Posts tonen met het label Latijns Amerika. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Latijns Amerika. Alle posts tonen

zondag 2 februari 2014

Rachel Maddow: ontneem de president het primaat op oorlogvoeren


Aircraft carrier USS Ronald Reagan and Military Sealift Command fast combat support ship USNS Bridge on a deployment in the U.S. 7th Fleet area of responsibility, operating in the western Pacific and Indian oceans. Photo: Senior Chief Mass Communication Specialist Spike Call (source: Wikimedia Commons)



In haar boek “Drift: The Unmooring of American Military Power[1][2] klaagt het Amerikaanse MSNBC TV-anker Rachel Maddow de ongebreidelde groei aan van de Amerikaanse oorlogsmachine en de manier waarop het Witte Huis de inzet daarvan naar zich heeft toegetrokken. Voor de auteur moet iedere Amerikaan de pijn van oorlogvoeren voelen en komaf gemaakt worden met het schaduwleger, de privatisering van oorlogvoeren en het imperialistische presidentschap.

Oorlogvoeren is verweven met de geschiedenis van de Verenigde Staten. De historicus Howard Zinn geeft daar een goed overzicht van: de oorlogen met de Indianen, de onafhankelijkheidsoorlogen met Engeland, de oorlog met Mexico, de uitbouw overzee die begon met de Spaans-Amerikaanse oorlog, de betrokkenheid van de VS bij de Wereldoorlogen, de Koreaanse oorlog, Vietnam, de militaire acties zoals die in Indochina, het Caraïbisch gebied en Centraal-Amerika, de Varkensbaai-invasie van Cuba, de acties vanuit de bases overal ter wereld tijdens de Koude Oorlog, de Golfoorlog, de oorlog in voormalig Joegoslavië, Afghanistan, Irak, Libië en de indirecte militaire tussenkomst in Syrië. Een indrukwekkende staat van dienst voor een land dat nog maar 225 jaar bestaat.

Maddow schetst in haar boek op meesterlijke wijze hoe de VS zich ontwikkelden van een mogendheid die er geen groot regulier leger op nahield tot een land dat vrijwel continu in oorlog is. De auteur citeert de afkeer van Thomas Jefferson voor een regulier leger, maar vertrekt vooral van het presidentschap van Lyndon Johnson, onder wie het scheidingsproces tussen burgers en militairen begon rond de Vietnam-oorlog. Amerika had Vietnam niet de oorlog verklaard, maar zette wel dienstplichtige militairen in om redenen die niemand begreep. De oorlog was nooit onderwerp van debat in het Congres. Toch wist de president op basis van de Tonkin-resolutie[3] maar liefst 535.000 Amerikaanse troepen op de been te brengen, en dat zonder reservisten of de Nationale Garde te mobiliseren. Het vervreemdingsproces tussen militairen en burgers was in gang gezet, maar ook de overdracht van de bevoegdheid tot oorlogvoeren van het Congres naar de president.

Op basis van de War Powers Act van 1973, die de president moest verhinderen oorlog te voeren buiten het Congres om, maakte De Senaatscommissie voor Buitenlandse zaken president Gerald Ford duidelijk dat het geen verdere financiering voor het Zuid-Vietnamese leger zou toestaan, wat Ford’s stafchef Donald Rumsfeld danig in het verkeerde keelgat schoot.

Onder Ronald Reagan kwam het scheidingsproces tussen burgers en militairen op kruissnelheid. Maddow’s meesterlijke relaas over de $135 miljoen kostende en 8.000 man sterke aanval op Grenada, Operation Urgent Fury, is ronduit hallucinant. Veertig jaar na zijn eerste aantreden als acteur in een oorlogspropagandafilm leek Reagan als president van het machtigste land ter wereld nog steeds in een film op te treden. In een TV-toespraak vanuit het Oval Office stelde hij de nieuwe luchthaven van Grenada voor als Casto’s persoonlijke lanceerplatform, terwijl die in werkelijkheid met Britse financiële steun was gebouwd voor het aantrekken van toeristen. De aanval werd door nauwe bondgenoten als het Verenigd Koninkrijk en Canada scherp veroordeeld en door de Algemene Vergadering van de VN bestempeld als een flagrante schending van het internationaal recht. Door op dit soort details die weinig mensen kennen te wijzen maakt Maddow nog maar weer eens duidelijk hoe gemakkelijk de Amerikaanse regering dingen kan beweren die achteraf volslagen bespottelijk zijn.

