maandag 27 augustus 2012

Do Palestinians expect too much from Egypt?

by Sameeha Elwan

The ongoing unprovoked dehumanization of Palestinians crossing borders into Egypt shows no likelihood of change on the ground. So I have to ask myself, “Are we really expecting too much from the current Egyptian government?”

Crossing the Rafah border has been the odyssey of every Palestinian living in the Gaza Strip forever. Somehow, I cannot even remember a time when the Rafah border was totally open. Two years ago, I was asked by a journalist whether I remember a time when there were no restrictions over movement for Palestinians living in the Gaza Strip or when we were able to travel freely. It didn’t take me much time to answer with a “No”. I still remember how we used to celebrate my uncles by making big banquets every time one of them would successfully make it to Gaza, spending at least a day or two (sometimes more) at the crossing. While celebrating their victorious 3-day return journeys, we would chat about the different ways Egyptians, Israelis and Palestinians would each treat Palestinian travellers. However, it was in 2007 when Hamas seized power over the Gaza Strip that Egypt’s perverse complicity in imposing a siege on the Gaza Strip started, leaving a population of around 1.5 million Palestinians trapped in one of the largest prison camps the world has seen.

Our enthusiasm in the Gaza Strip with the toppling of the former Mubarak regime in Egypt in February 2011 was linked to hopes that it would bring an end to this epic of crossing the Rafah border. However, I remember the disappointment that this promised an easing of the blockade not a permanent opening of the borders. For, this easing did not prevent my mother, granted a medical report that shows her serious health condition needed urgent treatment, from being turned away twice at the Rafah border. So this was an easing that had been deemed illegal but with which a supposedly US-backed government was complicit. At that time, we did expect that the siege would somehow come to an end. The Rafah border and the humiliation of Palestinians travelling through it has proved us wrong.

It is true that for the first time in four years, Palestinians from the Gaza Strip especially women and children were allowed to get out freely. However, the same restrictions over the movement of young male Palestinians aging between 18 and 40 were still ongoing. A limited number of around 300 to 400 Palestinians were allowed to cross daily, while hundreds of others were destined to either wait or be turned away.

Today, there is again a talk of a permanent opening of the Rafah border. Palestinians in the Gaza Strip have been pinning their hopes on the new Egyptian president, Mohammed Morsi, to put an end to the frequent closures which frequently take place under the heading of ‘security reasons’, i.e., the Hamas government. However, talk of the permanent opening of the Rafah border does not indicate that those previously mentioned restrictions shall be lifted. The Rafah border is still closed to trade and to the import of some basic construction materials which means that the 5-year-siege is still in effect. It also means that people will still be using the alternative tunnel trade which has now become the alternative means of getting to and from the Gaza Strip.

The ongoing unprovoked dehumanization of Palestinians crossing borders into Egypt shows no likelihood of change on the ground. So I have to ask myself, “Are we really expecting too much from the current Egyptian government?”

Sameeha Elwan is an MA student of Culture and Difference at Durham University (UK), and a Palestinian Blogger from the Gaza strip.

This article first appeared on openDemocracy, and was the weekly-featured-column in This Week's Window on the Middle East.

donderdag 16 augustus 2012

Waarom geweld verweven is met de Amerikaanse cultuur

   
President Lyndon B. Johnson meets with Martin Luther King, Jr. in the White House Cabinet Room
Source: Lyndon Baines Johnson Library and Museum. Image Serial Number: A2134-2A.


America, he charges, was guilty of waging war on those who really made the American nation: Native Americans, African-Americans, the working-class, the poor, and women. American history, as Zinn saw it, was that of a history of "genocide: brutally and purposefully waged by our rulers in the name of progress. He claimed that these truths were buried “in a mass of other facts, as radioactive wastes are buried in containers in the earth.”
Ron Radosh on Howard Zinn in “America the Awful---Howard Zinn's History

Een opvallend detail in de geschiedenis van de VS is het taboe gedurende ruim een halve eeuw (1880-1940) op een wet tegen lynchen. [1] Lynchen is niets anders dan moord. In een rechtsstaat zou een verbod op moord overbodig moeten zijn, maar de buitengerechtelijke moord op zwarten werd door de Amerikaanse samenleving destijds gelegitimeerd. In een zich ontwikkelende samenleving is één van de belangrijkste tekenen van beschaving het toekennen van het monopolie op dodelijk geweld aan de overheid. Maar dankzij de wapenlobby gaat dat niet op voor de VS, specifiek voor de stand-your-ground law staten [2] [3] waar men legaal kan doden als men zich bedreigd voelt. Een Amerikaanse burger kan probleemloos een semiautomatisch wapen aanschaffen. Voorzien van een magazijn voor 100 patronen wordt elke schutter daarmee een potentiële massamoordenaar. Hoe kan men het primaat van de overheid verdedigen en tegelijk burgers toegang geven tot dit soort militaire wapens? Wat motiveert de activisten die ijveren voor het recht op wapenbezit?

Slachtingen zoals die in Aurora maken steevast sympathiebetuigingen voor de slachtoffers los, en analyses van de dader. De dader krijgt de schuld, de samenleving gaat vrijuit. Zo blijft een maatschappelijk debat over de Amerikaanse geweldscultuur uit. De vraag of sprake is van rituele sympathiebetuigingen of authentieke compassie blijft onbeantwoord. Dit type blindheid verklaart ook waarom Amerikanen probleemloos de twaalf doden van Aurora betreuren, maar tegelijk weinig compassie tonen voor de slachtoffers van het Amerikaanse antiterrorismebeleid. Het medeleven lijkt te zijn voorbehouden voor landgenoten. Buitenlands geweld, gepaard gaand met patriottische retoriek van de overheid, krijgt de steun van de bevolking. Denk aan de Israëlische aanval op Gaza begin 2009, de Irak-oorlog, de droneaanvallen, de oorlogen in Afghanistan en Libië. Geen woord van medeleven met deze talloze onschuldige slachtoffers van de Amerikaanse geweldscultuur.

