviteiten, dan heeft Washington $1,2 biljoen geïnvesteerd in een nieuw apparaat dat haar wereldhegemonie moet waarborgen.

De VS hechten dermate veel waarde aan hun veiligheidsapparaat dat Obama onlangs de regularisatie van de lopende NSA-activiteiten aankondigde, niet de hervorming. Daarmee kan de organisatie gewoon doorgaan met het opnemen van binnenlandse telefoongesprekken en afluisteren van buitenlandse leiders. Zo bouwt Washington voort aan de instrumenten om zich als wereldmacht te handhaven, zij het ten koste van het vertrouwen van zijn nauwste bondgenoten.

Met of zonder NSA, het Amerikaanse imperialisme heeft een keerzijde. Opkomende wereldmachten als de
BRICS durven Amerika soms te trotseren. Rusland geeft blijkbaar met het laten uitlekken van een telefoongesprek tussen twee Amerikaanse topdiplomaten (“f..k the EU) Washington een koekje van eigen deeg (en toont de wereld hoe de VS werkt aan regime change in soeverein Oekraïne), Brazilië dreigt zich van het Amerikaanse internet los te koppelen en China speelt kat en muis met de Amerikaanse marine. En zelfs innig bondgenoot Groot-Brittannië lag dwars: het parlement zei onomwonden nee tegen een aanval op Syrië.

Nu Washington vastbesloten is bondgenoten te blijven afluisteren kan dat enkel leiden tot bekoeling van de transatlantische betrekkingen en verdeeldheid binnen de NAVO. En de Westerse sancties tegen Iran zijn niet langer houdbaar nu multinationals zich bij Teheran verdringen om in het land te investeren. Allemaal ontwikkelingen die een tijdperk van toenemende instabiliteit en conflict inluiden in plaats van de rust die een onbetwiste hegemoon wordt geacht te waarborgen.