Reagan was ervan overtuigd dat de Amerikaanse president onbeperkte bevoegdheden moest hebben op het gebied van nationale veiligheid. Hij wist ook altijd zeker dat hij gelijk had, hij was immers de enige die de dagelijkse veiligheidsbriefings kreeg. Deze eigenzinnige Amerikaanse president belandde zo in een tweetal impopulaire en illegale buitenlandse avonturen die uitgroeiden tot de Iran-Contra-affaire, een gigantisch schandaal dat maar op een haartje na hem zijn presidentschap en zijn plaats in de geschiedenisboeken heeft gekost. Hoewel het Boland Amendement steun aan de Contra’s in Nicaragua moest verhinderen, verdedigde de president in het Congres met succes zijn initiatief om het leger in te zetten. Voor Reagan - die juist met een overweldigende meerderheid was herkozen - stond overleg met het Congres over de inzet van Amerikaanse troepen gelijk aan steun aan de vijand.

Volgens een minderheidsrapport van het Congres van de hand van toen nog Congreslid Dick Cheney valt de president niets te verwijten. Iran-Contra was geen inbreuk, Reagan kon terecht het Congres passeren omdat niets in de Amerikaanse politieke structuur een president verbood een oorlog naar zijn keuze te ontketenen. Dat was natuurlijk een buitensporige kijk op de bevoegdheden van de uitvoerende macht. Hoewel dat standpunt brede aanhang verwierf binnen de Republikeinse partij valt het op dat “vader Bush” het toch nodig vond steun te zoeken bij het Congres voor zijn plannen om Saddam Hussein uit Koeweit te verdrijven, tegen de zin van zijn minister van Defensie, Dick Cheney (die net als Donald Rumsfeld steeds maar blijft opduiken in de kroniek van de continue Amerikaanse oorlog).

Bij het aantreden van Bush jr. waren met het privatiseren van veel militaire functies de trossen volledig los. Onder Clinton was het dogma ontstaan dat de privésector efficiënter en goedkoper dan de overheid was. Een commissie was tot de conclusie gekomen dat de meeste defensietaken konden worden uitbesteed aan bedrijven en daarmee $ 7 tot $12 miljard per jaar kon worden bespaard omdat “de privésector de primaire bron is van creativiteit, innovatie en efficiency in onze samenleving, en eerder dan overheidsorganisaties kosteneffectieve ondersteuning kan bieden aan onze strijdkrachten.”

De afgelopen tien jaar is Amerika gewend geraakt aan het misbruik van de Nationale Garde en het systeem van reservisten. Het onderscheid met het klassieke leger is verdwenen. Zijn er tekorten, dan kan de overheid altijd een beroep doen op defensieaannemers nu die steeds meer inzetbaar zijn voor regelrechte gevechtstaken. Er is geschiedenis geschreven: de bevoegdheid om oorlog te voeren is van het Congres naar een enkel individu overgeheveld: de president.

Maddow ziet mogelijkheden om het schip te keren, en het is de moeite waard om haar acht aanbevelingen hier samengevat weer te geven:

1.     Ten oorlog trekken moet van bij het begin het hele land pijn doen. De kosten voor de inzet van troepen moeten tevoren worden voldaan in de vorm van belastingen, obligaties, of wat dan ook. Vrijheid is niet gratis.

2.     Maak komaf met het schaduwleger. Als we drones inzetten om mensen in Pakistan, Jemen of Somalië om te brengen moet de Luchtmacht die drones besturen en de trekker overhalen. Daar moeten we over worden geïnformeerd. Als de CIA militaire missies uitvoert moet het agentschap ter verantwoording kunnen worden geroepen, net als defensie en de beleidsmakers die hen aansturen. Staatsgeheimen mogen op geen enkele manier de commandostructuur verhullen.

3.     Defensie moet niet langer taken toebedeeld krijgen die beter aan Buitenlandse Zaken worden overgelaten, of aan het Peace Corps of het Federaal Bureau voor Rampenbestrijding (FEMA). En men moet niet langer het oordeel en beslissingen vragen van militaire leiders over het beleid. Presidentskandidaten die zeggen dat ze het aan de militairen zullen overlaten “of Iran moet worden gebombardeerd” moeten tot de orde worden geroepen.

4.     De Nationale Garde en de reservisten, die het bindweefsel vormen tussen burgers en militairen, moeten in ere worden hersteld. Als we deze mensen de oorlog insturen moet de burgermaatschappij in het hele land dat gemis voelen.