Vanaf het prille begin van de VS zo’n 400 jaar geleden is oorlog en binnenlands geweld verweven met het leven van alledag en met de Amerikaanse cultuur. Geweld in allerlei vormen is volgens de gezaghebbende Amerikaanse historicus Richard Maxwell Brown terug te vinden “in vrijwel elk stadium en aspect van de onze nationale geschiedenis” en is “onderdeel van onze onverwerkte waardenstructuur”. Het is zelfs zo dat “het steeds weerkerend geweld dat teruggaat tot ons koloniaal verleden onze burgers een neiging tot geweld heeft bijgebracht”. [4] [5] Hoewel Amerika dus sinds lang voor 9/11 verslingerd is aan oorlog en geweld, cultiveerde het de afgelopen eeuw wel het valse zelfbeeld als vrijheidslievende natie, een beeld dat de Amerikaanse bevolking zich inmiddels integraal heeft toegeëigend.

Het vredelievende zelfbeeld ten spijt wordt Amerikaans patriottisme veeluit geuit in militaire/militaristische termen. Heel wat presidenten dankten hun verkiezing aan hun militaire carrière. Woodrow Wilson (1913-1921) was de eerste president die moralistische retoriek gebruikte om een nieuwe oorlog te rechtvaardigen. En in 1991 kondigde vader Bush de eerste Irak-oorlog aan met de woorden: "Wij, Amerikanen, hebben een unieke verantwoordelijkheid om het harde werk van de vrijheid te doen. En als we dat doen, dan functioneert die vrijheid ook”. Vanzelfsprekend lagen niet aan alle Amerikaanse oorlogen lage motieven ten grondslag. Ook werd de lancering van niet elke oorlog gehuld in egoïstische, moralistische retoriek. Wel staat vast dat Amerikanen weinig inzicht hebben in de omvangrijke rol die oorlogen hebben gespeeld in de Amerikaanse geschiedenis. Volgens historici hebben de oorlogen de Amerikanen wel geleerd te vechten, de verschillende bevolkingsgroepen bijeengebracht en de nationale economie een duw in de rug gegeven.

De Amerikaanse historicus Howard Zinn geeft een goed overzicht van de Amerikaanse oorlogen en de rol welke die speelden in de ontwikkeling van het land. [6] Na de Indiaanse aanval van 1622 in Jamestown zouden tot 1890 nog een groot aantal oorlogen met Indianen volgen die veel grondgebied opleverden. Van belang waren voorts de onafhankelijkheidsoorlogen met Engeland. De oorlog met Mexico leverde in 1848 het gehele zuidwesten op, waaronder Californië, Arizona, New Mexico, en delen van Utah en Wyoming. De uitbouw overzee begon met de Spaans-Amerikaanse oorlog en de Filippijnse Opstand (1898-1902), wat de controle over de Filippijnen, Cuba en Puerto Rico opleverde. Dan komen de Wereldoorlogen, de Koreaanse oorlog en de langste en kostbaarste oorlog uit de Amerikaanse geschiedenis: Vietnam. Tussendoor waren er honderden “militaire acties”, zoals Indochina, het Caraïbisch gebied, Centraal-Amerika en de Varkensbaai-invasie van Cuba. Tijdens de Koude Oorlog voerde de VS tal van acties uit vanuit zijn overzeese bases. Tenslotte de eerste Golfoorlog, voormalig Joegoslavië, Afghanistan, Irak en vandaag het beleg van Iran en de indirecte militaire tussenkomst in Syrië.

Amerikaanse historici buigen zich wel over de militaire aspecten van de oorlogen, maar gaan voorbij aan de effecten op de samenleving. Een mogelijk verband tussen oorlog en geweld in de samenleving blijft onontgonnen gebied, een lacune die vooral opvalt in de geschiedenisboeken. De meeste Amerikaanse historici zijn niet bereid de realiteit onder ogen te zien: geweld en de Amerikaanse cultuur zijn onlosmakelijk met elkaar verweven. Prominente historici hebben dat jaren geleden al ingezien. [7] Zo schreef tweevoudig Pulitzer Prize laureaat, historicus Richard Hofstadter: "Geweld in Amerika komt buitengewoon veel voor. Het is in onze geschiedenis een alledaags en bestendig fenomeen dat haaks staat op de manier waarop wij onze nationale waarden afschilderen.” Voor Stanford University professor Lawrence Friedman “komt het Amerikaans geweld diep vanuit de Amerikaanse persoonlijkheid … [het] kan geen toeval zijn, en al evenmin genetisch. De specifieke feiten van de Amerikaanse samenleving zitten er voor iets tussen … misdaad is misschien de prijs … van de vrijheid … [maar] Amerikaans geweld blijft een historische puzzel”.

Volgens één van de historici vielen in de periode 1622-1900 tenminste 753.000 autochtone Amerikaanse Indianen slachtoffer aan oorlogsvoering en genocide in wat vandaag de Verenigde Staten van Amerika is. In dezelfde periode zou dat aantal voor Afrikaanse Amerikanen op tenminste 750.000 liggen. Andere vormen van binnenlands collectief geweld zouden minder dan 20.000 slachtoffers hebben gekost. Hoe afschuwelijk deze cijfers ook zijn, zij verbleken in vergelijking met de belangrijkste vorm van Amerikaans geweld die historici tot voor kort routinematig hebben genegeerd: intermenselijk geweld. In 1997 vergeleken de hoogleraren Franklin Zimring en Gordon Hawkins criminaliteitscijfers in de G-7 landen (Canada, Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan en de VS) tussen de zestiger en negentiger jaren van de vorige eeuw. De conclusie was: "De omvang van het dodelijk geweld in de VS duidt op een derde-wereld fenomeen in een eerste-wereld land". In de 20e eeuw werden meer Amerikanen gedood door andere Amerikanen dan omkwamen in de Amerikaans-Spaanse oorlog, de beide Wereldoorlogen, de Korea oorlog en de Vietnam oorlog bij elkaar.

