zondag 1 mei 2011

Hoe is het gesteld met de Arabische democratiseringsbeweging?

    
De afgelopen maanden maakten wij de Jasmijnrevolutie van medio december 2010 mee. We waren getuige van het Tahrir protest in Egypte van januari en februari (door Wikipedia eufemistisch de “Egyptische Revolutie (2011)” genoemd). We zagen hoe de aanhoudende protesten in Jemen de wereldpers nog nauwelijks halen en de door Saudische troepen neergeslagen opstand in Bahrein in de wereldpers compleet wordt doodgezwegen. Met de impasse in Libië lijkt de vaart uit de democratisering van het Midden-Oosten. Voor een schets van het verloop van de democratiseringsbeweging kijken wij terug naar het programma CrossTalk van 3 maart op het Russische satellietkanaal RT, waar Peter Lavelle discussieert met Rachael Alexander, Brendan O'Neill and John Laughland.


Enkele reacties op de uitzending zijn interessant. Zo meent Jane dat de Amerikaanse neoconservatieven graag een overheid zien die schatplichtig is aan de grote ondernemingen en de belangen van de Amerikaanse bevolking uit het oog verliest. Zij wijst tevens op het beleid van onder meer de staat Wisconsin, waar de overheid de vakbonden buitenspel zet. Cameron, die dan weer trots is op zijn land dat voor hem een baken in de wereld is, moet niets hebben van contraire TV-zenders als Al Jazeera (Doha), PRESSTV (Iran), en China News. Tegen de achtergrond van een verarmende Amerikaanse bevolking ergeren Alan en Beverly zich aan de uitspraken van Rachael Alexander over de aanwezigheid van auto’s en airconditioners in Amerikaanse huishoudens. Mike maakt een parodie van Obama’s verkiezingsslogan “Yes, we can!” Voor hem kunnen Amerikanen niet eens goede auto’s produceren.

In CrossTalk van 4 april discussieert Peter Lavelle met Tariq Ali, Bill Schneider en Don Williams over de vraag of het de Nobelprijs voor de Vrede was die president Obama inspireerde om bommen af te werpen op Libië. In de discussie schittert vooral Tariq Ali, die erop wijst dat Obama een war president is geworden. De president heeft dan wel twee oorlogen van zijn voorganger geërfd, maar door het zenden van 30.000 extra troepen naar Afghanistan de oorlog daar laten escaleren, om vervolgens een derde oorlog in een Moslimland te beginnen. De discussie geeft goed weer hoezeer de democratiseringsbeweging in het Midden-Oosten en Noord Afrika met de militaire interventie in de kiem dreigt te smoren.

maandag 25 april 2011

How Europe's Falling Behind Accelerates China's Rise

(article by guest author Frans-Paul van der Putten)

China is in the process of displacing Europe as the second most influential actor in international affairs. As a result the international appeal of political and economic liberalism is diminishing. This process affects Europe and weakens the global standing of the United States.

China is in the process of displacing Europe as the second most influential actor (behind the United States) in international affairs. Whether China will continue to emerge as a leading actor depends on its ability to maintain its political stability in the domestic sphere. A decline in China's stability remains a distinct possibility. However, if the country does succeed in moving along its present course, the consequences for the international system can hardly be over-estimated. China displacing Europe in terms of global influence signifies the end of the brief era of Western leadership that began only twenty years ago, when the Cold War ended. The ability of the West to shape the world in its image will be significantly smaller than it has been in the past two decades. The degree to which political and economic liberalism currently exists throughout the world is set to diminish. This, in turn, will speed up the rise of China relative to the United States.

China is becoming influential at the global level because it is prominent in both economic and security affairs, and it is able to closely integrate economic and security themes into its foreign policy. Europe's security policy is for the greater part neither unified nor independent, and therefore it is not integrated with its external economic policy. So whereas China can fully exploit its economic size and growth to achieve leverage in international affairs, Europe can do this only to a limited extent. Given the relative size of the Chinese and European economies, China will at some point have overtaken Europe in terms of its impact on international affairs.

In the past few years, China has become - besides the US - the most influential actor in the North Korean nuclear issue, in Myanmar (Burma), and in many respects also in Africa and with regard to climate change. Significant progress in terms of international stability with regard to Iran, Afghanistan, and South Asia, as well as the global economy, cannot be made without the participation of China. Europe remains a major player in terms of global economic stability and climate change, but its role in maintaining stability in Africa and the Middle East cannot keep up with China's new prominence.

It has often been said that Europe's future role in the world will be based primarily on its ability to be an example for others, and to provide the norms that shape international relations. However, it is precisely in this context that China is in a stronger position than Europe. Although the EU is an impressive example of regional integration, most countries have priorities other than regional integration. For developing countries, the Chinese experience of the past half century seems more relevant to their own situation than the sophisticated process of European integration. If China is a greater source of inspiration on development than Europe is, then this means that the state-centred development model is more attractive than the liberal development model. The result is that developing countries will increasingly favour a stronger role for government in the economy and less political freedom than is customary in Europe. Through this process, it is likely that China will have a growing impact on international norms, and Europe a decreasing one.

Of course this applies not just to Europe, but to the West in general. The diminishing role of Europe results in the West being less able to promote economic and political liberalism. Beijing will play a prominent part in international organisations, thereby diminishing their capability to advance liberalism. A US-China leadership of the international system - contrary to a Western leadership - will be ideologically neutral. At the same time, China's statist model will become more popular in the developing world. This is to the disadvantage of Western - including US - companies. As they find it harder to compete internationally, the economic power of both Europe and the US will be affected. China's rise will be further accelerated, also relative to the United States.

Frans-Paul van der Putten (BA and PhD in History from Leiden University) is a research fellow at the Clingendael Institute, The Hague, with previous research positions at Leiden University and Nyenrode Business University.

This article first appeared on Atlantic-community.org on September 7, 2010, where it yielded 9 comments.

Related articles
- "De oorlog in Libië: toneel van botsende geopolitieke belangen"
- "How superpower America tries to safeguard its dominant position"
- "Hoe grootmacht Amerika zijn dominante positie probeert te vrijwaren"
- "God bless America"
- "Wordt Europa de 3e wereldmacht?"

zondag 17 april 2011

De oorlog in Libië: toneel van botsende geopolitieke belangen

      

Sinds de jaren dertig, voorbode van de Tweede Wereldoorlog, zijn botsende economische en strategische belangen niet meer zo openlijk uitgevochten als vandaag in Libië. En dat onder het mom van “humanitaire interventie”. [1] Ruimschoots voor de totstandkoming van Veligheidsraadsresolutie 1973 had de VS al CIA-agenten naar Libië gestuurd. En het was de VS die het startschot gaf. Men moet niet naïef zijn: de strijd is het antwoord van het Westen op volksopstanden in grondstoffenrijke regio’s in de wereld en het begin van een uitputtingsslag tegen China, de nieuwe wereldrivaal. [2] De aanval wordt geleid door het Amerikaanse Africa Command, in 2007 opgericht om de lucratieve rijkdommen van de verarmde Afrikaanse bevolking veilig te stellen en de snel uitdeinende handelsbelangen van China in te dijken. [3]

De nieuwe rivaliteit tussen de grote mogendheden hangt samen met belangrijke verschuivingen in het economische machtsevenwicht in de wereld. Sinds 1895, na drie decennia ongekende economische groei na de Amerikaanse burgeroorlog, kent de VS het hoogste BBP in de wereld. Alle economische crises in de volgende honderd jaar ten spijt heeft het die positie weten te handhaven. Maar in 2010 is het door China ingehaald. De snelle opkomst van China gaat gepaard met toenemende Amerikaanse vijandigheid. In 2000 stonden West Europa, de VS en Japan nog in voor 72% van de wereldeconomie. Hoewel dit cijfer tien jaar eerder nog 80% bedroeg kwam de echte verschuiving in de tien volgende jaren met de opkomst van de BRIC-landen Brazilië, Rusland, India en China. In 2000 stonden die in voor 11% van de wereldproductie, in 2010 was dat al 27%. Deze ontwikkeling verklaart ook de verdeeldheid in de Veiligheidsraad over Resolutie 1973: de BRIC-landen en Duitsland onthielden zich van stemming.