5.     Het privatiseren van oorlog moet worden teruggedraaid. Militaire functies moeten niet door aannemers worden vervuld. Onze soldaten moeten weer hun eigen aardappels schillen, hun eigen vrachtwagens besturen, hun eigen barakken bouwen, hun eigen generaals bewaken. De privésector is niet goedkoper, en - zoals het verleden heeft bewezen - al helemaal niet onmisbaar. Gaan aannemers die bij ons op de loonlijst staan in de fout, verkrachten ze of begaan ze een moord, plegen ze regelrecht fraude, dan moeten ze worden vervolgd en geen nieuwe contracten meer krijgen.

6.     Na Korea, Vietnam, Afghanistan, Irak, Iran mogen we ons wel eens realiseren dat de inzet van het leger, het jaarlijks uitdelen van miljarden dollars aan wapentuig aan onze toevallige bondgenoot die we kunnen inzetten tegen onze toevallige regionale rivaal van vandaag niet vanzelfsprekend de dreiging wegneemt. Ons militaire apparaat is een perfecte hamer, maar dat maakt elk internationaal probleem nog geen nagel.

7.     Ons kernarsenaal moet worden teruggebracht tot wat we realistisch nodig hebben. Wij moeten precies bepalen wat we met onze bommen willen afschikken. Aan het aanhouden van ons arsenaal hangt een gigantisch prijskaartje. Het afbouwproces moet worden versneld.

8.     Tenslotte de bevoegdheden van de uitvoerende macht. Het besluitvormingsproces rond oorlogvoeren moet de uitvoerende macht uit handen worden genomen. Dat kan geen éénmansonderneming zijn.

Behartenswaardige aanbevelingen in een interessant boek waar toch wat kanttekeningen bij te maken zijn. Zo komt de NAVO, die steeds meer voor offensieve taken wordt ingezet,[4] niet aan de orde. Geen woord over de ruim 700 Amerikaanse militaire bases in alle uithoeken van de wereld, de Amerikaanse kernwapens in Europa en de recente pivot to Asia, bedoeld om de opkomst van China te dwarsbomen. De auteur legt wel erg categorisch de “schuld” bij het Witte Huis en is opvallend mild voor het Congres, dat natuurlijk heel wat doortastender had moeten zijn. En een onpartijdige analiste moet even kritisch zijn voor huidig Democratisch president Obama als voor zijn Republikeinse voorgangers. Maddow spreekt met geen woord over de directe betrokkenheid van Obama bij de sterk opgevoerde drone-moorden, waaronder die op de Amerikaanse staatsburger Abdulrahman al-Awlaki, of over de onder zijn toezicht gigantisch opgevoerde NSA-spionage, waaronder op een aantal wereldleiders.

Maar met “Drift” heeft Maddow een belangrijke bijdrage geleverd aan het debat over de rol van de VS in de wereld.


[1] ISBN 978-0-307-46098-1, Crown Publishers New York, enkel in het Engels
[2] op de website van MSNBC is een korte samenvatting van het boek beschikbaar
[3] uit gedeclassificeerde documenten blijkt dat het Tonkin-incident door de Amerikaanse marine zelf werd uitgelokt: de Amerikanen losten het eerste schot
[4] denk bijvoorbeeld aan de aanval op Libië


donderdag 28 juli 2011

Hoe een oorlogszuchtig Amerika zijn Stars and Stripes ziet verbleken

    
“There is only one party in the United States, the Property Party...and it has two right wings: Republican and Democrat. Republicans are a bit stupider, more rigid, more doctrinaire in their laissez-faire capitalism than the Democrats, who are cuter, prettier, a bit more corrupt - until recently ... and more willing than the Republicans to make small adjustments when the poor, the black, the anti-imperialists get out of hand. But, essentially, there is no difference between the two parties.”
American author, playwright, essayist, screenwriter, and political activist Gore Vidal (1977). [1] [2]

Zes decennia lang heeft Gore Vidal het reilen en zeilen van de VS beschreven in boeken, artikelen en bijtende commentaren. Aan de vooravond van de Amerikaanse presidentsverkiezingen van november 2008 gaf hij in HARDtalk [3] met Stephen Sackur zijn visie op de plaats van Amerika in de wereld. In het onderstaande fragment bekritiseert hij de oorlogszuchtige houding van de VS, sinds “idiot President” Woodrow Wilson in 1917 aan WOI ging deelnemen “omdat hij de wereld wilde klaarmaken voor democratie.” Politiek, strategisch en moreel onzinnig, aldus Vidal, voor wie de VS onder geen enkele omstandigheid moreel verplicht is om militair te interveniëren. “Moraliteit is het laatste waarover ons land zich moet bekreunen. We zijn vanaf het begin immoreel geweest. We hebben het [sinds de stichting van ons land] een tijdje goed gedaan, maar nu gaat het van kwaad tot erger.”