Richard Hofstadter stelt dat Amerikanen zich niet verdiepen in geweld omdat hun wordt voorgehouden dat zij een “uitverkoren volk” zijn waaraan alle ellende die andere samenlevingen ondergaan voorbijgaat. Hen wordt een veel te positief beeld van Amerika voorgespiegeld. De “mythe van de onschuld” of “van het nieuwe Eden”, aldus Hofstadter. Dat overheden zich geen zorgen maakten over geweld komt ook omdat dat niet tegen hen was gericht. Het geweld vond plaats tussen burgers: zwart-blank, blank-Indiaan, Protestant-Katholiek of Aziaat-Latino. Het ontbreken van een gewelddadige revolutionaire traditie in Amerika is de belangrijkste reden waarom Amerikanen nooit zijn ontwapend, terwijl in Europa het omgekeerde geldt. Zo ontstond het selectief geheugen - of het historische geheugenverlies - over geweld. Maar Amerikaanse historici hebben wel degelijk een verband aangetoond tussen cultuur en geweld. Mogelijk worden we nu geconfronteerd met een ander bijproduct van de Amerikaanse neiging tot geweld: een zoveelste oorlog (Iran, Syrië, ...) zonder dat men zich daar vooraf ernstige vragen bij stelt. Dat is nu eenmaal de American Way.

[1] Robert Pierce Forbes (alias: cwhig): “The violence lobby
[5] Stan van Houcke: “Arie Elshout van de Volkskrant 20
[7] Ira Leonard: “Violence is the American Way

maandag 6 augustus 2012

Heeft Amerika zich uitgeleverd aan de wapenlobby?

         
Colt AR-15 Sporter [1] SP1 Carbine      Photo: M62 - Wikimedia Commons

Jaarlijks 300.000 incidenten met vuurwapens, met 30.000 doden. [2] Een vuurwapen in 47% [3] van Amerikaanse huishoudens. Aanvalswapens in de winkel om de hoek. Bloedbaden in Columbine, Virginia Tech, Fort Hood, recent Aurora en nu Oak Creek. President Obama was aangeslagen na zijn gesprek met nabestaanden van Aurora, maar zijn troostende woorden volstaan niet. Op weg naar Aurora had hij zijn woordvoerder laten zeggen dat “de rechten van burgers voortvloeiend uit de Second Amendment moeten worden gewaarborgd, maar wapens niet in handen mogen vallen van personen die daar onder de huidige wetgeving geen recht op hebben”. Dat die huidige wetgeving de mensen in het Aurora-incident niet kon beschermen is een ieder duidelijk, behalve politici die herverkozen willen worden. De president doet dus niets om dit soort bloedbaden in de toekomst te voorkomen. Maar Romney is geen haar beter. Die laat ijskoud weten dat hij “geen steun [verleent] aan nieuwe wetgeving die aanvalswapens moet verbieden”.

De opiniestukken die na het bloedbad verschenen vertolken zonder uitzondering de politieke realiteit: het incident verandert niets aan de wapenwetgeving. De politici realiseren zich dat verzet tegen de National Rifle Association (NRA), de Amerikaanse wapenlobby, hen berooft van een baan voor het leven. Maar de politici zijn abuis. Niet alleen bepaalt het electoraat wel hoe lang zij op post blijven, maar ook wordt de macht van de wapenlobby zwaar overschat. Bill Clinton nam destijds de handschoen op en kreeg in 1993 een wet door het Congres die voorzag in een antecedentenonderzoek voor kopers van vuurwapens, en in 1994 een verbod op semiautomatische wapens, de Assault Weapons Ban (AWB). Maar in 2004 koos het Congres ervoor die wet niet te verlengen. Met als resultaat een serie slachtoffers van bloedige misdaden die onuitvoerbaar hadden moeten zijn. In Aurora ging het om een Smith & Wesson semiautomatisch geweer van het type AR-15. De politie was in 90 seconden ter plaatse. Negentig seconden. In die tijd kon de schutter 70 mensen neerschieten. Dat lukt niet met een jachtgeweer.

Clinton verzette zich in 1995 ook met succes tegen “flikkendoder” ammunitie. “Wild draagt geen kogelvrij vest”, zo argumenteerde hij. In de tussentijdse verkiezingen van november 1994 werd zijn partij wel verslagen, maar bij de presidentsverkiezingen in 1996 werd hij probleemloos herkozen. Clinton slaagde erin om wapencontrole bespreekbaar te maken door zich in het openbaar telkens te laten omringen door veel “blauw”, de grootste voorstanders van wapencontrole. Maar naar verluidt hebben Al Gore’s standpunten over wapenbezit bij burgers hem in 2000 het presidentschap gekost. En na 9/11 was het hek helemaal van de dam. De angst bij de bevolking nam toe. Een PR-bonus bij uitstek voor de wapenlobby. En zo bleven na 2004 semiautomatische wapens gemakkelijk verkrijgbare consumentenproducten, met dank aan een op middeleeuwse leest geschoeide propagandamachine. Anders dan Bill Clinton destijds zijn de politici in Amerika vandaag niet meer bereid de handschoen op te nemen. Politiek Amerika lijkt zich aan de lobby te hebben overgeleverd.

De wapenlobby in Amerika claimt het volstrekte recht van burgers om wapens te dragen met een verwijzing naar de Second Amendment op de Amerikaanse grondwet. Maar dat document dateert van 15 december 1791 en moet vanzelfsprekend worden bekeken in de context van een tijd waarin hoogtechnologische wapens niet bestonden en jagen geen sportief tijdverdrijf was, maar een manier om eten op tafel te krijgen. Vandaag moeten geen Indianen - de autochtone bevolking - in bedwang worden gehouden, evenmin als de Afrikaanse slaven. En burgers moeten zich vandaag ook niet beschermen tegen de koloniale Engelse regering. Allemaal onderliggende motieven van de Founding Fathers destijds voor het recht op wapenbezit. In de Amerikaanse samenleving van vandaag zijn die motieven achterhaald en is dat recht op geen enkele manier meer te rechtvaardigen. Het volstrekte recht op wapenbezit is een anachronisme dat dringend moet verdwijnen.