Ook in Europa heerst verdeeldheid. Italië vreest door Groot-Brittannië en Frankrijk te worden geweerd van de “nieuwe” Libische olierijkdom en eiste dus dat de NAVO het commando overnam. De Britse regering  komt openlijk uit voor zijn ambities: nationale belangen vergen een grotere invloed op het wereldtoneel, Afrika is van strategisch belang. Voor William Hague, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, overstijgt het belang van de recente gebeurtenissen in Noord Afrika en het Midden Oosten zelfs die van de financiële crisis van 2008 en van 9/11. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft Europa zich kunnen ontwikkelen dankzij de nauwe samenwerking tussen Frankrijk en Duitsland. Maar vandaag staan de tegenstanders in twee wereldoorlogen niet meer schouder aan schouder, terwijl de opkomende BRIC-landen een andere koers varen dan de oude koloniale mogendheden. Deze tegenstellingen sluiten akkoorden in de toekomst niet uit, maar wijzen wel op toenemende geopolitieke spanningen, die, zoals de geschiedenis van de 20e eeuw leert, onvermijdelijk leiden tot oorlog tussen de grote mogendheden.

De ontwikkelingen gaan ook gepaard met toenemende druk op de internationale instellingen. Het “Programma voor Hervorming” dat Kofi Annan in 1997, direct na zijn aantreden als secretaris-generaal van de VN, presenteerde [4] bepleit naast het aanpakken van de bureaucratie een hervorming van de Veiligheidsraad, waar nog steeds enkel de wereldmachten van 1945 een permanente zetel hebben. Gegeven de veranderde geopolitieke machtsveranderingen bepleitte Annan de toekenning van permanente zetels aan nieuwe wereldmachten. Een belangrijke kwestie. Resoluties in de Algemene Vergadering van de VN hebben slechts een adviserend karakter, maar besluiten van de Veiligheidsraad zijn afdwingbaar. Met nieuwe permanente leden in de Veiligheidsraad moeten de grote mogendheden van 1945 hun macht in dit forum dus delen met nieuwkomers. Een natuurlijke gang van zaken in het wereldbeeld van vandaag, maar een ontwikkeling waar de VS zich moeilijk bij kan neerleggen.

Neoconservatieve critici in de VS beklagen zich over de “handboeien” van Resolutie 1973. [5] Khadaffi’s olievelden mogen niet worden aangevallen, zijn chemische wapens niet uit de weg geruimd. De Resolutie zou slechts een dun laagje internationale legitimatie voor een no-fly zone, een embargo en beperkte interventie voor het beschermen van Libische burgers betekenen, en landen als Rusland en China de mogelijkheid geven om de VS te betichten van overschrijding van het mandaat van “een vormeloze internationale gemeenschap” dat een duidelijk juridisch document moet voorstellen. De Amerikaanse critici pleiten er dus ongegeneerd voor de grenzen van de resolutie te negeren, of ze dubbelhartig verkeerd uit te leggen.

Maar de critici gaan zelfs verder. “De VN is even formeel als machteloos, overeind gehouden door een gigantische, verkwistende bureaucratie en verouderde rechtsregels, die enkel de grote mogendheden van vandaag verhinderen geweld te gebruiken om een echt einde te maken aan humanitaire crises zoals in de burgeroorlog in Ivoorkust. Het fundamentele principe van de VN is om de politieke integriteit en onafhankelijkheid van elk land uit te roepen, en inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van leden te verbieden. Voor de VN is Noord-Korea, het wreedste totalitaire regime ter wereld, de gelijke van de VS, dat meer dan welk land in de naoorlogse periode ook zich heeft ingespannen om vrijheid en democratie te beschermen.”

Deze verdwaasde Amerikaanse critici zien fundamentele gebreken in het VN Handvest: geweld kan alleen tegen een aanvaller, in het binnenland hebben staten het monopolie op geweld. Zij wijzen erop dat er geen wereldregering is die tussenbeide kan komen, en pleiten voor het legitimeren van geweld daar waar [dat] het welzijn van de wereld zou vergroten. Het is de hoogste tijd om het VN Handvest te vervangen door internationale rechtsregels die landen aanmoedigen om een einde te maken aan mensenrechtenschendingen, om falende staten te herstellen en schurkenstaten en terreurgroepen het hoofd te bieden. De VS en zijn bondgenoten moeten een Verbond van Democratieën stichten. Zo’n Verbond zou het zonder internationale bureaucratie of moeilijke regels over de inzet van geweld moeten doen. Het zou van geval tot geval collectief beslissen over [militaire] interventies, met gedeelde kosten. Landen als Rusland en China moeten worden geweerd tot zij een overeenkomstige wens uitspreken om globale verantwoordelijkheden te delen.

Moeten wij dan besluiten dat de VN “irrelevant” is geworden, zoals voormalig VS president George W. Bush het placht te zeggen? Leggen de BRIC-landen zich tandenknarsend neer bij de dominantie van de VS en zullen ze voldoende meewerken om te voorkomen dat de VS de Veiligheidsraad passeert? Het antwoord van de toch niet kinderachtige Amerikaanse minister van buitenlandse zaken onder president Bill Clinton, Madeleine Albright, is ronduit: nee! [6] Alle betrokkenen hebben belang bij de samenwerking. Rusland en China ontlenen heel wat invloed aan hun permanent lidmaatschap en kunnen de hegemonie van de VS in die positie goed onder controle houden. De Verenigde Naties is nog altijd de beste investering die de wereld kan maken om AIDS en SARS aan te pakken, om de armen te voeden, vluchtelingen te helpen, criminaliteit op wereldniveau aan te pakken, en de verspreiding van kernwapens te bestrijden, aldus Albright.

[1] Nick Beams: “The war on Libya: a new eruption of imperialist rivalry
[2] Geopolitiek in perspectief: Hoe grootmacht Amerika zijn dominante positie probeert te vrijwaren
[4] Wikipedia: “Verenigde Naties
[5] John Yoo, Robert Delahunty: "Mission Not Accomplished
[6] Madeleine K. Albright: “Think Again: The United Nations

vrijdag 8 april 2011

Enkele denkpistes van de Israëlische politieke elite

      

De Israëlische minister van defensie Ehud Barak, de Amerikaanse stafchef, admiraal Mike Mullen en luitenant-generaal Gabi Ashkenazi, stafchef van het Israëlische leger (vlnr)

Het veranderende geopolitieke landschap in het Midden-Oosten laat Israel niet onberoerd. Waar de democratiseringsgolf toe zal leiden blijft onduidelijk, maar het staat vast dat het gedaan is met de “stabiliteit” in de regio. De Israëli’s hebben zich altijd superieur gevoeld ten opzichte van de Arabieren, maar de recente ontwikkelingen geven hen te denken. Plotseling beseft men dat dit geen achterlijke mensen zijn, dat de Arabische wereld ook democratisch denkt, misschien wel democratischer dan Israel, dat altijd uitbazuinde dat het de enige democratie in het Midden-Oosten was. [1] Israel moet dus afrekenen met “democratische concurrentie” van de Arabische wereld, die in de internationale gemeenschap wint aan respect. Het land beseft dat de internationale druk om komaf te maken met de afgrendeling van Gaza en de bezetting van de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en de Golanhoogten [2] zal toenemen. Hoe denkt de Israëlische politieke elite zijn politiek leiderschap in de regio te kunnen handhaven? Welke denkpistes ontwikkelt men?

Status quo in Israel en verdediging tegen de Arabische democratische bedreiging

Begin maart liet defensieminister Ehud Barak in een interview met de Amerikaanse Wall Street Journal weten dat Israel zijn militaire uitgaven met $20 miljard zal moeten opvoeren om het hoofd te bieden aan “de bedreiging van de volksopstanden in de Arabische wereld.” [3] “Maar toch,” zo meende de minister, “Israel moet niet bang zijn voor de veranderingen in de regio of voor omvangrijke concessies in een nieuw vredesaanbod aan de Palestijnen. Wat er gebeurt is een historische aardbeving, een geïnspireerde ontwikkeling in de goede richting, naar moderniteit van de Arabische samenlevingen. Israel vreest echter dat nieuwe leiders in Egypte afstand nemen van het vredesverdrag van 1979, en dat tegenstanders als Iran en Syrië geen problemen zullen ondervinden van de onrust in de regio. Een kwalitatief militair overwicht van Israel wordt daarmee zowel voor ons als voor de VS essentieel. Een sterk, verantwoordelijk Israel kan als stabilisator optreden in deze turbulente regio”, aldus Barak, die liet aanvoelen dat de injectie in het Israëlische leger van de VS zal moeten komen.

Men mag zich afvragen of de VS, dat toch al $3 miljard bijdraagt aan de Israëlische defensiebegroting, nog bereid en in staat is om zijn militaire steun te verdubbelen. Een eerste versie van het artikel laat Barak vragen om “kwalitatieve militaire steun voor Israel”, welke woorden in een tweede versie worden gecorrigeerd naar “kwalitatief militair overwicht van Israel”. De Wall Street Journal [4] behoort sinds 2007 tot het nieuwsimperium van Rupert Murdoch, waar ook het uiterst neoconservatieve Fox News Channel toe behoort. Murdoch staat erom bekend dat hij nog wel eens zijn persoonlijke, politieke en zakelijke vooroordelen via zijn kranten en TV-stations doordrukt.