De immoraliteit van de VS waar Vidal het over heeft weerspiegelt zich ook in de strijd tussen Democraten en Republikeinen over een verhoging van de Amerikaanse overheidsschuld. Dit jaarlijks weerkerend fenomeen, normaal een hamerstuk, is de afgelopen weken ontaard in een ware politieke oorlog. Sinds de laatste tussentijdse verkiezingen zijn de Democraten hun meerderheid in het Huis van Afgevaardigden kwijt, zodat zij in principe rekening moeten houden met de eisen van de Republikeinen. Die eisen, onder druk van de ultraconservatieve Tea Party-vleugel in de Republikeinse partij die de overheid tot op het bot wil afslanken, omvangrijke bezuinigingen op sociale zekerheid. De Democraten bleken bereid serieus te snijden in de toch al niet royale sociale voorzieningen, maar willen wel extra belastingsinkomsten. Een eerder akkoord tussen Democraten en Republikeinen werd opgeblazen door de Tea Party, die absoluut geen belastingsverhoging wil. Hoe hard het spel ook wordt gespeeld, ook dit maal zal er wel weer een compromis uit de bus rollen. Maar of het daarmee blijft is uiterst twijfelachtig.

In een nieuwsuitzending van BBC World Service op 26 juli [4] zei Allen Sinai, Chief Economist bij de financiële analistenfirma Decision Economics in Boston dat Amerika vandaag een financieel onverantwoordelijk land is en op korte termijn zijn AAA kredietbeoordeling zal verliezen. Sinai meent dat de financiële problemen niet echt tot een oplossing zullen komen, wat er ook uit de onderhandeling tussen Democraten en Republikeinen komt. Kijk naar alle economische indicatoren en de manier waarop we de problemen aanpakken, en je kunt alleen maar vaststellen dat het dankzij het “sterke merk Amerika” is dat ons land niet te kampen heeft met de problemen die landen als Griekenland, Ierland en Portugal, en misschien Spanje en Italië kennen. We zitten nog niet in het schuitje van Griekenland, maar komen wel in de buurt van de Latijns-Amerikaanse landen die uiteindelijk niet aan hun verplichtingen konden voldoen en hun munt devalueerden om te ontsnappen aan het gigantische schuldenprobleem. De waardevermindering van de dollar is veelbetekenend, dat zijn de eerste tekenen van uitholling van de geloofwaardigheid van een land in de wereld, aldus Sinai.

Maar wat in deze affaire bijzonder opvalt, is dat er nauwelijks gerept wordt over bezuinigingen op defensie, dat de helft vertegenwoordigt van het Amerikaanse discretionaire [5] federale budget. Aan de ene kant van het politieke spectrum meent de financiële havik senator Rand Paul dat een nationale schuld die richting 100% van het BBP opgaat gevaarlijk is voor het land en ook defensie dus moet meedoen in de bezuinigingsronde. Met $700 miljard is het Amerikaanse defensiebudget even groot als dat van de volgende twintig landen met de hoogste militaire uitgaven samen. Vorig jaar lagen de Amerikaanse militaire uitgaven 50% boven het gemiddelde gedurende de Koude Oorlog in dollars van 2010. En in de afgelopen tien jaar zijn deze uitgaven, gecorrigeerd voor inflatie [6], nog eens gestegen met 67%. De Democraten, die in de Senaat nog altijd een krappe meerderheid hebben, stellen dat het budget minder dan 5% van het BBP bedraagt en daarmee historisch geen uitzondering is. Zij menen dat een ingreep onverantwoord is in het wereldbeeld van vandaag, waarbij men specifiek wijst op de “militaire concurrentie van het opkomende China, de dreigende nucleaire confrontatie met Iran en implosie van Pakistan.”