Gezaghebbende mensen als senator John McCain menen dat striktere wetgeving op wapenbezit niet het antwoord is op de reeks bloedbaden. In de zondagse talkshow State of the Union op de Amerikaanse nieuwszender CNN omschreef McCain het Aurora-incident als een “vreselijke tragedie”, maar zei ook dat wapenbezit door burgers nu eenmaal een grondwettelijk recht is. “Ik denk dat het verbod op aanvalswapens dat een paar jaar geleden is verstreken weinig zoden aan de dijk heeft gezet. De suggestie dat dit bloedbad kon ontstaan door het ontbreken van een striktere wapenwetgeving is voor mij niet bewezen”, aldus McCain. Soortgelijk commentaar kwam van de gouverneur van Colorado, John Hickenlooper, die meende dat  geen enkele wet de terreurdaad van James Holmes kon hebben voorkomen.

De Amerikaanse politici zijn duidelijk gevoelig voor de publieke opinie en houden de peilingen nauwkeurig in het oog. Een onderzoek van Gallup in oktober 2011 [4] wijst op een grotere tegenstand (53%) tegen een verbod op semiautomatische of aanvalswapens dan steun (43%) voor zo’n verbod. Gallup stelde deze vraag voor het eerst in 1996 en vond toen 42% tegen en 57% voor. Een grote meerderheid (60%) vindt dat de overheid de bestaande wetten strikter moet toepassen en geen nieuwe wetten moet invoeren, een minderheid (35%) vindt dat er zowel nieuwe wetgeving moet komen als striktere handhaving. Gallup zoekt de oorzaak van de tendens naar een positievere houding ten opzichte van wapenbezit in de meer libertaire kijk van de samenleving op tal van kwesties, en noemt als voorbeeld de grotere steun voor legalisering van het gebruik van marihuana en het gebrek de afgelopen jaren aan wetgevend initiatief rond inperking van het wapenbezit in het Congres. Hoe het ook zij, de trend is niet positief. In 1959 zei 60% van de ondervraagde Amerikanen nog dat het bezit van handvuurwapens door burgers moet worden verboden, in 2011 gaf nog maar 26% dat antwoord.

Onder deze omstandigheden neemt niemand in politiek Amerika wetgevende initiatieven. De burgemeester van New York, Michael Bloomberg, een uitgesproken voorstander van inperking van het wapenbezit, zei op CBS: “Het wordt tijd dat dit land eens wat doet. En dat is de taak van de president van de Verenigde Staten”. Dat lokte dan toch een reactie van president Obama [5] uit: hij zei voorstander te zijn van antecedentenonderzoek om wapens uit verkeerde handen te houden en dat AK-47 geweren “op het oorlogsslagveld [thuishoren], niet op straat”. Tegelijk bekreunde hij zich over het gebrek aan politieke wil in het Congres om het wapenbezit aan te pakken. “Maar ik zal de samenwerking met leden van beide partijen, religieuze groeperingen en het maatschappelijke middenveld blijven zoeken om tot een consensus rond het inperken van geweld te komen”, aldus de president.

Of het tot concrete actie komt valt te betwijfelen. Daarvoor is de vrees voor de wapenlobby te groot, en de peilingen naar de publieke opinie te duidelijk. Geweld zit ingebakken in de Amerikaanse cultuur. Kandidaten voor het presidentschap Obama en Romney, die toch bij uitstek leiderschap zouden moeten tonen, leggen halfslachtige verklaringen af, maar gaan niet doortastend tot actie over. De schutters mogen dan lafaards zijn, die kwalificatie geldt ook de politici die hen de wapens verstrekken.

[1] noteer de ergerlijk misleidende commerciële benaming van dit oorlogstuig
[2] Bill Moyers en Michael Winship : “The NRA has America living under the gun
[3] Gallup: “Self-Reported Gun Ownership in U.S. Is Highest Since 1993
[4] Gallup: “Record-Low 26% in U.S. Favor Handgun Ban
[5] Darren Samuelsohn: “Obama: AK-47s belong on battlefield, not streets

donderdag 26 juli 2012

De VS ‘stevent af op rampspoed’ door macht boven economie te stellen

  
An S-3B Viking, assigned to the "Scouts" of Sea Control Squadron Two Four (VS-24), is launched from
 the bow of the Nimitz-class aircraft carrier USS Theodore Roosevelt (CVN 71) in the Persian Gulf
(Reuters/Nathan Laird/U.S. Navy photo)

“De Republikeinse partij bekommert zich niet over Amerika. Zij trekt zich niets aan van de economie.” Dat zei eerder op deze site [1] [2] niet een “linkse gek”, maar een ervaren, serieuze, rationele stafmedewerker van het Congres met zowat 30 jaar ervaring: de historicus Mike Lofgren, die de tactiek en doelstellingen van zijn eigen partij aan de kaak stelde. “De Republikeinen stellen zich steeds minder op als traditionele volksvertegenwoordigers; de partij verwordt tot een apocalyptische cultus die zich kan meten met de uiterst ideologische autoritaire partijen in het Europa van de 20e eeuw”, aldus Lofgren vorig jaar. “Het ongebreideld militarisme van het laatste decennium en het laffe verzuim van de Democraten om die te doen keren zijn strategisch en financieel nefast geweest. Vandaag is de VS minder welvarend, minder veilig en minder vrij. Het militarisme dat gepaard gaat met interventies in het wilde weg zal maar bedaren als de schatkist leeg is, net zoals dat gebeurde met de Republiek der Nederlanden en het Britse Rijk.”

Vandaag krijgen we in de bovenstaande videoclip van het interview op het Russische Engelstalige satellietkanaal RT met één van Lofgren’s partijgenoten een nieuwe waarschuwing. Clyde Prestowitz, [3] een voormalig adviseur van de Minister van Handel uit de regering-Reagan, [4] zegt dat de VS afstevent op rampspoed door de wereldheerschappij voor te laten gaan op de eigen economie. Het is bezig met stompzinnig gemanoeuvreer en toont een gebrek aan kordaat optreden uit angst opkomende wereldmachten tegen zich in het harnas te jagen. De monetaire handelsoorlogen zijn een voorbode voor de ineenstorting van de wereldeconomie. De VS dreigt net als de Sovjet-Unie te imploderen. Het streeft nutteloze militaire doeleinden na die ten koste gaan van de economie. De VS volgt een riskante en destructieve koers.