Federatie

Het model vertrekt van twee staten: Israel binnen de grenzen van 1967, en Palestina bestaande uit de Westelijke Jordaanoever en de Gaza strook. Deze staten zouden samen een federatie vormen, bijvoorbeeld genaamd de Middle East Union (MEU) [5], met Jeruzalem als gezamenlijke hoofdstad, naar het model van Washington DC. Elk land in de MEU blijft soeverein, maar burgers mogen waar dan ook in de unie wonen en werken. Palestijnen mogen zich dus onbeperkt vestigen in Israel, maar zijn daar onderworpen aan het Israëlisch recht. Omgekeerd zouden Israëli’s, inclusief de kolonisten, zich mogen vestigen in Palestina, maar zich moeten onderwerpen aan Palestijnse wetten, en dit alles binnen het kader van overkoepelende MEU overeenkomsten. Het plan een Palestijnse staat uit te roepen op basis van de grenzen van 1967 kan het vertreksignaal zijn voor dit model, aldus de aanhangers.

Deze denkpiste is gebaseerd op de gedachte dat de bezetting van Palestijns gebied virtueel voltooid is en Israel als staat begint aan een periode van consolidatie. De aanhangers trekken de vergelijking met de ontstaansgeschiedenis van de VS, waarbij de lokale bevolking werd gemarginaliseerd. Ook Israel heeft reservaten voor “inboorlingen” gesticht, enclaves waar de inwoners niet dezelfde politieke rechten hebben als de inwijkelingen. Amerikaanse Indianen kregen pas in 1924 burgerrechten, nadat zij als volk drastisch waren “uitgedund”. Israel is echter niet van plan de Palestijnen burgerrechten te verlenen. Maar dat kan veranderen, mits de Palestijnen hun verzet tegen de Israëlische bezetting opgeven en een eed van trouw aan de staat Israel tekenen. Linkse Israëlische politici menen dat een dergelijke ontwikkeling alleen maar de verdere uitbouw van een Israëlisch apartheidsregime kan versterken en verwerpen dit idee.

Annexatie

Nu de besprekingen nog maar weer eens in een impasse zitten zijn de Palestijnse leiders van plan in september eenzijdig de staat Palestina uit te roepen en in de VN daar internationale erkenning voor te vragen. Hun campagne kwam recent in een stroomversnelling toen tal van Latijns-Amerikaanse landen de erkenning van een Palestijnse staat aanboden. Het Palestijns initiatief moet het echter nog altijd zonder steun doen van de VS en West-Europa. Internationale erkenning van een Palestijnse staat verandert misschien weinig aan de huidige situatie, maar zou ontegenzeggelijk Israel verder isoleren en de druk om zich uit de bezette gebieden terug te trekken verder opvoeren. Maar Tel Aviv blijft niet bij de pakken neerzitten: de ambassadeurs hebben opdracht gekregen op het hoogste niveau te protesteren tegen de Palestijnse pogingen erkenning te krijgen voor een eigen staat. [6]

Gaat het toch die kant op, dan overweegt Israel de annexatie van belangrijke nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever [7]. Israel heeft vier decennia lang afgezien van zo’n diplomatiek explosieve stap. Dat men daar nu toch aan denkt bevestigt hoezeer men zich zorgen maakt over het Palestijnse plan. Maar het antwoord van Israel kan ook andere maatregelen inhouden, zoals het beperken van de levering van drinkwater en van het gebruik van Israëlische havens. Israel zegt ook te werken aan een plan voor een eiland voor de kust van Gaza voor de bouw van een Palestijnse lucht- en zeehaven. Daarmee zou Israel alle banden met het Gaza van het verfoeide Hamas kunnen verbreken. Maar zo’n plan lijkt weinig geloofwaardig. Israel heeft immers zijn oog laten vallen op de Palestijnse offshore gasvelden voor de kust van Gaza [8].

De Jordaanse oplossing: samenvoeging van de Westelijke Jordaanoever en Jordanië

De Israëlische historicus Tom Segev meent [1] dat Israel het enige ondemocratische gebied in een democratische regio zou kunnen worden. Dat zet druk op de manier waarop Israel met de Palestijnen omgaat. Netanyahu wil geen Palestijnse staat en hij wil ook de nederzettingen in de bezette gebieden niet opgeven. Bij toenemende buitenlandse druk is dat onhoudbaar. Segev bevestigt dat de Palestijnen nauwe banden hebben met Jordanië. Daar blijft het relatief rustig, maar dat kan veranderen. Een Jordaanse minister noemde onlangs een soldaat die in 1997 zeven Israëlische meisjes doodschoot een held. Koning Hussain kwam destijds persoonlijk naar Israel om de families vergiffenis te vragen. Maar nu zien we een breuk in onze relaties.

Segev meent dat een revolutie in Jordanië voor Israel geen enkel probleem oplevert, integendeel. Valt de corrupte Jordaanse monarchie, dan zou dat de ideale kans zijn om het Israel-Palestina conflict op te lossen. De Westelijke Jordaanoever en Jordanië zouden dan immers kunnen worden herenigd. Er is al een Palestijnse meerderheid in Jordanië, en er is genoeg ruimte voor iedereen, aldus de historicus.

[1] Interview van Juliane von Mittelstaedt met de Israelische historicus Tom Segev in Der Spiegel: “The Ideal Opportunity to Solve the Israeli-Palestinian Conflict
[2] Wikipedia: "Golanhoogten"
[3] Richard Boudreaux en Bill Spindle: “Israel Considers Military 'Upgrade'
[4] Wikipedia: “Wall Street Journal
[5] Fred Schlomka: “The End of the Palestinian State?
[6] MO: "Israël waarschuwt voor erkenning Palestina"
[7] Amy Teibel: “Israel West Bank Annexations Considered
[8] Geopolitiek in perspectief: “Israel laat zijn oog vallen op de Palestijnse offshore gasvelden

vrijdag 1 april 2011

Hoe Amerika zijn invloed in het Midden-Oosten verliest

   

Zoals in een vorig artikel [1] uiteengezet ziet Israel in de democratiseringsbewegingen in het Midden-Oosten niets dan bedreigingen. Het vreest een verlies aan “stabiliteit”. Naar de buitenwereld toe blijft Israel het bekende zelfvertrouwen uitstralen, maar in kleine kring lijkt de twijfel toe te slaan. Het ziet hoe de VS, waarmee het zulke nauwe en speciale banden onderhoudt, aan macht in de regio inboet. Het zegt dan wel genoopt te worden allianties te zoeken met andere grote mogendheden, maar beseft dat het absoluut niet zonder de gigantische economische, militaire en politieke steun van de VS kan. Maar heeft Israel gelijk? Verliest Washington invloed in het Midden-Oosten?

Het lijkt erop dat Obama ook op het wereldtoneel veel van zijn politiek kapitaal [2] heeft verbruikt. Bij zijn aantreden had hij nochtans grote verwachtingen gewekt. Inmiddels heeft hij zich echter ontpopt als een politicus die zich nog rechtser dan Bush opstelt, en nog sterker op de bres staat voor Israel. Zijn eerste veto in de Veiligheidsraad trof de Palestijnse resolutie die het Israëlische nederzettingenbeleid veroordeelt. Op tragikomische wijze geeft Obama daarmee het wereldleiderschap van Washington op. [3] In de dagen van Bush zou zo’n veto minder beladen zijn geweest. We wisten niet beter, en de sleet op de economische, militaire en diplomatieke slagkracht van de VS was toen nog niet evident. Maar deze zoveelste steunbetuiging aan Israel wordt in het roerige Midden-Oosten van vandaag net zo opgevat als de Amerikaanse steun aan het apartheidsregime in Zuid-Afrika destijds. De val van Moebarak heeft misschien een Amerikaans handvat tegen de Palestijnen weggenomen, maar Obama’s aarzeling, ingegeven door zijn pro-Israel belangen, heeft zijn geloofwaardigheid in de regio er niet op vergroot.

Met zijn veto trotseerde de VS niet minder dan 130 ondertekenaars. Na het getouwtrek van Washington om de indiening tegen te houden heeft dit veto verstrekkende gevolgen. Met het veto geeft de VS zich over aan Netanyahu. Bondgenoten zien er een signaal in dat de VS hen onder druk van een machtige binnenlandse lobby passeert. De bekommernis voor democratie en internationaal recht geldt kennelijk niet voor zichzelf en Israel. Het veto toont hoezeer het Midden-Oosten beleid van Obama zich conformeert aan dat van zijn voorganger Bill Clinton, die de nederzettingen niet langer “onwettig” noemde, maar “weinig inschikkelijk”. Met de Oslo-akkoorden, waarmee Israel de relaties met het grootste deel van Arabische, Islamitische en niet-gebonden wereld normaliseerde, raakten de Palestijnen veel van hun toch al niet zo omvangrijke machtspositie kwijt, in ruil voor een eindeloos “vredes”proces. Zodra de nederzettingen naar het oordeel van het machtigste land ter wereld niet meer “onwettig” waren stond Israel niets meer in de weg om de sluipende annexatie van Palestijns gebied op de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem voort te zetten.