Op het vlak van militaire uitgaven zijn de Democraten dus nog strijdlustiger dan de Republikeinen. En het opkomende China, dat ook nog eens een groot deel van de Amerikaanse schulden financiert, boezemt beide partijen angst in. Dat uit zich in het voortdurende opbod aan militaire oefeningen van de VS met zijn bondgenoten in de Zuid-Chinese Zee. In het recente incident met een Amerikaans verkenningsvliegtuig, dat tot in het Taiwanees luchtruim door twee Chinese jachtvliegtuigen werd achtervolgd. En in artikelen zoals dat van Yahoo! Contributor Mark Whittington, die zich bekreunt over de opmerkingen van de Chinese stafchef, generaal Chen Bingde, aan het adres van zijn Amerikaanse collega Admiraal Mike Mullen tijdens diens bezoek aan Beijing. “Amerika herstelt nog steeds van de financiële crisis,” had Chen gezegd, “Onder die omstandigheden besteedt het nog altijd veel geld aan zijn militaire apparaat. Zet dat de belastingbetalers niet teveel onder druk?” Voor Whittington moet men zich vragen stellen over China, dat zijn eigen militaire uitgaven verhoogt “teneinde te gelegener tijd de stijd met de VS aan te gaan om de status van enige supermogendheid.”

Intussen duurt de impasse rond het Amerikaanse schuldplafond voort. Om de uiterst zwakke economie nieuw leven in te blazen hadden de Democraten en het Witte Huis de oorlog kunnen verklaren aan de werkloosheid en de strijd aangaan met de partij die bij uitstek opkomt voor de rijken en machtigen. Een serieuze verhoging van de koopkracht van de lagere en middeninkomens had daarbij centraal moeten staan. Dat zet immers zoden aan de dijk om de economie een duw in de goede richting te geven. En men had klip en klaar moeten maken dat sociale zekerheid, Medicare en onderwijs taboe waren in de onderhandelingen, en een onmiddellijke besnoeiing van 25% op militaire uitgaven aankondigen, zoals geëist door de Democratische volksvertegenwoordiger Barney Frank (D-MA), vooraanstaand lid van het House Financial Services Committee. [7] Onderzoek bevestigt dat de publieke opinie niet alleen hier voor te vinden is, maar ook voor een serieuze verhoging van de belasting op hogere inkomens en ondernemingen, en op een vermindering van de militaire inspanningen overzee, waar de VS meer dan 800 bases heeft, zelfs bij welvarende bondgenoten in Europa en Japan.

Het Witte Huis en de President lijken al geruime tijd de greep op de gebeurtenissen te hebben verloren. De president voert overleg met Wall Street bankiers die zich zeer royaal hebben getoond in de verkiezingscampagne, en de Democraten in het Congres zijn al even happig op campagnesteun van ondernemingen en lobbyisten als hun Republikeinse collega’s, zodat zij, uitzonderingen daargelaten, de belangen van ondernemingen niet zullen dwarsbomen. De uitspraak van Gore Vidal uit 1977 dat het Amerikaanse politieke landschap wordt bepaald door twee rechtse partijen gaat vandaag bij uitstek op. De Liberals zijn gemarginaliseerd, de lagere en middengroepen worden niet meer democratisch vertegenwoordigd. De uitspraak van de President vorige week in een persconferentie dat “we are all in this together,” is vals. De President heeft zich immers bereid getoond om te snoeien in sociale zekerheid en in de medische zorg programma’s waar vooral de onderkant van de maatschappij het van moet hebben. Men mag een vraagteken zetten bij zijn opmerking dat de bevolking dit zo wil. Die wil immers vooral dat er drastisch wordt gesneden in de militaire uitgaven. Maar of dat gebeurt mag men betwijfelen. De VS moet immers kost wat kost de enige supermogendheid blijven.

[1] Wikipedia: “Gore Vidal
[2] Gore Vidal: “Matters of Fact and of Fiction: Essays 1973–1976.” Random House. p. 268. ISBN 0394411285.
[3] BBC HARDtalk: “We have been immoral from the beginning
[4] een podcast is tot 25 augustus beschikbaar op “The US debt ceiling debate
[5] het discrenionaire budget is dat deel van de Amerikaanse federale begroting dat tijdens het jaarlijkse begrotingsproces wordt onderhandeld tussen de president en het Congres; het overige deel van de begroting betreft uitgaven die vastliggen op basis van wetgeving, zoals Sociale Zekerheid en Medicare, zie FY 2012 Discretionary Federal Budget
[6] The Economist: “American military spending. Threatening a sacred cow. America’s fiscal crisis has put defence spending in the crosshairs
[7] Dave Lindorff: “Blowing It: Democrats, Unable to Be a Party of the People, are Sinking Themselves

maandag 16 mei 2011

Cuba: wordt het Amerikaanse embargo opgeheven?

