Posts tonen met het label Haïti. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Haïti. Alle posts tonen
maandag 22 november 2010
Cuba: schrijnend voorbeeld van falend Amerikaans buitenlands beleid
Na 9/11 zijn veel Amerikanen eens wat nauwlettender gaan kijken naar hetgeen de VS doet in de wereld en hoe dat wordt gepercipieerd. Daarmee kwamen tal van onbesproken zaken op de agenda. Maar al in 1958, onder president Eisenhower, beantwoordde de National Security Council de vraag: “Why do they hate us” met: “De VS steunt corrupte, onderdrukkende regimes en houdt politieke en economische vooruitgang tegen omdat het de olievoorraden in de regio onder controle wil krijgen.” [1] Een antwoord dat vandaag nog altijd opgaat. Een uitspraak als “they hate our freedoms” is naast de zaak, want wat “they hate” is het Amerikaanse beleid dat hen de vrijheden onthoudt die ook zij nastreven. De bombastische taal van Osama bin Laden heeft daarom toch enige weerklank, zelfs bij hen die hem vrezen en verachten. Kijkend naar het optreden van de VS in bijvoorbeeld Centraal en Latijns Amerika, het Midden-Oosten en Azië, beschouwt een groot deel van de wereld Washington als een terreurregime. In 1999 schreef Samuel Huntington [2] in Foreign Affairs: “De VS maakt verschillende landen uit voor ‘schurkenstaat’, maar in de ogen van veel landen ontwikkelt het zich tot een ‘schurkensupermacht’ … de grootste externe bedreiging voor hun samenleving” [3].
De 9/11 aanvallen op de VS zijn wereldwijd scherp veroordeeld. Volgens opinieonderzoek betekenden de daarmee gepaard gaande sympathiebetuigingen echter geen steun voor “een militaire aanval” op Afghanistan. De dubbelzinnige houding van de VS in het Israel-Palestina conflict voedt vanzelfsprekend ook de “haatgevoelens” in de Arabische wereld, waar men ziet hoe Amerika met de levering van de meest gesofisticeerde wapens Israel steunt in zijn militaire bezetting sinds 1967 van Palestijns gebied. De “Bush doctrine”, waarmee Washington zich het recht verschaft eenzijdig potentiële bedreigingen waar ook ter wereld aan te vallen, speelt de terroristen in de kaart. Yehoshaphat Harkabi [4], een voormalig hoofd van de Israëlische militaire inlichtingendienst, zei in 1982: “De Palestijnen een eervolle oplossing bieden die hun zelfbeschikkingsrecht eerbiedigt: dat is de oplossing van het terrorismevraagstuk.” [5] Een zinnige uitspraak, die een veel bredere toepassing heeft. Want als Amerika werk maakt van de wortels van de “haatcampagnes” kan het niet alleen de bedreiging doen afnemen, maar ook de idealen naleven die Amerika zegt te koesteren.
Maar Amerika is hardleers. President Obama tikt de Afghaanse president Karzai op de vingers over corruptie, maar blijft miljarden dollars pompen in corrupte regimes overal ter wereld, van Pakistan tot Columbia. Karzai wil met de Taliban een vredesregeling onderhandelen, maar het Pentagon gaat hardnekkig voor iets dat men als “militaire overwinning” kan presenteren. Afwachten dus hoeveel doden er nog moeten vallen alvorens Washington de door de Afghaanse regering bepleite strategie toestaat. Maar het probleem is veel algemener [6] en raakt het Amerikaanse buitenlands beleid waar ook ter wereld. Washington zegt “democratie” te steunen, maar democratie zonder zelfbeschikking is wel een heel beperkte vorm van democratie. Latijns Amerika bijvoorbeeld kende meer economische democratie in de periode 1950 tot 1980 - toen vrijwel de hele regio leefde onder dictatuur - dan gedurende de laatste 30 jaar, toen een economisch beleid in Washington-stijl de norm werd. Gelukkig besloot het Latijns Amerikaans electoraat uit deze ervaring niet dat dictatuur beter is dan democratie. Het laatste decennium zorgden de kiezers voor meer democratie in de zin van zelfbeschikking en economisch beleid ten faveure van het eigen land. Bolivia, Argentinië, Venezuela en Ecuador zijn de belangrijkste voorbeelden van een continent dat nu vrijwel geheel door progressieve “pink tide” [7] regeringen wordt bestuurd.
