Bewerkte samenvatting van de speech van voormalig VS ambassadeur in Saudi Arabië Chas Freeman op 1 september 2010 in Oslo.
Deel 2: het falen van Amerika als honest broker
Deel 2: het falen van Amerika als honest broker
Waarom werkt het Amerikaanse Midden-Oosten beleid niet? Daartoe moet men vooral kijken naar het eindeloze “vredesproces”. Tijdens de Koude Oorlog was de schijn van een onpartijdige Amerikaanse zoektocht naar vrede in het Heilige Land de prijs voor invloed in het Midden-Oosten. Het verschafte conservatieve Arabische regeringen ook politieke dekking om hun verontwaardiging over de Amerikaanse steun aan Israel voor zich te houden. Zo kon men zich samen met het Westen afschermen tegen het Sovjet communisme. En kon Amerika in zijn relaties met Israel en de Arabieren van twee walletjes eten. En het mobiliseerde binnenlandse Joodse steun voor Amerikaanse presidenten. Het afgelopen decennium is van een “vredesproces” onder auspiciën van de VS hoegenaamd geen sprake geweest. Het bleef als fantoom overeind, zodat niemand hoefde toe te geven dat het in feite dood en begraven was.
Maar zelfs de schijn van een “vredesproces” was nuttig. Het gaf de bedriegers dekking en stelde de pers tevreden. Zij die baat hadden bij de status quo kregen een excuus om niets te doen. En het verschafte werk aan beroeps-“vredestichters”. De Israëli’s konden het buitenland zand in de ogen strooien op de momenten waarop zij Palestijnen uit hun huis zetten, een half miljoen Joden in nederzettingen in bezet gebied installeerden, en Palestijns gebied bij Jeruzalem aanhechtten. Palestijnse leiders hadden ook reden om met het “vredesproces” te collaboreren. Meewerken aan de schijnvertoning leverde internationale begunstiging en Israëlische steun op, waarmee zij hun status in de bezette gebieden konden behouden. Zij kregen toegang tot de media en mochten al eens naar Washington reizen. De VS werkte mee aan het hypocriete “Midden-Oosten vredesproces” om geloofwaardigheid in de Arabische en Islamitische wereld - en steun van de immer royale Joodse gemeenschap in Amerika - te behouden.
Het heeft anderhalf jaar diplomatie van VS speciaal afgezant George Mitchell gevergd om partijen aan tafel te krijgen. Of de spelers het nu over een andere boeg gooien blijft de vraag. De regering Obama zet dezelfde impresario’s in, zonder draaiboek. In Camp David in 2000 kostte dat beide delegatieleiders hun politiek gezag. Het resultaat was geen vrede, maar escalerend geweld. Partijen komen nu opdraven om - aan de vooravond van de tussentijdse verkiezingen in de VS - het gezicht van president Obama te redden, niet om de zaken tot een goed einde te brengen. De problemen met dit nieuwe hoofdstuk uit het “vredesproces” zijn fundamenteel. Het Likud Handvest verwerpt een Palestijnse staat ten westen van de Jordaan en bepaalt dat “de Palestijnen in vrijheid kunnen leven, maar niet als soevereine staat”. De Israëlische regering is zowel aan dat Handvest als aan de Joodse heilige oorlog om Palestijns gebied gebonden. Het is uit op verdere gebiedsuitbreiding en heeft geen enkel belang om die te ruilen voor vrede. Het voelt zich niet gebonden aan VN resoluties, afspraken bij vorige onderhandelingen, de Road Map of het principe van een “twee-staten oplossing”.
Alleen beëindiging van de Israëlische bezetting kan de waardigheid van de Palestijnen herstellen en zorgen voor veiligheid. Maar de onderhandelingsmarge van hun onderhandelaars wordt bepaald door Israel en de VS en berust niet op hun aanzien bij de Palestijnen. De autoriteit van Fatah, dat maar een deel bestuurt van Palestina, werd bij de laatste verkiezingen verworpen. Mahmoud Abbas blijft in het zadel bij de gratie van de Israëlische bezetter en de VS. Die werken liever met hem dan met een gemandateerde regering. Abbas, wiens termijn al lang verstreken is, zit een parlement voor waarvan de invloedrijkste leden in Israel gevangen zitten. Sinds 2 september onderhandelen dus de onverschilligen met de mandaatlozen. De gesprekspartners zijn een sterk aan internationale geloofwaardigheid ingeboet Amerika ter wille. Om partijen aan tafel te krijgen moest Washington een beroep doen op de bescheiden reputatie van andere spelers: de EU, Rusland en de VN. De gesprekken vinden plaats onder de auspiciën van een Amerikaanse president die door de Israëlische premier openlijk werd vernederd over een kernpunt in het geschil: de annexatie van Palestijns gebied.