     

Vorig jaar verschenen op Geopolitiek in perspectief twee artikelen over Cuba. [1] [2] Daarin werd aandacht besteed aan het falend Amerikaans beleid voor dat land, beleid dat in feite puur crimineel is. De sancties tegen Cuba die al een halve eeuw van kracht zijn missen niet alleen hun doel, ze zijn ook schadelijk. Het is een achterhaalde maatregel - waarvoor werd gekozen tijdens de Koude Oorlog - die volgens Amnesty International schade doet aan de mensenrechten van zowel Cubanen als VS burgers. Cuba vormt geen enkele bedreiging voor de VS. Onder het mom van ‘de Cubaanse bevolking democratie brengen’ is het echte doel om “honger, wanhoop en regime change te bewerkstelligen.”

Op 19 april discussieerde Peter Lavelle met Ray Walder, Saul Landau en Gloria La Riva in CrossTalk op het Russische satellietkanaal RT over het feit dat sinds de mislukte Amerikaanse invasie van Cuba, die bekend staat als het Varkensbaai incident [3], 50 jaar zijn verlopen zonder dat het de Amerikanen is gelukt het regime te verdrijven. Hij stelt de vraag of de operatie enig resultaat heeft opgeleverd, hoeveel lijden het Amerikaanse embargo de Cubanen toebrengt en in welke mate een einde aan de strafmaatregelen het imago van Amerika als economische tiran kan oppoetsen. Zie de video hieronder, en let vooral op de interessante opmerkingen van Saul Landau en Gloria La Riva, en de uiterst laaghartige manier waarop de ultra-conservatieve Ray Walder de discussie tracht te verstoren.


[1] Geopolitiek in perspectief: “Cuba: schrijnend voorbeeld van falend Amerikaans buitenlands beleid
[2] Geopolitiek in perspectief: “Cuba: schoolvoorbeeld van crimineel Amerikaans optreden
[3] Wikipedia: “Invasie in de Varkensbaai

maandag 22 november 2010

Cuba: schrijnend voorbeeld van falend Amerikaans buitenlands beleid

         

Na 9/11 zijn veel Amerikanen eens wat nauwlettender gaan kijken naar hetgeen de VS doet in de wereld en hoe dat wordt gepercipieerd. Daarmee kwamen tal van onbesproken zaken op de agenda. Maar al in 1958, onder president Eisenhower, beantwoordde de National Security Council de vraag: “Why do they hate us” met: “De VS steunt corrupte, onderdrukkende regimes en houdt politieke en economische vooruitgang tegen omdat het de olievoorraden in de regio onder controle wil krijgen.” [1] Een antwoord dat vandaag nog altijd opgaat. Een uitspraak als “they hate our freedoms” is naast de zaak, want wat “they hate” is het Amerikaanse beleid dat hen de vrijheden onthoudt die ook zij nastreven. De bombastische taal van Osama bin Laden heeft daarom toch enige weerklank, zelfs bij hen die hem vrezen en verachten. Kijkend naar het optreden van de VS in bijvoorbeeld Centraal en Latijns Amerika, het Midden-Oosten en Azië, beschouwt een groot deel van de wereld Washington als een terreurregime. In 1999 schreef Samuel Huntington [2] in Foreign Affairs: “De VS maakt verschillende landen uit voor ‘schurkenstaat’, maar in de ogen van veel landen ontwikkelt het zich tot een ‘schurkensupermacht’ … de grootste externe bedreiging voor hun samenleving” [3].