Volgens de Amerikaanse hoogleraren politicologie Steven Weber en Bruce W. Jentleson [8] is de tijd van Amerikaanse unipolaire macht voorbij. Nieuwe wereldmachten komen opzetten, Amerika moet de bakens verzetten. Vijf Amerikaanse kernwaarden (vrede is beter dan oorlog, hegemonie is beter dan machtsevenwicht, kapitalisme is beter dan socialisme, de Westerse cultuur is beter dan een andere) worden fel betwist en staan opnieuw ter discussie. Amerika mag dan militair en economisch nog te toon aangeven, het verliest de “oorlog om ideeën”. Alternatieve modellen gebaseerd op andere ideologieën voeren de concurrentiestrijd op. Amerika moet zich neerleggen bij een nieuwe realiteit, waarin het niet meer in het centrum staat van zijn eigen universum. Amerika is niet met zijn tijd meegegaan. Een wederkerigheidsdoctrine kan het toenemend verval van Amerika in de wereld doen keren: de doelstellingen in het buitenlands beleid moeten wederzijdse belangen dienen. Amerika kan niet langer één maatstaf hanteren voor het binnenlands electoraat, en een andere voor de rest van de wereld. Het moet een ieder behandelen met hetzelfde respect, waardigheid en autonomie. Het exceptionalisme afschudden, dat is de enige manier om op het wereldtoneel relevant te blijven.
Het meest schrijnende voorbeeld van het falende Amerikaans buitenlands beleid is wel de houding ten opzichte van Cuba. Sinds zijn aantreden heeft president Obama weliswaar de sancties enigszins versoepeld, bijvoorbeeld door de beperkingen op te heffen voor Cubaanse Amerikanen om naar het eiland te reizen of geld naar familie over te maken. Maar de president verlengde wel de toepassing op Cuba van de Trading With the Enemy Act (TWEA), zowel in september 2009 en nu ook op 2 september 2010. Obama ziet Cuba dus nog steeds als vijand en blijft het de duimschroeven aanleggen. Amnesty International (AI) veroordeelt [9] de verlenging. De sancties missen volgens AI hun doel en zijn bovendien schadelijk. AI stelt dat het Amerikaanse Congres uiteindelijk de macht heeft om “dit ontaarde embargo dat een verwoestende uitwerking heeft op het leven van de gewone Cubanen en de vrijheid van VS burgers beknot om naar het eiland te reizen en zaken te doen met en in Cuba”, te herroepen. AI zal “blijven oproepen tot intrekking van een achterhaalde maatregel - waarvoor werd gekozen tijdens de Koude Oorlog - die schade doet aan de mensenrechten van zowel Cubanen als VS burgers”.
Zowat alles wat men in de Amerikaanse media over Cuba hoort is gelogen [10]. De in Miami woonachtige Cubanen haten hun socialistische vaderland absoluut niet. Die gaan graag op bezoek bij hun familieleden, hoewel het leven in het land dat zij nog altijd “thuis” noemen zwaar is. Dat de Cubanen in angst leven, vurig verlangen naar op Amerikaanse leest geschoeide democratie en kapitalisme, en vijandig staan ten opzichte van Amerikaanse belangen zijn oppervlakkige rechtvaardigingen voor een VS embargo en andere Koude Oorlog anachronismen die al lang moesten zijn opgeheven. Cuba vormt geen enkele bedreiging voor de VS. Het wakkert het antiamerikanisme niet aan door zijn banden met Venezuela en andere landen die zich onafhankelijk van Amerika opstellen. Het is eerder omgekeerd: de Cubanen mogen zich terecht als de vroegste slachtoffers van terrorisme beschouwen. Denk aan de aanslag op een DC-8 van Cubana de Aviación met 73 mensen aan boord. Volgens onderzoek van het Cubaanse Centro de Investigaciones Históricas de la Seguridad del Estado [11] zijn sinds 1959 in en rond Cuba bij terroristische aanslagen in totaal 3.478 Cubanen gedood en 2.099 gewond, meer dan de doden bij de 9/11 aanslagen op New York en Washington.