Toen de Palestijnen in meerderheid beseften dat gewapend verzet tot niets leidde bleef alleen een beroep op het internationaal recht over. De Palestijnse missie bij de VN vroeg aandacht voor het geheel van VN resoluties en internationale conventies tegen de bezetting en de nederzettingen. De ondertekenaars van de Vierde Conventie van Genève, het Internationaal Gerechtshof en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, fora waar de VS geen vetorecht heeft, steunden het Palestijnse standpunt. Israel maakte zich daar natuurlijk grote zorgen over. Vandaar dat de regering Clinton kwam met de vondst die nu ook door Obama wordt gehanteerd: men kan het internationaal recht gerust negeren, de Palestijnen moeten met Israel maar een deal sluiten. Een absurd standpunt, alleen al vanwege de ongelijke machtsverhoudingen tussen de partners in peace. Na de WikiLeaks onthullingen kunnen de Palestijnse onderhandelaars niet meer doen alsof de VS een honest broker is. Men zal elders steun moeten zoeken.

Na het mislukken van hun resolutie zullen de Palestijnen wel een wereldwijde campagne op touw zetten waarin de Amerikaanse onderdanigheid aan Israel in de verf wordt gezet. In de VN liet spreker na spreker weten dat men Palestina in september graag als volwaardig VN lid verwelkomt. Een diplomatieke manier om duidelijk te maken dat men niet terugschrikt voor een volgende confrontatie met Washington. Dat versterkt de positie van Israel niet. Verwerpt het een Palestijnse staat, dan stelt het zich bloot aan internationale sancties. De EU is voor Israel een veel belangrijker handelspartner dan de VS, en de Europese publieke opinie staat veel meer open voor zulke maatregelen. Europese politici komen dus onder publieksdruk om Israel verder te isoleren, en onder Amerikaanse druk om daarvan af te zien. Na het incident met het Turkse hulpschip naar Gaza is Israel heel wat vrienden in de Moslimwereld kwijtgeraakt. Er zullen wel geen Arabische marsen op Tel Aviv worden georganiseerd, maar we gaan zeker naar een koudere vrede, met minder medewerking om de grens tussen Gaza en Egypte te bewaken en hernieuwde druk om tot een kernwapenvrije zone in het Midden-Oosten te komen.

De Palestijnen zullen er alles aan doen om de VS en Israel te isoleren. Men kan de ondertekenaars van de Conventie van Geneve bijeenroepen, of beter nog de speciale VN Uniting For Peace zitting. [4] Hoe meer Washington geïsoleerd raakt wegens zijn unfaire verdediging van Israel, hoe minder regeringen in de regio het zich kunnen veroorloven met de VS samen te werken. Daarmee komen ook Amerikaanse militaire bases in de regio op losse schroeven. Obama heeft heel wat internationale goodwill verloren. Het veto, samen met het lauwe en trage antwoord op de opstanden in Egypte, Tunesië en Bahrein, compliceerde ook het antwoord van de VS op de burgeroorlog in Libië. Nu de VS schoorvoetend meewerkt aan de no-fly zone blijft de wereld met grote vragen zitten. Waarom treedt de VS wel op tegen Libië, maar niet tegen Bahrein en Jemen? Waarom verhindert de VS dat honderden Libiërs vanuit de lucht worden afgeslacht, maar levert het tegelijk de gevechtsvliegtuigen, drones, bommen en granaten waarmee Israel duizenden Palestijnen ombrengt? Dat de VS aanvalsvluchten tegen Libië uitvoert om de opstandelingen te beschermen zal men wel aannemen, maar men denkt ook dat het dat doet op aandringen van Israel.

Israel heeft dus gelijk om zich zorgen te maken. Het Westen en Israel zullen onder ogen moeten zien dat het fundament onder hun “stabiliteit” onherroepelijk is uitgehold. Met de liberalisering van de handel in Arabische olie en gas komt er een einde aan het door de VS gedomineerde hegemonische systeem. [5] Dat Israel zijn functie als bruggenhoofd in dit systeem verliest en daarmee de onvoorwaardelijke steun van de VS is dan nog maar een kwestie van tijd. Voor zijn verkiezing leek Obama zich ervan bewust dat de ster van Amerika in de wereld aan het verbleken is. Als president raakte hij echter in de greep van de oliemaatschappijen en het militair-industrieel complex. Het pleidooi van Obama voor een “ordelijke overdracht van de macht” in Egypte was niet meer dan een poging om het einde van de Amerikaanse dominantie in het Midden-Oosten zo lang mogelijk uit te stellen. Maar de geest is uit de fles, de democratiseringsgolf is niet meer te stoppen. Aan elke fundamentalistische ideologie komt een eind. Dat geldt ook voor het Zionistische fundamentalisme in Israel, dat op termijn alleen maar co-existentie kan nastreven met de democratische bewegingen in de wijde regio.

[1] Geopolitiek in perspectief: “Wat betekenen de veranderingen in het Midden-Oosten voor Israel?
[2] zie noot [2] in het artikel “Barack Obama, wankelmoedig, maar ook naief en cynisch?
[3] Ian Williams: “Obama Surrenders on Settlements
[4] een zitting onder resolutie 377; de VS diende deze resolutie in om een Sovjetveto te omzeilen ten tijde van de Koreaanse oorlog, zie Wikipedia: “Resolutie 377 Algemene Vergadering Verenigde Naties
[5] Mohssen Massarrat: “A System Turned Upside Down

donderdag 24 maart 2011

Wat betekenen de veranderingen in het Midden-Oosten voor Israel?

      

De Arabische wereld is volop in beweging. De revolutie in Tunesië heeft een einde gemaakt aan de oppermachtige Ben Ali, en met het vertrek van Moebarak dienen ook in Egypte zich veranderingen aan. Het tijdperk van de ongebreidelde overheersing van de Arabische wereld lijkt aan zijn slotscène toe te zijn. De Ben Ali’s, Moebaraks, Bouteflika’s, Saleh’s, en Khadaffi’s verdwijnen van het toneel. Na tientallen jaren van door het Westen gesteunde despotische regimes lijkt de Arabische bevolking vastbesloten om hun samenleving te democratiseren. De ironie van deze ontwikkeling is dat deze niet alleen de Westerse democratieën voor grote problemen plaatst, maar ook Israel. De vreugde bij Obama, Merkel, Sarkozy, Cameron en Netanyahu over de democratiseringsgolf in het Midden-Oosten valt immers in het niet bij hun zorgen over het verlies aan “stabiliteit”. Een paradox die nog eens wordt bevestigd in de kop “We miss Mubarak!” in de Israëlische krant Haaretz. [1]

In officiële uitspraken lijkt Israel zich weinig zorgen te maken. Het ziet wel dat er een ander Midden-Oosten ontstaat, maar probeert de fenomenen vooralsnog af te doen als “plein-o-cratie” [2], of de overdracht van de macht van regeringen naar de massa’s op straat. Het ziet de machthebbers die vrezen dezelfde weg op te gaan als Ben Ali en Moebarak zich “buigen voor de volkse eisen”, maar stelt dat men nog maar moet afwachten wie op de lange termijn in deze landen aan de macht komt, welke koers die gaat varen en welk type “vrijheid” dan ontstaat. Het voorziet vooral een lange periode van onzekerheid en instabiliteit, waarin Israel te maken krijgt met “een uiterst volatiele omgeving en zijn oude vertrouwde uitgangspunten over zijn relaties met zijn buurlanden opnieuw moet bekijken.” Allemaal mooie verhalen, waarmee Israel echter niet het achterste van zijn tong laat ziet. Hoe kijken de machthebbers in Israel dan wel aan tegen de ontwikkelingen in het Midden-Oosten?

Met de Arabische opstanden in volle gang vond in het Midden-Oosten een evenement plaats dat inzicht geeft in deze kwestie: de elfde Herzliya Conference [3] in Israel, een jaarlijkse vaste waarde voor politici en militairen. [4] Vanzelfsprekend werd de betekenis van de recente gebeurtenissen druk besproken. Wat het meest opviel was hoeveel invloedrijke actoren zich bekreunen over het vooruitzicht van meer democratisch bestuur in het Midden-Oosten. Westerse staatslieden, die met de mond de veranderingen toejuichen, maar intussen wel nauwe banden onderhouden met “stabiele” dictaturen in de Arabische wereld, vrezen dat democratie tot een onbehaaglijke janboel leidt. En de elite uit de regio vreest voor zijn hachje: de leiders in Jordanië, Marokko en Algerije proberen allemaal met een serie concessies de protesten onschadelijk te maken. De plotselinge vrijgevigheid van de Saudische monarchie naar zijn burgers bewijst hoezeer men zich zorgen maakt.