De VS verlegt zijn militaire en geopolitieke aandacht van Afghanistan, Irak en het Midden-Oosten naar de Stille Oceaan en het gebied waar China het voor het zeggen heeft. Die aanpak ondermijnt de mogelijkheid om te investeren, om te concurreren met China, Japan en andere Aziatische landen. De VS lijdt nu juist aan een afnemende economische concurrentiekracht: een groot handelstekort, een grote schuld aan China en aan de rest van de wereld. De belangrijkste bron van onze macht in de wereld is niet economisch, maar militair. Wat dat betreft lijken we sterk op de voormalige Sovjet-Unie. Die bezweek niet wegens gebrek aan militaire macht, maar aan economische macht. Met de VS gaat het ook die kant op.

Wij versterken onze militaire macht in de westelijke Stille Oceaan terwijl daar geen enkele dreiging tegen ons bestaat. China valt de VS niet binnen, de raketten van Noord-Korea reiken niet tot de VS, Amerika voert zijn olie niet aan via de Straat van Malakka. Wat is dan de dreiging? Hoe kan de inzet van deze militaire middelen onze belangen dienen? Wij zijn verslingerd aan de wereldheerschappij, aan het uitoefenen van macht. Een erfenis uit de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. We houden er een grote oorlogsmachine op na, een machine die politieke macht verschaft. Het systeem waarover we nu eenmaal beschikken probeert zich nuttig te maken, dat is waar we mee bezig zijn. Maar of dat in het belang van de VS is blijft de vraag.

De VS heeft een enorme militaire aanwezigheid in de Perzische Golf. De mensenrechtensituatie in Bahrein is uiterst pijnlijk voor de VS. Het zou daar de kant moeten kiezen van de Sjiieten, maar steunt het Soennitische regime omdat Bahrein de thuishaven is van de Amerikaanse Vijfde Vloot. De geopolitieke belangen van Amerika krijgen voorrang op principes. Vanwege dezelfde belangen vraagt de VS China om minder Iraanse olie aan te kopen en Noord-Korea onder druk te zetten over hun rakettenprogramma. Maar daar hangt een prijskaartje aan. Daarom vragen we de Chinezen niet om te stoppen met het manipuleren van hun wisselkoers. We reppen er niet over dat ze hun munt ondergewaardeerd houden. Maar het probleem van de ondergewaardeerde Chinese munt is van veel groter belang voor de Amerikaanse economie dan de Iraanse olie.

Minister van Financiën Tim Geithner stelt dat gewoon niet aan de orde omdat hij dan moet optreden. En optreden levert een enorm conflict met China op. President Obama heeft weliswaar een team samengesteld om op te treden tegen oneerlijke handelspraktijken, maar wisselkoersproblemen vallen daar buiten. Handelsgeschillen komen aan de orde bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO), muntproblemen bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF). De president gaat dus een confrontatie met China over het muntprobleem uit de weg. Sommige Amerikaanse experts zijn misschien bang voor China, voor Chinese overheersing, maar de echte zorg gaat over de toekomst van Amerika. Vandaag heeft de VS nog alle troeven in handen, maar het speelt het spel slecht. We hechten teveel belang aan onze geopolitieke machtspositie. We blijven militaire macht opbouwen in Afghanistan, de Perzische Golf, Azië. Tegelijk zijn andere landen, zoals China, Brazilië en Duitsland, bezig met investeren, onderwijs, innovatie en vergroting van het concurrentievermogen. Dat wij dat niet doen is een bron van zorg in de VS.

[1] Geopolitiek in perspectief: “Kan grootmacht Amerika de wereld uit de economische onrust leiden?
[2] Geopolitiek in perspectief: “Het verrottingsproces van de Amerikaanse democratie, naar Mike Lofgren
[3] Wikipedia: “Clyde V. Prestowitz Jr
[4] Wikipedia: “Ronald Reagan

maandag 16 juli 2012

Bezwijkt de Islamitische Republiek, of rijdt Washington zich vast in het Iran-dossier?

  

Nadat de derde gespreksronde tussen Iran en de P5+1 (VS, China, Rusland, Frankrijk en Duitsland) in Moskou in een impasse eindigde leverde de technische bespreking in Istanbul op 3 juli slechts een nieuwe afspraak op. De ingelaste technische gespreksronde moest de basis leggen voor hernieuwde onderhandelingen op politiek niveau. Het aanslepend wantrouwen tussen partijen en de druk van de presidentsverkiezingen op de Amerikaanse onderhandelaars maken het bereiken van een doorbraak er echter niet waarschijnlijker op. De strategie van partijen ligt mijlenver uit elkaar: de Westerse onderhandelaars denken dat sancties Iran op de knieën zullen krijgen, Iran rekent op een herkozen president Obama die zich flexibeler zal opstellen en op Europese vrees voor negatieve gevolgen van sancties voor de Europese economie.

Geen van de strategieën van de gesprekspartners ligt voor de hand. Bij uitblijven van een overeenkomst moet men eerder wederzijdse escalatie verwachten, en toenemende druk van Israel voor een militaire oplossing. [1] Het zijn vooral de Europese onderhandelaars, met Duitsland voorop, die vrezen dat een Israëlische aanval op Iran de voorbode is van een lange periode van instabiliteit en mogelijk een uiterst destructieve oorlog. De Europeanen moeten zich echter nog groter zorgen maken over de Amerikaanse oorlogsplanning. De VS bereidt zich serieuzer voor op militaire actie tegen Iran dan de wereld zich realiseert. [2] De haviken in het Pentagon menen dat een korte, felle militaire actie, heel precies gericht op de Iraanse nucleaire en raketinstallaties de enige manier is om een verzwakt Iran “wakker te schudden” en voor eens en voor altijd zijn nucleaire ambities te laten opbergen.