Het bijna 50 jaar van kracht zijnde embargo op Cuba is wel het duidelijkste teken van Amerikaans falen in zijn relatie met het buitenland. Het embargo vertaalt zich in prijzen van dagelijkse producten als aspirine of tandpasta, die 3-4 keer zo duur zijn omdat ze via een omweg worden geïmporteerd. Met elektriciteit wordt spaarzaam omgegaan. Producten als verf voor de bouwvallige woningen, of alledaagse zaken als Tupperware zijn nauwelijks verkrijgbaar. Ondanks alles weet de Cubaanse regering zijn goed geleide ziekenhuizen operationeel te houden. En dankzij Venezuela is er volop brandstof voor auto’s, incl. de honderden Amerikaanse oldtimers uit de 50-er jaren. In Cuba wordt er natuurlijk volop geklaagd. Dienstbaarheid is vrijwel onbekend, het eeuwige probleem in socialistische economieën. Maar de Cubanen houden stug vol. Ze doen de revolutie eer aan. Ze spreken met respect en bewondering over Fidel Castro, die actief betrokken blijft bij het intellectueel en politiek debat. Ze zijn geweldig trots op de artsen, verpleegsters, leerkrachten en technici die ze naar landen als Haïti en Brazilië sturen, en op de vele uitwisselingsprogramma’s met Latijns Amerika voor journalisten en academici. Amerikaanse bezoekers worden met open armen ontvangen. De genegenheid voor Amerika, zijn cultuur (en… baseball) is overweldigend. De beter opgeleide Cubanen zijn op de hoogte van het Amerikaans politiek systeem, zijn leiders en de recente Midterm verkiezingen.
Cuba is een land dat tot de vriendenkring van Amerika en het Westen gerekend moet worden. Opheffing van het embargo zou een eerste prioriteit voor Amerika moeten zijn.
[1] Noam Chomsky: “9/11: Lessons Unlearned”
[2] Wikipedia: "Samuel Huntington”
[3] Samuel Huntington: “The Lonely Superpower”
[4] Avi Schlaim: “Obituary: Professor Yehoshafat Harkabi”
[5] Noam Chomsky: “Drain the swamp and there will be no more mosquitos”
[6] Mark Weisbrot: “The great US foreign policy flaw”
[7] Wikipedia: “Pink tide”
[8] Samer Araabi: “Review: The End of Arrogance”
[9] Amnesty International: “Document Cuba: Amnesty International criticises president Obama’s decision on Cuba”
[10] Tim Shorrock: “Postcard from...Havana”
[11] zie “Cronología de las acciones terroristas contra Cuba”
maandag 22 maart 2010
Wie heeft van Haïti een "mislukte staat" gemaakt?
In de NRC website rubriek “Opinie en Debat” van 23/1/2010 merkt cultuurhistoricus en econoom Marcia Luyten o.a. op dat Haïti bij de aardbeving honderdduizenden levens verloor omdat zijn elite niets geeft om veiligheid en dat het verschil tussen 200.000 en 67 vermorzelde mensen het verschil is tussen corrupt bestuur en een effectieve overheid. Daarmee gaat de auteur voorbij aan de geschiedenis van Haïti. Zij spreekt wel over dirty business, maar laat de kernconclusies van het boek “Aid and other dirty business” van Giles Bolton onvermeld. Die wijst op de grote historische schuld van het Westen. Dat tekende in Afrika kunstmatige grenzen en liet weinig infrastructuur en goed opgeleide bestuurders achter. Daardoor kwamen de nieuwe staten niet van de grond.
Met dirty business duidt Bolton op het feit dat ontwikkelingshulp nooit serieus is aangepakt en dat het handelsbeleid van het Westen de ontwikkeling van een eigen economie doorkruist. Het Westen geeft 4 x meer uit aan landbouwsubsidies dan aan ontwikkelingshulp. Meer dan 300 miljoen Afrikanen leven van amper $1, Europese koeien worden met €2,50 per dag ondersteund. Westerse gezinnen betalen voor deze subsidies €1200 per jaar. Volgens Bolton levert 1% meer Afrikaanse export 3 x meer op dan alle ontwikkelingshulp bij elkaar. Maar de derde wereld heeft op het wereldtoneel niets te vertellen. In de Wereldhandelsorganisatie heeft Frankrijk 165 vertegenwoordigers, Malawi één. Met lobbyen krijgen de 25.000 Amerikaanse katoenboeren meer gedaan dan de 10 miljoen West-Afrikanen die ook van katoenteelt moeten leven.