De primaire vrees van Israel is dat een nieuwe regering in Cairo aan de publieke druk toegeeft en een einde maakt aan de afgrendeling van Gaza. In zo’n scenario zou het Israëlische leger de Philadelphi Corridor [5] in het Zuiden van Gaza opnieuw moeten bezetten en daarmee bewijzen dat het Gaza behandelt als een open gevangenis. Maar Israëls zorgen gaan verder, getuige de discussies tussen internationale figuren als NAVO secretaris-generaal Anders Fogh Rasmussen, de Britse minister van defensie Liam Fox en de voormalige chef van de Amerikaanse nationale veiligheidsraad generaal James Jones. Israëlische delegatieleden verkondigden dat de VS aan macht in de regio inboet als het zo maar mensen als Hosni Moebarak, die toch garant stond voor stabiliteit, laat vallen en zich lijkt neer te leggen bij onvoorspelbare politieke veranderingen. Waarbij Israel mogelijk zijn horizon moet verleggen en allianties zoeken met invloedrijke landen als China, Rusland, India, Zuid-Afrika, Brazilië en zelfs Azerbeidzjan.

Van Israëlische zijde werd bovendien lauw gereageerd op het pleidooi van generaal James Jones om werk te maken van een rechtvaardige vrede met de Palestijnen. “Passiviteit kan leiden tot een herhaling van Egypte op de straten in buurlanden. Krijgen de extremisten de overhand, of halen de gematigden die een twee-staten oplossing voorstaan het? Wij zouden wel eens voor de belangrijkste kwestie van nationale veiligheid in ons tijdsgewricht kunnen staan. Falen wij, dan zal de geschiedenis ons niet vergeven”, aldus de generaal. Maar volgens Amos Gilad, directeur politiek-militaire zaken van het Israëlische ministerie van defensie, gaan in het Arabische Midden-Oosten democratie en stabiliteit niet samen. [6] “Vrije verkiezingen brengen alleen maar extremisten aan de macht”, aldus Gilad. Een visie die lijkt te worden gedeeld door de Israëlische politieke elite en weinig uitzicht biedt op veranderingen op de korte termijn, zelfs terwijl de regio een fundamentele gedaanteverwisseling ondergaat.

Maar er zijn ook andere geluiden. Israel heeft al zijn eieren in het mandje van de Arabische dictators en autocraten gelegd. [7] Het heeft Moebarak, die een sleutelrol speelde in de afgrendeling van Gaza en in de wurggreep op Hamas, door dik en dun verdedigd. Het heeft 40 jaar geleden Iran verloren omdat het al zijn eieren legde in het mandje van de Shah. En het heeft recent Turkije verloren vanwege de moord op negen activisten aan boord van een hulpschip naar Gaza. En nu lijkt het Egypte te verliezen, een buurland dat dankzij het vredesakkoord van Camp David eind 70er jaren Israel in staat stelde zijn superioriteit in de regio te versterken en het officiële Arabische staatssysteem te ondermijnen. Welke regeringen ook voortkomen uit het puin van de Arabische autoritaire regimes, ze zullen een assertief buitenlands beleid voeren dat de Israëlische hegemonie en voortgaande kolonisatie van Palestijns gebied betwist. In Libanon heeft Israëls aartsvijand, de Shia beweging Hezbollah, zijn greep op de macht versterkt. [8] En gegeven de stemming onder het volk kan Jordanië zich niet veroorloven te worden gezien als helper van Israel.

Daar komen de problemen met Europa nog bij. Netanyahu was blijkbaar nogal aangeslagen door het kordate antwoord van de Duitse Bondskanselier Merkel, toen hij haar tot de orde wilde roepen omdat zij zich had aangesloten bij Groot-Brittannië en Frankrijk in hun steun aan de recente Palestijnse VN resolutie die de nederzettingen veroordeelde. De resolutie, die door alle tien niet-permanente leden en vier van de vijf permanente leden werd gesteund, werd overigens door een veto van het vijfde permanente lid, de VS, getorpedeerd. In plaats van zich te verontschuldigen hekelde Merkel Netanyahu wegens zijn onverzoenlijkheid in het vredesproces. Een gevoelige terechtwijzing, Duitsland is immers traditioneel Israëls meest toegeeflijke Europese bondgenoot. Het verlies van Europese steun, in combinatie met het misnoegen van de VS, zou wel eens problemen kunnen betekenen voor Israel met het Kwartet, de internationale groep landen die leiding geeft aan het vredesproces en waar ook Rusland en de VN toe behoren.

Goed ingelichte kringen melden dat de Israëlische premier Netanyahu recent nogal neerslachtig is. De twijfel lijkt te hebben toegeslagen. “Wij verkeren in uiterst moeilijke internationale omstandigheden”, aldus citeert Haaretz zijn opmerking in het kabinet tegen ministers die de bouw van nederzettingen nog wilden versnellen. “We moeten oppassen.” Recent opinieonderzoek leert dat Israel het laagst in de wereld scoort op populariteit, slechts 21% kijkt positief aan tegen het land. Volgens geruchten verklaart dit de mysterieuze koerswijziging van de premier. Als Netanyahu zich realiseert dat hij de internationale goodwill heeft verspeeld komt hij daar wel laat achter. Na hardnekkig elk pleidooi om de bouw van nederzettingen te bevriezen naast zich te hebben neergelegd zodat onderhandelingen uitgesloten waren lijkt hij nu alsnog te werken aan een initiatief voor een gefaseerde stichting van een Palestijnse staat. Bronnen bevestigen dat Amerikaanse functionarissen hem al hebben gewaarschuwd dat zo’n vredesplan “dramatisch” moet zijn. We wachten af…

[1] Mohssen Massarrat: “A System Turned Upside Down
[2] Ehud Yaari: “The Arab Revolutions: An Israeli Perspective
[3] Institute for Policy and Strategy (IPS): “2011 Herzliya Conference
[4] Paul Rogers: “The Arab rebellion: perspectives of power
[5] Oscar Garschagen: “Palestijnen massaal op bezoek in Egypte
[6] zie ook het citaat van Alan Silverleib "… waar de hete politieke retoriek botst met de koude militaire realiteit…” in het artikel “Het domino effect van de opstand in Tunesië
[7] Fawaz A. Gerges: “Arab unrest: Winners and losers
[8] Jonathan Cook: “Netanyahu’s illusory peace plan: Israel cornered on every front

zaterdag 19 maart 2011

Het Amerikaanse Imperium: project van Democraten en Republikeinen

    

De eerste jaren na de Koude Oorlog heerste in Amerika een intens gevoel van optimisme over de toekomst. Twee befaamde artikelen van prominente neoconservatieven plaatsten dit gevoel in een context. Francis Fukuyama stelde dat de Westerse democratie, dat het communisme en fascisme had verslagen, moest worden beschouwd als de “ultieme regeringsvorm” [1]. De auteur meende dat daarmee grootschalige conflicten tussen de grote mogendheden “van het toneel [zouden] verdwijnen”. Charles Krauthammer, die stelde dat de VS de Koude Oorlog was uitgekomen als veruit het machtigste land ter wereld, vond dat de Amerikaanse leiders niet terughoudend moesten zijn in het gebruik van die macht “om een unipolaire wereld te leiden, en niet moesten schromen de regels van de wereldorde op te stellen en die af te dwingen” [2]. De afgelopen twintig jaar heeft het Amerikaanse beleid de aanbevelingen van Fukuyama en Krauthammer gevolgd, met desastreus resultaat [3].

Sinds 1989 is de VS twee op de drie jaar in oorlog. Een land dat bijna voortdurend in oorlog is bouwt een machtige defensiebureaucratie op. Burgerlijke vrijheden komen in het gedrang en leiders kunnen moeilijk ter verantwoording worden geroepen. Op het wereldtoneel gaat het een meedogenloos beleid voeren dat men eerder associeert met dat van niets ontziende dictators. De afgelopen decennia zijn in Amerika zaken als moordaanslagen, uitlevering en martelpraktijken gemeengoed geworden. De VS blijft verwikkeld in de slepende oorlogen in Afghanistan en Irak die het niet kan winnen, ondanks de propagandapraatjes dat de surge in Irak heeft gewerkt en model kan staan voor Afghanistan. En elders was het Amerikaans buitenlands beleid al even desastreus. De pogingen om Iran te bewegen af te zien van uraniumverrijking zijn mislukt. De VS heeft niet kunnen voorkomen dat Noord-Korea kernwapens verwierf en is er niet in geslaagd het land te dwingen die op te geven. Elke Amerikaanse regering na de Koude Oorlog heeft gefaald in het Israel-Palestina conflict: met de de facto annexatie van de Westelijke Jordaanoever en Gaza bij Groot-Israel woekert het probleem voort.