De 9/11 aanvallen op de VS zijn wereldwijd scherp veroordeeld. Volgens opinieonderzoek betekenden de daarmee gepaard gaande sympathiebetuigingen echter geen steun voor “een militaire aanval” op Afghanistan. De dubbelzinnige houding van de VS in het Israel-Palestina conflict voedt vanzelfsprekend ook de “haatgevoelens” in de Arabische wereld, waar men ziet hoe Amerika met de levering van de meest gesofisticeerde wapens Israel steunt in zijn militaire bezetting sinds 1967 van Palestijns gebied. De “Bush doctrine”, waarmee Washington zich het recht verschaft eenzijdig potentiële bedreigingen waar ook ter wereld aan te vallen, speelt de terroristen in de kaart. Yehoshaphat Harkabi [4], een voormalig hoofd van de Israëlische militaire inlichtingendienst, zei in 1982: “De Palestijnen een eervolle oplossing bieden die hun zelfbeschikkingsrecht eerbiedigt: dat is de oplossing van het terrorismevraagstuk.” [5] Een zinnige uitspraak, die een veel bredere toepassing heeft. Want als Amerika werk maakt van de wortels van de “haatcampagnes” kan het niet alleen de bedreiging doen afnemen, maar ook de idealen naleven die Amerika zegt te koesteren.

Maar Amerika is hardleers. President Obama tikt de Afghaanse president Karzai op de vingers over corruptie, maar blijft miljarden dollars pompen in corrupte regimes overal ter wereld, van Pakistan tot Columbia. Karzai wil met de Taliban een vredesregeling onderhandelen, maar het Pentagon gaat hardnekkig voor iets dat men als “militaire overwinning” kan presenteren. Afwachten dus hoeveel doden er nog moeten vallen alvorens Washington de door de Afghaanse regering bepleite strategie toestaat. Maar het probleem is veel algemener [6] en raakt het Amerikaanse buitenlands beleid waar ook ter wereld. Washington zegt “democratie” te steunen, maar democratie zonder zelfbeschikking is wel een heel beperkte vorm van democratie. Latijns Amerika bijvoorbeeld kende meer economische democratie in de periode 1950 tot 1980 - toen vrijwel de hele regio leefde onder dictatuur - dan gedurende de laatste 30 jaar, toen een economisch beleid in Washington-stijl de norm werd. Gelukkig besloot het Latijns Amerikaans electoraat uit deze ervaring niet dat dictatuur beter is dan democratie. Het laatste decennium zorgden de kiezers voor meer democratie in de zin van zelfbeschikking en economisch beleid ten faveure van het eigen land. Bolivia, Argentinië, Venezuela en Ecuador zijn de belangrijkste voorbeelden van een continent dat nu vrijwel geheel door progressieve “pink tide[7] regeringen wordt bestuurd.

Volgens de Amerikaanse hoogleraren politicologie Steven Weber en Bruce W. Jentleson [8] is de tijd van Amerikaanse unipolaire macht voorbij. Nieuwe wereldmachten komen opzetten, Amerika moet de bakens verzetten. Vijf Amerikaanse kernwaarden (vrede is beter dan oorlog, hegemonie is beter dan machtsevenwicht, kapitalisme is beter dan socialisme, de Westerse cultuur is beter dan een andere) worden fel betwist en staan opnieuw ter discussie. Amerika mag dan militair en economisch nog te toon aangeven, het verliest de “oorlog om ideeën”. Alternatieve modellen gebaseerd op andere ideologieën voeren de concurrentiestrijd op. Amerika moet zich neerleggen bij een nieuwe realiteit, waarin het niet meer in het centrum staat van zijn eigen universum. Amerika is niet met zijn tijd meegegaan. Een wederkerigheidsdoctrine kan het toenemend verval van Amerika in de wereld doen keren: de doelstellingen in het buitenlands beleid moeten wederzijdse belangen dienen. Amerika kan niet langer één maatstaf hanteren voor het binnenlands electoraat, en een andere voor de rest van de wereld. Het moet een ieder behandelen met hetzelfde respect, waardigheid en autonomie. Het exceptionalisme afschudden, dat is de enige manier om op het wereldtoneel relevant te blijven.

Het meest schrijnende voorbeeld van het falende Amerikaans buitenlands beleid is wel de houding ten opzichte van Cuba. Sinds zijn aantreden heeft president Obama weliswaar de sancties enigszins versoepeld, bijvoorbeeld door de beperkingen op te heffen voor Cubaanse Amerikanen om naar het eiland te reizen of geld naar familie over te maken. Maar de president verlengde wel de toepassing op Cuba van de Trading With the Enemy Act (TWEA), zowel in september 2009 en nu ook op 2 september 2010. Obama ziet Cuba dus nog steeds als vijand en blijft het de duimschroeven aanleggen. Amnesty International (AI) veroordeelt [9] de verlenging. De sancties missen volgens AI hun doel en zijn bovendien schadelijk. AI stelt dat het Amerikaanse Congres uiteindelijk de macht heeft om “dit ontaarde embargo dat een verwoestende uitwerking heeft op het leven van de gewone Cubanen en de vrijheid van VS burgers beknot om naar het eiland te reizen en zaken te doen met en in Cuba”, te herroepen. AI zal “blijven oproepen tot intrekking van een achterhaalde maatregel - waarvoor werd gekozen tijdens de Koude Oorlog - die schade doet aan de mensenrechten van zowel Cubanen als VS burgers”.