Ook Stephen Johnson, voormalig medewerker van het Amerikaanse ministerie van Defensie, houdt zich in een opiniestuk op de NRC site van 19/1/2010 met deze materie bezig. Johnson stelt dat Haïti zelf verantwoordelijk is voor zijn positie als “mislukte staat”. Haïti moet dringend worden “verlost” van zijn status als “blijvend ontvanger van internationale hulp”, er zou een “mentaliteitsombuiging” moeten komen, aldus Johnson. Net als Luyten gaat Johnson voorbij aan de geschiedenis van Haïti. Die wordt heel goed verwoord in het uiterst behartenswaardige artikel “Haiti: a long descent to hell” van Jon Henley in The Guardian van 14/1/2010. Daarin schrijft de auteur de huidige deplorabele situatie van het land toe aan zijn historie. Gedurende zo’n 200 jaar hebben rijke landen en hun banken het land leeggezogen. De eigen despotische en corrupte leiders maakten dat mogelijk. En vulden tegelijk royaal hun zakken.
Tegen deze achtergrond is het wel heel gemakkelijk voor Johnson om te spreken over “een geschiedenis van wanbestuur en verspilde kansen”. Het Westen, met de VS en Frankrijk voorop, moet de hand in eigen boezem steken. En dringend werk maken van duurzame en onbaatzuchtige hulp. Op langere termijn: het land kansen geven zichzelf te ontwikkelen door eerlijke handelsakkoorden. Zonder de hinderlijke eisen van Wereldbank en IMF die uiteindelijk in het voordeel van het rijke Westen zijn.
Met dirty business duidt Bolton op het feit dat ontwikkelingshulp nooit serieus is aangepakt en dat het handelsbeleid van het Westen de ontwikkeling van een eigen economie doorkruist. Het Westen geeft 4 x meer uit aan landbouwsubsidies dan aan ontwikkelingshulp. Meer dan 300 miljoen Afrikanen leven van amper $1, Europese koeien worden met €2,50 per dag ondersteund. Westerse gezinnen betalen voor deze subsidies €1200 per jaar. Volgens Bolton levert 1% meer Afrikaanse export 3 x meer op dan alle ontwikkelingshulp bij elkaar. Maar de derde wereld heeft op het wereldtoneel niets te vertellen. In de Wereldhandelsorganisatie heeft Frankrijk 165 vertegenwoordigers, Malawi één. Met lobbyen krijgen de 25.000 Amerikaanse katoenboeren meer gedaan dan de 10 miljoen West-Afrikanen die ook van katoenteelt moeten leven.
Ook Stephen Johnson, voormalig medewerker van het Amerikaanse ministerie van Defensie, houdt zich in een opiniestuk op de NRC site van 19/1/2010 met deze materie bezig. Johnson stelt dat Haïti zelf verantwoordelijk is voor zijn positie als “mislukte staat”. Haïti moet dringend worden “verlost” van zijn status als “blijvend ontvanger van internationale hulp”, er zou een “mentaliteitsombuiging” moeten komen, aldus Johnson. Net als Luyten gaat Johnson voorbij aan de geschiedenis van Haïti. Die wordt heel goed verwoord in het uiterst behartenswaardige artikel “Haiti: a long descent to hell” van Jon Henley in The Guardian van 14/1/2010. Daarin schrijft de auteur de huidige deplorabele situatie van het land toe aan zijn historie. Gedurende zo’n 200 jaar hebben rijke landen en hun banken het land leeggezogen. De eigen despotische en corrupte leiders maakten dat mogelijk. En vulden tegelijk royaal hun zakken.
Tegen deze achtergrond is het wel heel gemakkelijk voor Johnson om te spreken over “een geschiedenis van wanbestuur en verspilde kansen”. Het Westen, met de VS en Frankrijk voorop, moet de hand in eigen boezem steken. En dringend werk maken van duurzame en onbaatzuchtige hulp. Op langere termijn: het land kansen geven zichzelf te ontwikkelen door eerlijke handelsakkoorden. Zonder de hinderlijke eisen van Wereldbank en IMF die uiteindelijk in het voordeel van het rijke Westen zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)