De conclusie moet luiden dat de VS na de Koude Oorlog een totaal verkeerd buitenlands beleid voert. Alles stond in het teken van mondiale dominantie, van wereldhegemonie. Een beleid dat niet alleen gedoemd was te mislukken, maar ook averechts kon werken als het teveel zou steunen op militaire macht. De voorstanders van deze imperialistische strategie menen dat de VS het recht en zelfs de plicht heeft zich te mengen in het beleid van andere landen. Waar een nuchtere analyse wijst op het gevaar van vervreemding, vertrouwde Washington erop dat het buitenland, uitgezonderd “schurkenstaten” als Iran en Noord-Korea, de VS als een goedaardige heerser zou zien die hun belangen dient. Neoconservatieve beleidsmakers hebben de neiging de traditionele bondgenoten en internationale instellingen te minachten. Men verbreidt democratie door de heersende tiran af te zetten, langdurige opbouw van zo’n land is niet nodig, aldus deze denkers. Hoewel vrijzinnige beleidsmakers evenzeer het Amerikaanse leger inzetten om de zaken naar hun hand te zetten, zij beseffen dat er grenzen zijn aan de militaire macht. Ook deze beleidsvisie wil dat de VS over de wereld heerst, maar ziet een rol weggelegd voor bondgenoten en internationale instellingen.

Het buitenlands beleid van Bill Clinton was evenzeer gericht op werelddominantie, zij het dat de Amerikaanse militaire macht terughoudend werd ingezet. Dat veranderde onder de neoconservatieve regering Bush, die vertrok van een totaal verkeerde interpretatie van de bedreigingen na 9/11 en overschatte wat militaire macht in de wereld van vandaag vermag. Zo werden Washington’s inspanningen om de wereld te overheersen doorkruist en Amerikaanse waarden en instellingen op het thuisfront ondergraven. De president overdreef de dreiging van het terrorisme en kon maar niet begrijpen waarom Al Qaida zich zo kwaad maakte op de VS. Fouten die leidden tot beleid dat de problemen alleen maar verergerden. In de nasleep van 9/11 werd terrorisme afgeschilderd als een existentiële bedreiging. Bijna elke verzetsgroep in de wereld was de vijand die moest worden geëlimineerd. De VS moest de global war on terror winnen. Landen als Iran, Irak en Syrië werden ervan beschuldigd terroristen onderdak te verschaffen en hen mogelijk van massavernietigingswapens te voorzien. Met deze “schurkenstaten” moest dus worden afgerekend.

De inschatting van het terrorismeprobleem was fout in elk opzicht. De regering Bush had geen idee van de motieven van Al Qaida, of waarom het buitenland zich zo opwond over de VS. De hypothese dat Al Qaida optrad tegen onze Westerse waarden is door wetenschappelijk onderzoek ontkracht: deze groepen viseren Amerika vanwege zijn Midden-Oosten politiek. Het antiamerikanisme wordt gevoed door de steun van Washington voor de manier waarop Israel de Palestijnen behandelt, de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in Saudi Arabië sinds de Golfoorlog van 1991, de steun aan repressieve regimes zoals dat in Egypte, de Amerikaanse sancties tegen Irak na de eerste Golfoorlog die naar schatting vijfhonderdduizend Iraakse mensenlevens heeft gekost, en de Amerikaanse invasie en bezetting van Irak. Men moet weinig geloof hechten aan het verhaal dat Al Qaida tegen de VS ten oorlog trok uit afschuw voor Amerikaanse waarden. De 9/11 Commissie bevestigt dat Khalid Shaikh Mohammed, de “architect” van 9/11, werd gemotiveerd door het Israel-Palestina conflict, niet door “haat tegen de Amerikaanse levensstijl”, en Bin Laden vooral door de Amerikaanse steun voor het Israëlische optreden tegen de Palestijnen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat president Bush deze uitleg van 9/11 verwierp. Met een aanvaarding zou hij immers erkennen dat de VS in belangrijke mate zelf verantwoordelijk was voor de tragische gebeurtenissen die dag. Door blind te blijven voor de realiteit kon de regering Bush daar geen lessen uit trekken. Men spiegelde zich voor dat het terrorisme als bij toverslag zou verdwijnen door de Arabieren en Iraniers democratie en Westerse waarden bij te brengen. “Stabiele en vrije volkeren brengen geen moorddadige ideologieën voort”, aldus de president. Gegeven de Amerikaanse militaire overmacht en de democratisering van de wereld moest het tamelijk eenvoudig zijn om de Arabische en Moslimwereld te herscheppen naar het beeld van Amerika. De regering Bush zat er natuurlijk naast. Men miskende de grenzen van wat de Amerikaanse militaire macht vermag om het Midden-Oosten te transformeren.

Het Amerikaanse Imperium werd uitgebouwd, verheerlijkt en gerechtvaardigd door zowel Democraten en Republikeinen. In 1914, het jaar waarin hij Mexico bombardeerde, zei Thomas Woodrow Wilson, de 28e Amerikaanse president, studenten aan de Naval Academy dat de VS zijn marine en leger gebruikt als instrument van beschaving, niet van agressie. En in 1992 hield Bill Clinton studenten aan West Point voor: “De waarden die u hier heeft geleerd … kunnen zich nu door het land en door de wereld verspreiden.” [4] Op 20 januari 2009 trad Barack Obama aan als 44e president van de Verenigde Staten. Amper negen maanden later kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede. Op de keuze van het Nobelprijs-comité, dat verklaarde dat Obama een “nieuw klimaat heeft geschapen in de internationale politiek”, kwam direct veel kritiek [5]. Na ruim twee jaar presidentschap heeft Obama het grootste deel van zijn politieke kapitaal [6] verbruikt zonder ook maar iets van zijn campagneslogans“Yes we can” en “Change we can believe in” te hebben kunnen waarmaken. In zijn Cairo speech van 4 juni 2009 citeerde de president nog de woorden van Thomas Jefferson, de 3e president van de Verenigde Staten: “Ik hoop dat onze wijsheid met onze macht meegroeit en ons leert dat hoe minder wij onze macht gebruiken, hoe groter die zal zijn.” [7] Het wordt steeds duidelijker dat Obama deze gelofte niet zal inlossen.

[1] Francis Fukuyama, “The End of History?”, The National Interest (Summer 1989); zie ook Wikipedia: “The End of History and the Last Man
[2] Charles Krauthammer, “The Unipolar Moment,” Foreign Affairs 70, no. 1 (1990/1991); zie ook Wikipedia: “Charles Krauthammer
[3] John J. Mearsheimer: “Imperial by Design
[4] Howard Zinn: “Empire or Humanity? What the Classroom Didn't Teach Me About the American Empire
[5] NRC discussie: “Krijgt Obama terecht de Nobelprijs voor de Vrede?
[6] Geopolitiek in perspectief: “Barack Obama: wankelmoedig, maar ook naïef en cynisch?
[7] Geopolitiek in perspectief: “Must read: “A People's History of the United States   

maandag 14 maart 2011

The Plight of the Roma Minority of Eastern Europe: Everyone’s Problem

(article by guest author Anamaria Tamas)

The East European Gypsies have been socially and economically marginalized in their home countries during communism, however the recent deportations from France and Italy are reinforcing their alienation in Western Europe as well.

In a recent article published in the New York Times, a Romanian woman of Roma ethnicity is described as “delighted” upon learning that she has a new grandchild from her daughter, who is ten years old. That is, the daughter and new mother is ten, not her newborn baby. The happy grandmother then expresses her incomprehension at the society’s deprecating outcry regarding her Roma lifestyle and customs, which simply value young brides and scores of children [1].

To most Westerns who are confronted by such imponderable backwardness, it is hard to retain any compassion or sympathy for the Gypsies; one inevitably recoils in disgust when accosted by feral Gypsy women on the streets of European metropolises, who are dressed in long and patterned skirts, loaded with dirty sucklings and/or orbited by their impish children while pathetically nagging for money. What is it about this minority –once the bohemians and clairvoyants of Europe- that supposedly makes them eschew education, society and civilization to engage in criminal activities and begging to provide for their large families, who remain backward, dysfunctional and depraved?