Zowat alles wat men in de Amerikaanse media over Cuba hoort is gelogen [10]. De in Miami woonachtige Cubanen haten hun socialistische vaderland absoluut niet. Die gaan graag op bezoek bij hun familieleden, hoewel het leven in het land dat zij nog altijd “thuis” noemen zwaar is. Dat de Cubanen in angst leven, vurig verlangen naar op Amerikaanse leest geschoeide democratie en kapitalisme, en vijandig staan ten opzichte van Amerikaanse belangen zijn oppervlakkige rechtvaardigingen voor een VS embargo en andere Koude Oorlog anachronismen die al lang moesten zijn opgeheven. Cuba vormt geen enkele bedreiging voor de VS. Het wakkert het antiamerikanisme niet aan door zijn banden met Venezuela en andere landen die zich onafhankelijk van Amerika opstellen. Het is eerder omgekeerd: de Cubanen mogen zich terecht als de vroegste slachtoffers van terrorisme beschouwen. Denk aan de aanslag op een DC-8 van Cubana de Aviación met 73 mensen aan boord. Volgens onderzoek van het Cubaanse Centro de Investigaciones Históricas de la Seguridad del Estado [11] zijn sinds 1959 in en rond Cuba bij terroristische aanslagen in totaal 3.478 Cubanen gedood en 2.099 gewond, meer dan de doden bij de 9/11 aanslagen op New York en Washington.

Het bijna 50 jaar van kracht zijnde embargo op Cuba is wel het duidelijkste teken van Amerikaans falen in zijn relatie met het buitenland. Het embargo vertaalt zich in prijzen van dagelijkse producten als aspirine of tandpasta, die 3-4 keer zo duur zijn omdat ze via een omweg worden geïmporteerd. Met elektriciteit wordt spaarzaam omgegaan. Producten als verf voor de bouwvallige woningen, of alledaagse zaken als Tupperware zijn nauwelijks verkrijgbaar. Ondanks alles weet de Cubaanse regering zijn goed geleide ziekenhuizen operationeel te houden. En dankzij Venezuela is er volop brandstof voor auto’s, incl. de honderden Amerikaanse oldtimers uit de 50-er jaren. In Cuba wordt er natuurlijk volop geklaagd. Dienstbaarheid is vrijwel onbekend, het eeuwige probleem in socialistische economieën. Maar de Cubanen houden stug vol. Ze doen de revolutie eer aan. Ze spreken met respect en bewondering over Fidel Castro, die actief betrokken blijft bij het intellectueel en politiek debat. Ze zijn geweldig trots op de artsen, verpleegsters, leerkrachten en technici die ze naar landen als Haïti en Brazilië sturen, en op de vele uitwisselingsprogramma’s met Latijns Amerika voor journalisten en academici. Amerikaanse bezoekers worden met open armen ontvangen. De genegenheid voor Amerika, zijn cultuur (en… baseball) is overweldigend. De beter opgeleide Cubanen zijn op de hoogte van het Amerikaans politiek systeem, zijn leiders en de recente Midterm verkiezingen.

Cuba is een land dat tot de vriendenkring van Amerika en het Westen gerekend moet worden. Opheffing van het embargo zou een eerste prioriteit voor Amerika moeten zijn.

[1] Noam Chomsky: “9/11: Lessons Unlearned
[2] Wikipedia: "Samuel Huntington
[3] Samuel Huntington: “The Lonely Superpower
[4] Avi Schlaim: “Obituary: Professor Yehoshafat Harkabi
[5] Noam Chomsky: “Drain the swamp and there will be no more mosquitos
[6] Mark Weisbrot: “The great US foreign policy flaw
[7] Wikipedia: “Pink tide
[8] Samer Araabi: “Review: The End of Arrogance
[9] Amnesty International: “Document Cuba: Amnesty International criticises president Obama’s decision on Cuba
[10] Tim Shorrock: “Postcard from...Havana
[11] zie “Cronología de las acciones terroristas contra Cuba