Het idee van de strategen in het Pentagon is om Iran vooraf te laten weten dat de VS geen oorlog tegen Iran, de Iraanse bevolking of de Islam beoogt, maar enkel een preëmptieve aanval tegen de nucleaire installaties. Dit scenario gaat er van uit dat de Iraniërs, geconfronteerd met een gigantische overmacht, zich zonder slag of stoot gewonnen geven. De geschiedenis leert dat de Amerikaanse planners de Iraniërs volkomen verkeerd interpreteren. [3] Nog zorgelijker is dat het Pentagon blijkbaar niets heeft geleerd van de aanslepende en bloedige oorlogen in de regio: eind 2001 was de Taliban niet vernietigd, en voorjaar 2003 was de Irak-oorlog niet in drie weken gedaan. De Amerikaanse oorlogsplanning betekent niet dat een Amerikaanse aanval op Iran ophanden is. Maar als de onderhandelingen mislukken, als Mitt Romney begin volgend jaar het Witte Huis betrekt en de Republikeinen een meerderheid verwerven in tenminste één van de huizen van het Congres zien de zaken er heel anders uit.

Iran geeft zich dus niet zo gemakkelijk gewonnen. Na de inwerkingtreding van de Europese boycot van Iraanse olie werd in het Iraanse parlement vorige week een wetsontwerp ingediend dat voorziet in afsluiting van de Straat van Hormuz, van essentieel belang voor de aanvoer van Arabische olie naar het Westen en deels gesitueerd binnen de territoriale wateren van Iran. Eveneens vorige week gaven Iraanse vlootmanoeuvres in de Perzische Golf een goed beeld van de rakettechnologie van het land. “Is dit wapengekletter of reële dreiging? Gaat Teheran ooit in op de eis om zijn nucleaire programma volledig open te stellen voor internationaal toezicht?” Die vragen komen aan de orde in de bovenstaande videoclip van Al Jazeera, [4] waarin Mike Hanna spreekt met de international olie-econoom Mamdouh Salameh, de Iraanse politicoloog Sadegh Zibakalam, en Phyllis Bennis, verbonden aan het Institute for Policy Studies en auteur van het boek Understanding the US-Iran crisis: A Primer.

Uit de discussie komt naar voren dat Iran wel degelijk de Straat van Hormuz kan afsluiten, maar dat niet snel zal doen omdat het daarmee ook de eigen olie-export hindert. Iran zal de Straat alleen afsluiten bij een volledige Amerikaanse blokkade. Maar het kan bijvoorbeeld wel raketten afvuren voor de boeg van olietankers, of tankers ophouden en “inspecteren”. Het hinderen van de olieaanvoer uit de Perzische Golf zal een dramatisch effect hebben op de olieprijzen en vooral economisch zwakke landen in Europa in de problemen brengen. Iran bluft niet. Het reageert niet enkel op de sancties, maar ook op de gigantische Amerikaanse aanwezigheid in de Golf. Wordt het in een hoek geduwd dan zal het niet capituleren maar optreden. Gegeven de escalatie is er ook geen direct contact meer tussen de wederzijdse militaire bevelhebbers. De situatie is dus zeer gevaarlijk. De spanning stijgt, de Iraanse dreiging is echt.

Obama speelt dit gevaarlijke spel omdat hij onder druk staat van de komende verkiezingen en van het Congres dat een wet wil laten aannemen waarmee elke reële onderhandeling onmogelijk wordt. De president staat ook onder druk van Israel dat een militaire aanval wil doordrukken. Israel weet heel goed dat Iran geen existentiële bedreiging vormt, maar als nuclear capable mogendheid Israel het nucleaire monopolie in het Midden-Oosten ontneemt. Met een nieuwe kernmacht in de regio boet Israel aan macht in. De regering-Obama wil geen militaire, geen politieke escalatie, geen oorlog met Iran, maar de druk is gigantisch. De agitatie van Israel en de VS tegen Iran heeft het nucleaire programma gemaakt tot een project van nationale eer: zij die kritiek op het programma hebben worden afgeschilderd als verrader, als lakei van de VS. Economisch heeft Iran wel degelijk behoefte aan goedkope kernenergie. Het moet elke druppel olie die het nu voor elektriciteitsopwekking gebruikt exporteren. Iran gaat dus hoe dan ook door met uraniumverrijking, binnen de limieten voor vreedzame toepassingen.

De immer goed geïnformeerde Phyllis Bennis noemt een belangrijke reden waarom de VS zo vastbesloten is om de opkomst van Iran als regionale grootmacht tegen te werken. Historisch konden enkel Irak en Iran in het Midden-Oosten uitgroeien tot regionale grootmacht. Deze landen beschikten daartoe over de drie essentiële troeven: olie, omvang en water. De VS moedigde de bloedige Irak-Iran oorlog (1980-1988) van harte aan omdat de twee potentiële regionale grootmachten elkaar zo perfect konden uitputten. Na de tweede Amerikaanse Irak-oorlog bleef Irak achter als een verwoest land. Iran blijft dus als regionale grootmacht over. Een ander land van belang in de regio is vanzelfsprekend Turkije, dat als NAVO-lid echter goed in het gareel van Washington loopt. Vandaag moet Iran dus absoluut plooien voor grootmacht Amerika.

Harde sancties en militaire middelen hebben dan Irak klein gekregen, die strategie werkt niet voor Iran. [5] Iran zal leren leven met de sancties. Anders dan de Westerse media suggereren staat het land niet alleen. Het kijkt dan wel aan tegen een gedeeltelijke olieboycot en is afgesneden van de internationale betalingssystemen, voor zijn olie-export kan het rekenen op China als vaste klant voor groeiende hoeveelheden. En ook diplomatiek is Iran niet geïsoleerd. Sommige analisten [6] stellen ijskoud dat “de internationale gemeenschap uitkijkt naar barsten in de onverzettelijke houding van Iran”, maar “de internationale gemeenschap” is meer dan de NAVO + GCC [7] + Israel. Naast de opkomende BRICS landen [8] zijn ook de ruim 110 niet-gebonden landen (samen de overgrote meerderheid van de “internationale gemeenschap”) geschokt over de manier waarop Iran door de vijf permanente leden van de VN Veiligheidsraad plus Duitsland in de P5+1-onderhandelingen als paria wordt behandeld.