It is generally accepted that the East European Gypsies have been subjected to systematic discrimination and persecution during communism in Eastern and Central Europe. This included restricted access to education, employment opportunities and social services, the forced sterilisation of Roma women and the denial of equal status in the society due to their darker skin or unconventional lifestyle [2]. The result was acute poverty, widespread illiteracy, criminal involvement and a high degree of social cohesion, which reinforced their social ostracism and further diminished their prospects as equal and dignified citizens. Nevertheless, many East Europeans blame this social and economic marginalization on the Roma themselves, who ostensibly do not want to embrace civilization, pointing out to the failed efforts by the national governments and the EU to improve their living conditions. Simply put, they assert, the Gypsies are innately backward, criminal and vicious.

With the fall of Communism and the 2004 and 2007 EU enlargements, scores of poor and uneducated Gypsies dashed to Western Europe, many engaging in criminal activities and begging while living in squalid illegal camps on the outskirts of major cities, which have been rightly described by French authorities as "sources of illegal trafficking, of profoundly shocking living standards, of exploitation of children for begging, of prostitution and crime [3]". This led to increased xenophobia and prejudice towards East Europeans and prompted the governments of France and Italy to close down the camps and deport its inhabitants, while verbally reassuring an alarmed EU Commission that it was not targeting the minority group as a whole. In the case of the latest French expulsions in 2010, the police raided 300 illegal camps and expelled about 1000 Romanian and Bulgarian Gypsies who “threatened public safety” and lacked the required residence permits, even offering monetary compensation to those who chose to return “voluntarily” [4]. However, a leaked government memo soon revealed that, contrary to the EU Charter of Fundamental Rights, “the French authorities had been instructed to target Roma camps, rather than deal with migrants on a case-by-case basis [5]”. Consequently, a fulminating Justice Commissioner Viviane Reding threatened infringement procedures against the French government but soon dropped the case when France “reacted positively”, offering “sufficient commitments to rectify shortcomings in its immigration laws [6]”. In the meanwhile however, many of these Gypsies are returning to France and to their old lifestyle.

The plight of the East European Gypsies is not a national problem that only pertains to the national agendas of their home countries. Rather, as former president of Romania Emil Constantinescu declared in a recent conference in Berlin, it is a European issue that necessitates a comprehensive European response. Since most Gypsies possess very little capital or vocational training, it should focus most importantly on promoting education to allow them to access legal employment. At the same time, Europeans must get rid of the negative stereotypes regarding Gypsies and adopt a humane and unbiased attitude towards them. For instance, in the Romanian slang, one way of insulting someone is to call him a Gypsy- or tigan. Furthermore, the East European attitude that Gypsies are somehow innately backward is just as ignorant and very hurtful to their integration. Lastly, police raids and deportations are not only ineffectual, humiliating and a waste of money –the Gypsies are coming back anyway- but they reinforce the view that the Roma minority is just as undesired and despised in Western Europe as it has been in the East. Instead, the French government could invest in more effective social programs and constructive dialogue to foster integration and alleviate their plight.

[1] The Associated Press. “Spain: Mother’s Love For a Mother at 10”. New York Times - Homepage. 12 Jan. 2011. Web. 03 Nov. 2010.
[2] Denysenko, Marina. "BBC NEWS Europe: Sterilised Roma Accuse Czechs." BBC News - Home. Web. 11 Jan. 2011.
[3] "BBC News - Q&A: France Roma Expulsions." BBC - Homepage. 19 Oct. 2010. Web. 12 Jan. 2011.
[4] "BBC News - France Starts Removing Roma Camps." BBC - Homepage. 6 Aug. 2010. Web. 12 Jan. 2011.
[5] "BBC News - EU Warns France of Action over Roma." BBC - Homepage. 29 Sept. 2010. Web. 12 Jan. 2011.
[6] Saltmarsh, Matthew. "New York Times- E.U. Suspends Case Against France for Expulsions of Roma". New York Times - Homepage. 12 Jan. 2011. Web. 09 Oct. 2010.

Canadian-Romanian Anamaria Tamas is an intern at the Institute for Cultural Diplomacy in Berlin. She holds a BA in political science from McGill University (Montreal) and is currently working on a case study about the Roma minority in Europe.
    

zaterdag 5 maart 2011

Iran-Transatlantic Relations Need New Software

by Nabi Sonboli

Part 3: Looking forward

Mausoleum Imam Reza
There are many more fields of cooperation between Iran, the EU and the US than areas of differences or competition. Stability and development in Afghanistan, Pakistan, Iraq, Central Asia, the Caucasus and the Arabian Peninsula to the Levant; contributing to global energy security; security of supply and transit of gas to both the EU and Asian countries; expansion of economic relations and its benefit for EU and US markets; control and containment of terrorism and extremism; preventing drug trafficking, etc., are among the common interest of all sides. It is not understandable why some people, instead of concentrating on so many common interests, are only blowing up minor issues and problems. Even the nuclear issue is not a big problem between the two sides. EU and US participation in the Iranian nuclear program is the best mechanism for confidence building and best objective guarantee for being sure about the nature of the program.

If we compare the Iranian behavior in Iraq and Afghanistan with some of those in the region who are called strategic partner and/or allies by the US and EU countries, the US and NATO have benefited much more from Iranian contributions than others. Appreciating Iranian positive role by constructive behavior and positions is necessary to strengthen mutual confidence.

Those who see their benefit in weakening and even destroying relations between Iran and US-EU need to rethink about that. The more weakened the relations have been, the more they have lost their influence on Iran and the regional developments. Those who push for isolationist policies need to understand who will benefit from such policies. During the past decades, different tendencies have tried to influence Iranian foreign policy: Asianists, Europeanists, Americanists, Isolationists, Globalists, and the supporters of non-alignment are some of them. The shifting focus of Iran’s foreign policy to different directions stems from the existence of different tendencies inside the country. The US and EU pressures have just undermined the position of those who support better relations between Iran and the West. This is why gradually the number of those who are ready to support rapprochement is shrinking.

The US and EU may be able to close their doors, but the key to all doors is not in their hands. Many doors have remained open for Iran. The new generation of businessmen is familiar with Beijing and Shanghai much more than Hamburg and London. The next generation of intellectuals and engineers are more familiar with Indian, Russian and Malaysian universities than French, German and US ones.

Long term pressures and pushes by the US and some European countries have led to less Western influence on Iranian public opinion. The majority of people is neither pro-West, nor anti-West. However, the constant anti-Iran propaganda, blowing up minor issues and creating big problems like sanctions, and launching wars in the region, have led to a loss of credibility of the West among the people. Double standard policies toward democracy and human rights have made these mottos less attractive. The people look for a better life, but none of the foreign countries can claim that they have been supporting a better life for the people. Supporting Saddam during the Iraqi war against Iran, launching the wars in Afghanistan and Iraq and imposing sanctions for Iran’s nuclear program that the people support, do not endorse the allegation of wanting a better life for the people in Iran and the region.

Furthermore, gradually a kind of consensus has been created among different political groups on most of foreign policy issues. Stability, solidarity and national unity are the red lines. Iran’s society will not support anyone who crosses them. All political groups oppose a military attack and most of them even oppose any sanction. In addition, the structure of power (put in comprehensive terms) in Iran is pluralistic and different political groups have enough social, political and economic bases to continue their influence on politics. Consequently supporting changes in Iranian politics and/or waiting for them to happen, will not lead to major behavioral changes in foreign and even in internal politics. Hence, we witness more continuity in Iran’s foreign policy than change. This is why neither the wait and see policy nor pro/against positions toward different political groups has led to the expected result.

Additionally, most of the issues that Iran’s foreign policy is involved in are both strategic and international. These features limit Iran’s room to maneuver in its foreign policy. Iran cannot change its positions without witnessing necessary changes in the behavior of others, especially that of the US. However, Iran has not limited its flexibility, like the US and the EU. The latter, by passing different laws and resolutions has bound its hand and limited its options. These self restrictions contribute to self-defeating. The failure of past US sanctions and regulations against Iran shows that this process does not work.

Because of fundamental changes, the old software does not work between Iran and the US and the EU. The interdependence between EU-US has prevented EU-Iran relations from working properly. The experience during the past three decades demonstrates that neither side is unilaterally able to write an appropriate program for a working relationship. To establish mutually beneficial relations, writing a common and effective program is necessary.

Nabi Sonboli holds an M.A.in international relations. He is a Research Fellow at the International and Legal Studies section of the Institute for Political and International Studies (IPIS) in Tehran and is currently representing the institute in Berlin working on scientific cooperation.
    

donderdag 3 maart 2011

Iran-Transatlantic Relations Need New Software

by Nabi Sonboli

Part 2: Geopolitical aspects

Bridge of Culture, Isfahan
Geographically, Iran is a big country with more than 70 million young population, vast gas and oil resources, located among four major sub-regions: the Persian Gulf, AfPak, the Caspian Region and the Middle East. Iran’s relations with most of its neighbors have been stable during the past two centuries and although Saddam made a big mistake in attacking Iran, Iran-Arab relations also have been satisfactory for a long time. The influence of the Arabic culture and language on Iran and the Persian language cannot be ignored. Because of common history, religious connections and geographical proximity, a separation of Iranians and Arabs on both side of the Persian Gulf is not possible. Social communication is increasing. Every year more than one million people from Iran and Arab countries visit religious places in Saudi Arabia, Iraq, Iran and Syria. Economically, without the Iranian market there will be no UAE as an important international transit economy. The economy of land locked areas in central Asia and Afghanistan will develop much better by connecting them to the Iranian economy, and the Persian Gulf and Turkey through Iran.