Het “vredesproces” heeft altijd gespot met termijnen. Sinds de Camp Davis akkoorden van 1979 zijn allerlei beloftes gedaan. In Oslo werd een termijn van vijf jaar vastgelegd. De huidige besprekingen kunnen maar resultaat opleveren als de internationale gemeenschap dit maal vasthoudt aan de termijn van een jaar. Maar er komt pas vrede als lang vermeden onderwerpen worden aangepakt. Vrede is vooral interessant voor de partij die bij machte is om die met geweld te verbreken. Vrede kan men niet opleggen. Vrede komt niet duurzaam tot stand in afwezigheid van Hamas, dat langs democratische weg het mandaat verwierf om de Palestijnse bevolking te vertegenwoordigen. Egypte en Jordanië zijn slechts waarnemers, zij voegen niets toe aan hun vredesakkoorden met Israel, akkoorden die tot stand kwamen mits verlening van zelfbeschikkingsrecht voor de Palestijnen, wat Israel consequent negeerde.
Waar Joodse activisten zwaar doorwegen in de Amerikaanse delegatie staat de Palestijnse diaspora buitenspel. Ook de Arabische Liga en Saudi Arabië, auteur van het vredesinitiatief van 2002, blijven weg. Een van de redenen is het gebrek aan samenhang in politieke cultuur en onderhandelingstechniek tussen Israëli’s, Arabieren en Amerikanen. Israel en de VS zijn nooit ingegaan op het Arabische vredesinitiatief van 2002 dat normalisatie van de betrekkingen in het vooruitzicht stelde. Nu lijken de VS en het Kwartet zich het Arabische aanbod toe te eigenen, waarbij ze de eerste vereiste - het sluiten van een overeenkomst met de Palestijnen - naast zich neerleggen en zonder blikken of blozen nieuwe eisen naar voren schuiven. Zo is de eis op erkenning van het “bestaansrecht” van Israel voor Arabieren beledigend. Daarmee vraagt men iets wat de inpassing van een Joodse staat in het Midden-Oosten overstijgt. Men vraagt de Arabieren erkenning van de status quo. De Arabieren moeten het Zionisme omarmen alvorens Israel zijn expansie laat varen en vrede aanvaardt. Dat zijn zaken die men niet kan vragen.
Arabieren en Moslims die de Europese geschiedenis kennen kunnen aanvaarden dat het Europees antisemitisme de oprichting van een thuisland voor getraumatiseerde Europese Joden rechtvaardigt. Maar men mag hen niet vragen impliciet de gedwongen verdrijving van Palestijnse Arabieren te aanvaarden. Dat geldt ook voor de erkenning dat verzet daartegen verwerpelijk was en is. Voor de Palestijnen is de eis om een Joodse staat te erkennen nog voor de grenzen vastliggen een sluwe poging om hun akkoord te verwerven met de eenzijdige Israëlische gebiedsuitbreiding. Het feit dat de VS elke Palestijnse bekommernis over het Israëlische optreden afdoet als antisemitisme werkt dat in de hand. In plaats van in te gaan op de Arabische kritiek sporen de Amerikaanse onderhandelaars de Arabieren aan om gebaren van goede wil naar Israel te maken, om hen te helpen zich over hun op de Holocaust geïnspireerde politieke neurose heen te zetten en risico’s te nemen om tot vrede te komen. Maat dit beroep op Arabische psychotherapie voor Israëli’s stuit op ongeloof. Het etaleert Washington’s sympathie voor de Israëli’s en arrogantie ten opzichte van de Arabieren.
Het beroep op Arabische edelmoedigheid ter compensatie van Amerikaanse lafhartigheid overtuigt niet. Dat verklaart de afwezigheid van de Saudi’s en andere Arabieren. Zij zijn in voor waardige, formele besprekingen op basis van wederzijds respect (Arabisch: mufaawadhat), niet voor een partijtje sjacheren (Arabisch: musaawama). De Egyptische president Anwar Sadat reisde destijds naar Jeruzalem om een proces van mufaawadhat van de grond te tillen, net als het Arabische vredesinitiatief van 2002. Dat vroeg om weerklank in dezelfde toonsoort. Maar de Israëlische poging om te marchanderen wordt enkel als een beledigend gebrek aan meegaandheid opgevat. Dat zegt iets over de kwaliteit van de diplomatie. De Amerikanen hebben veel empathie en expertise over Israel, maar een tergend manco hieraan over de Arabieren. Het sterk militaristische karakter van het Midden-Oosten beleid van Amerika draagt nog bij aan de problematiek. Vroeger telde de Amerikaanse diplomatieke dienst heel wat Arabisten, mensen die begrip en empathie cultiveerden bij Arabische leiders. Nu moet men die met een lantaarntje zoeken. En dat belooft weinig goeds.