Intussen gaan in Iran stemmen op om de economische oorlogsvoering te beantwoorden door het viseren van Westerse belangen, het destabiliseren van de Perzische Golf, of steun aan anti-NAVO bewegingen in Afghanistan. [9] Iran kan maritieme guerrillatactieken ontwikkelen tegen buitenlandse olietankers en een kat-en-muisspel spelen tegen de Amerikaanse militaire overmacht. Het kan het uraniumverrijkingsprogramma opvoeren tot boven de 20%, de samenwerking met het Atoomagentschap op een laag pitje zetten en zelfs uit het non-proliferatieverdrag stappen. De tot in het absurde opgeschroefde Westerse sancties tegen Iran kunnen er enkel toe leiden dat Iran, Rusland en China hun energie enkel nog vermarkten in andere munten, wat meteen het einde van de petrodollar en de Amerikaanse hegemonie inluidt. De regering-Obama zal dus moeten kiezen of delen: kanonnendiplomatie of échte diplomatie.

[1] Persbericht International Crisis Group: “The P5+1, Iran and the Perils of Nuclear Brinkmanship
[2] Paul Rogers: “America's war on Iran: the plan revealed
[3] Paul Rogers: “The Iran complex: why history matters
[4] Inside Story (Al Jazeera): “Is Iran's show of force a real threat?
[5] Pepe Escobar: “Iran won’t crack
[6] Meghan L. O'Sullivan: “Will Iran crack?
[7] Wikipedia: “Cooperation Council for the Arab States of the Gulf
[8] Wikipedia: “BRICS
[9] Kaveh L Afrasiabi: “Iran's Persian Gulf gambit takes shape

vrijdag 6 juli 2012

Drones: ideale moordwapens in handen van de Amerikaanse president

    

Zoals in de bovenstaande video van Democracy Now! [1] aan de orde wordt gesteld hebben we de afgelopen weken een nieuwe golf aanvallen met Amerikaanse drones gezien in Pakistan. Die zijn veelal niet op al-Qaeda gemunt, maar op groepen verwant aan de Taliban in Afghanistan. Niet enkel mensen, maar ook infrastructuur wordt geviseerd. Zo hebben we een aanval op een moskee gezien. Ook worden mensen die hulp verlenen na een aanslag op de korrel genomen, net als begrafenissen van mensen die bij een eerdere drone-aanslag werden omgebracht. Daarbij kwamen dan nog eens tientallen onschuldige burgers om het leven. Niet alleen is het aantal CIA-aanvallen met drones in Pakistan toegenomen, de agressiviteit rond die aanvallen is ongekend.

De New York Times onthult [2] dat elke aanval wordt goedgekeurd door niemand minder dan de Amerikaanse president Barack Obama zelf. Die beschikt over een geheime “te liquideren” lijst, met de namen en foto’s van mensen die met drones moeten worden omgebracht. Voor de regering-Obama is elke volwassen man die zich bevindt in een “te liquideren”-gebied een terrorist, tenzij postuum het tegendeel blijkt. De realiteit is echter dat er “postuum” niets wordt onderzocht, en al zeker niets bekendgemaakt. Het Bureau of Investigative Journalism (BIJ) stelt vast dat de Amerikaanse drones heel wat burgerslachtoffers maken. Iets waar Witte Huis woordvoerder Jay Carney niet op ingaat. De regering-Obama houdt vol dat het aantal burgerslachtoffers op de vingers van twee handen is te tellen, maar volgens het BIJ zijn in totaal wel 200 burgers bij drone-aanvallen omgekomen, waaronder tenminste 60 kinderen.

Op de Amerikaanse TV-zender MSNBC wekte het optreden van Jeremy Scahill beroering toen die zei dat drone-aanvallen waarbij burgers worden gedood neerkomen op moord. Concreet verwijst Scahill naar de eerste drone-aanval in opdracht van president Obama op Jemen. Die vond plaats omdat men vermoedde dat zich in de buurt van het dorp al-Majalah een lid van al-Qaida ophield. Welnu, bij die aanval kwamen 21 vrouwen en 14 kinderen om, allemaal vermoord in opdracht van de president, terwijl van slechts één persoon achteraf werd vastgesteld dat die banden had met al-Qaida. De VS trachtte deze slachtpartij ook nog eens in de doofpot te stoppen door die voor te stellen als een actie van het leger van Jemen. Zoals WikiLeaks bevestigt spande de oud-militair en generaal, thans CIA-directeur David Petraeus hierover samen met de president van Jemen. “Als je zegt dat je een gebied gaat bombarderen omdat je vermoedt dat zich daar terroristen ophouden en je weet dat er ook vrouwen en kinderen bij zijn, dan is dat voor mij massamoord,” aldus Scahill.

Ook ex-CIA-directeur Michael Hayden, CIA-contraterrorismechef Robert Grenier, en voormalig topman van de Amerikaanse inlichtingendiensten Dennis Blair maken zich zorgen over de drone-aanvallen van de CIA en het Pentagon in Somalië, Jemen en Pakistan. "We maken ons grote zorgen om dit beleid. Dit loopt volkomen uit de hand. We schieten ons doel voorbij en maken de zaken alleen maar erger,” aldus deze voormalige topfunctionarissen. Volgens een artikel in de Washington Post [3] leiden de drone-aanvallen enkel tot meer steun aan al-Qaeda. Maar het Witte Huis en de CIA houden stug vol. In hun rangen is geen greintje zelfkritiek te bespeuren. Dat zet een domper op de Amerikaanse strijd tegen terrorisme. Als je blijft ontkennen dat je burgers om het leven brengt door een listige herdefiniëring van het begrip “burger”, dan zet dat alleen maar aan tot nog meer drone-aanvallen. Dat kan tactisch nuttig zijn, maar of dat strategisch op langere termijn zo is valt te bezien. Je kunt niet ongestraft de bevolking in Pakistan en Jemen tegen de haren instrijken, dat wreekt zich op termijn.