Iran’s strategic location plus historical and cultural connections with its neighborhood have contributed to its influence in the region. Iran’s social, economic, technological, and scientific developments in comparison to its surrounding also support the sustainability of the system and its resistance against foreign pressures. All these factors have led to the failure of sanctions and efforts to isolate Tehran. Pressures against Iran have just thickened the wall of mistrust between the two sides.

While the US and the EU have gradually increased the pressure on Iran, they have benefited from Iran’s policies on many important occasions, for example Iran’s opposition to the invasion of Afghanistan by the Soviet Union and its support of the Afghan resistance movements that contributed to the collapse of the Soviet Union and the end of the Cold War; opposition to the invasion of Kuwait by Iraq and supporting freedom of Kuwait; the condemnation of the 9/11 attacks; the support of the Northern Alliance in Afghanistan against the Taliban; the active participation in state-building and reconstruction of Afghanistan in the post-Taliban era; the active participation in Iraq’s reconstruction and supporting peace, stability and development there, ….

While Iran has been following such positive roles from which the transatlantic countries have benefited, some of their regional allies have played a negative role and have increased the US and the EU burdens especially in Iraq and Afghanistan. However, the US has condemned Iran and the Bush administration wrongly called Iran as part of “Axis of Evil”.

Summarizing, geographically, economically, politically and culturally, Iran is located at the center of four strategic regions and sub-regions: the Caucasus, Central Asia, AfPak, and the Persian Gulf. During the past three decades and even more, the transatlantic countries have not been able to play a leading role in these regions and solve the problems. During the next two decades the situation will not change to their benefit. Neglecting Iran’s role, the unilateral interventions by the transatlantic countries also have only exacerbated the security situation there and increased their burden.

Bringing peace, stability and development to these regions is among the common vital interest of Iran and the West, (especially the EU, because of its geographic proximity).Those who are not familiar with the realities in the region talk about isolation and sanctions against Iran, but those who are familiar with the realities know very well that Iran is the axis of stability among many instable regions and its isolation is neither possible nor productive.

Nabi Sonboli holds an M.A.in international relations. He is a Research Fellow at the International and Legal Studies section of the Institute for Political and International Studies (IPIS) in Tehran and is currently representing the institute in Berlin working on scientific cooperation.
   

dinsdag 1 maart 2011

Iran-Transatlantic Relations Need New Software

by Nabi Sonboli

Part 1: Past experiences and current realities


Foreign policy is a constellation of applicable ideas and behaviors raised and done by a political system. To understand the foreign policy of a country we need to know the real behaviors on the ground and the applicable ideas with enough support in the political system. Reading the news, especially those that may be distorted or targeted to specific audiences, does not contribute to understanding a country’s foreign policy. When a politician or researcher thinks about the foreign policy of his/her country (s), he takes into account at least two important factors: past experiences and current realities (both internal and external). Although, past experiences between Iran, the US and some influential European countries like UK are not promising, current realities require all sides to learn from the past and think about the future.

During the past two centuries, the number of negative experiences in Iran and its neighborhoods influencing Tehran’s threat perception, have been much higher than the positive ones. From early the 19th till early 21st century, we have witnessed the occupation of the northern part of Iran by Russia in early 19th and the 20th century and by the Soviet Union during the second world war; the collapse of the Ottoman Empire in early 20th century; the invasion of all regional countries from North Africa to Afghanistan by France, the UK, the US, etc. We experienced the long extended intervention of Russia, the UK and the US in Iranian internal politics; the military coup against democratically elected prime minister Mosadeq by US-UK; the support of the Shah dictatorship by western countries; regional and international support for the Iraqi war against Iran; the invasion of Afghanistan and Iraq by the US and its allies; and three decades of unilateral and multilateral economic, military and technological sanctions; …. There is a long list of negative experiences that influence threat perception of Iranians with any political inclination.

To compare these with positive actions during the same period of time, we can find few cases that the US and main European counties have provided support for Iran. Europe’s limited support of the constitutional revolution in Iran in early 20th century; Germany’s support of Iranian resistance forces against the British occupation of the southern part of Iran; the US ultimatum to the Soviet Union to withdraw from Iran after the second world war, are among the few positive actions contributed to Iranian national security and desires. Despite the incomparable weight of negative to positive behaviors, the image of the West and even the US in Iran has not been so negative. Forgiveness and forgetting as some Iranian cultural characteristics have led them mostly to be optimistic and to think about the future. However, these historical experiences have contributed to a lack of confidence toward the West in general, and the US and the UK in particular. As transatlantic cooperation against Iran increases, the negative image and mistrust that were limited to a few countries in the past expands to include all.

The second factor influencing the decisions is current realities. Iran’s regional policy is based on regional realities surrounding the country and imposed on the region. During the past three decades we have been living in one of the most unstable and war-ridden regions in the world. The Iraqi war against Iran (1980-88), the Soviet Union invasion of Afghanistan (1979-89), the Iraqi invasion of Kuwait with the subsequent clashes between the US, the UK and Iraq, followed by the invasion of Iraq by the US and its allies (1990-still continues), the war between Azerbaijan and Armenia, the civil war in Afghanistan (1989-2002), the invasion of Afghanistan (2002- still continues), the war between Russia and Georgia (2008) etc. We have not witnessed any year without war or crises for three decades in the Iranian neighborhood. The background of all these instabilities and wars in Iraq, Afghanistan, the Caucasian region and the Middle East shows clearly that Iran has had no role in creating them. These instabilities have been the main obstacle toward regional economic, social and political development, and the root cause of the current problems. Iran has not benefited and will not benefit from these instabilities in its surroundings.

Naturally these wars and instabilities influence the threat perception of any nation living there and Iran is not an exception. This situation has shaped two elements of Iran’s grand strategy: independence and resistance. Iran’s efforts to achieve autarky and independence in different economic and technological fields including nuclear energy, nanotechnology, biotech, airspace, etc., have been evident during the past decades. Following such a policy with limited resources is difficult and costly, but the lack of confidence toward the US, the UK etc., and living in an insecure region have encouraged Iran to diversify its foreign relations and increase its independence in vital areas. Resistance has been the second element in Iran’s foreign policy, influenced by its historical experience. Resistance is a defensive policy, not an ambitious or offensive one. It has both historical and cultural backgrounds in Iran’s and Shiite history and geographical basis.

Culturally, Iran’s national and political culture has received more influence from mysticism as a peaceful worldview. The influence of mysticism on the works of almost all important writers, which have had deep impact on Iran’s culture, is visible. Shahnameh as the most important text for all nationalist and pan-Iranist groups is a clear example. It mixes nationalism and heroism with mysticism and rationality. Another reason for defensiveness of nationalistic tendencies is that Iran has always been a big country, and foreign domination or national disintegration has been the main concern. Shiite culture as minority culture among Sonny majority in Muslim word is defensive. In addition the influence of mysticism on Shiite history and political culture in Iran is also well known. Although Shiite have had a long history in Iran, but during the Safavid period it was announced as the official religion. The term Safavi means Sufis that is based on mysticism. The Safavid dynasty expanded Shiite as a defensive identity policy against the expansionist policies of the Ottoman Empire. This is why rarely we find expansionist ideas even among Shiites.

Furthermore, Iran - both as a multiethnic society and as a majority Shiite and Arian in a multiethnic and multi-religion context including Arabs, Turks and Sonnies, Christians and Jews - knows its own limitations in following any ambitious and expansionist policy. This is why historically Iran has tried to have good relations with all its neighbors, especially the minorities. Supporting different Shiite, Sonny and even Christian groups in the region, from Afghanistan and Iraq to Lebanon, stems from such an understanding. The existence of different minorities in Iran has also created a bridge between Iran and other countries in the region. This is why Iran has been able to play as an axis of stability. The official borders are not the real borders and any external instability has internal consequences for Iran. Immigration of millions of people from Afghanistan, Iraq and Azerbaijan during internal and external wars in these countries is a clear example.

Nabi Sonboli holds an M.A.in international relations. He is a Research Fellow at the International and Legal Studies section of the Institute for Political and International Studies (IPIS) in Tehran and is currently representing the institute in Berlin working on scientific cooperation.