Het is een kwestie van tijd vooraleer drones tegen Amerika worden ingezet. [4] De VS stelt een precedent: als de VS eigen burgers in een buitenland ombrengt, waarom zou bijvoorbeeld Rusland dan geen recht hebben in Londen een Tsjetsjeense terrorist om te brengen, of Cuba in Miami de Amerikaanse Cubaan Luis Posada Carriles die verantwoordelijk is voor het neerhalen in 1976 van een Cubaans vliegtuig met 73 inzittenden? Drones voor observatie worden door de VS, Israel en China al naar meer dan 50 landen uitgevoerd. Die kunnen gemakkelijk met wapens worden uitgerust. Het Congres kent een stevige lobby die aandringt op meer en betere drones, op opheffing van uitvoerrestricties en matiging van de regelgeving ten aanzien van het binnenlands gebruik ervan. De lobbyisten worden natuurlijk royaal beloond met campagnebijdragen. Binnenkort kunnen drones ook kernwapens vervoeren. De VS denkt al aan vervanging van de B-2 bommenwerper door een nieuw type drone. Intussen maakt een groep wetenschappers die zich verenigen in het International Committee for Robot Arms Control (ICRAC) [5] zich sterk voor een verbod op “kernbewapende robotten.”

Het Amerikaanse publiek mag dan de klassieke oorlogsvoering waarbij Amerikanen sneuvelen moe zijn, onderzoek wijst uit dat het geen probleem heeft met de inzet van drones. Maar drones zijn geen goed alternatief: ze maken meer vijanden dan ze uitschakelen. Normaal gaat aan de doodstraf een proces vooraf. Maar volgens de Amerikaanse Justitieminister Eric Holder is het uitschakelen van mensen met drones perfect legaal en het resultaat van een proces. De redenering van de minister was dat de grondwet Amerikanen geen juridisch proces garandeert, maar eenvoudigweg … een proces. Vandaag houdt zo’n proces in: de president vergadert met zijn adviseurs, beslist wie er wordt vermoord en voegt vervolgens de daad bij het woord. Daarmee verdraait de regering-Obama de grondwet op absurde wijze: een proces wordt gevoerd voor de rechtbank, niet door binnenskamers overleg door leden van de uitvoerende macht.

Het is onbegrijpelijk dat ex-professor Grondwettelijk Recht Barack Obama zo gemakkelijk het begrip habeas corpus naast zich kan neerleggen, het juridisch proces waarbij de onafhankelijke rechter schuld of onschuld vaststelt, en sterker nog, de individuele grondwettelijke rechten van de Amerikaanse burger aan zijn laars kan lappen. Het is ronduit verbijsterend dat we opnieuw in een tijd leven waarin één persoon kan beslissen over leven of dood. Maar het is nog verbijsterender dat deze ongrondwettelijk, immorele moordpartijen, die de haat tegen de VS in de wereld alleen maar groter maakt, door veel Amerikanen wordt gezien als een positief voorbeeld van sterk leiderschap. In enkele jaren tijd is het normbesef in de VS sterk verloederd. Moord vanuit het Witte Huis is genormaliseerd en wordt gepresenteerd als een redelijke oplossing voor de problemen van de VS in de wereld. Het is zelfs een onderwerp geworden in de verkiezingsrace.

Het is verbijsterend dat de meeste wereldleiders forfait geven over het optreden van de Amerikaanse president. Recent kwamen China en Rusland in de VN Mensenrechtenraad schoorvoetend met een verklaring die de drone-aanvallen veroordeelt. VN-onderzoeker Christof Heyns was tijdens een VN-conferentie in Genève heel wat explicieter. [6] Die vindt dat de VS rekening en verantwoording moet afleggen voor de inzet van drones. “We kunnen toch niet zo maar aanvaarden dat het internationaal rechtssysteem - dat sinds de Tweede Wereldoorlog bestaat en de dreiging van kernwapens heeft overleefd - op zijn kop wordt gezet?”, zo stelde Heyns, die meent dat sommige van de drones-aanvallen regelrechte oorlogsmisdaden zijn. “Dat geldt zeker voor de tweedelijns aanvallen op mensen die eerste hulp verlenen aan de slachtoffers.” De VN-functionaris bespotte ook de Amerikaanse bewering dat drone-aanvallen op al-Qaida en aanverwante groepen gerechtvaardigd zijn als antwoord op 9/11. “Hoe kunnen moordaanslagen in 2012 een gerechtvaardigd antwoord zijn op gebeurtenissen in 2001? Sommige landen lijken nieuwe wetten uit te willen vinden om nieuwe praktijken te rechtvaardigen.”

[1] Democracy Now!: “As U.S. Escalates Pakistan Drone Strikes, Expansive "Kill List" Stirs Fears of Worse Civilian Toll
[2] Jo Becker en Scott Shane: “Secret ‘Kill List’ Proves a Test of Obama’s Principles and Will
[3] Greg Miller: “U.S. drone targets in Yemen raise questions
[4] Mark Karlin: “An Interview With Medea Benjamin About the Life-and-Death Decisions of Drone Warfare
[5] zie http://icrac.net/
[6] RT: “US drone strikes ‘could be war crimes’ and set risky precedent - UN

donderdag 28 juni 2012

Hoe Amnesty Vlaanderen de radioluisteraar op het verkeerde been zet

   
Rally in support of Syrian President, III. A demonstrator I asked said that their fear was that if Bashar was overthrown, Syria might go the same way as Afghanistan.
Photo: Newtown grafitti from Sydney, Australia - Wikimedia Commons

Het actuaprogramma 'De Ochtend' van de Vlaamse publieke zender Radio 1 zond op 14 juni 2012 een interview [1] van Jonas Muylaert uit met Karen Moeskops, directeur van Amnesty International (AI) Vlaanderen. Het interview paste in een wereldwijde mediacampagne rond een nieuw rapport [2] van het Britse hoofdkantoor van AI. Dat had een medewerkster voor een onderzoeksmissie naar het noorden van Syrië gestuurd. Voor de missie, die plaats vond in de periode half april tot eind mei 2012, had Amnesty anders dan gebruikelijk de plaatselijke overheid geen toelating gevraagd. In het 67 pagina’s tellende rapport, dat burgers in twintig dorpen in de provincies Idlib en Aleppo aan het woord laat, gaat Amnesty over de schreef: het bagatelliseert het verzet en spreekt met geen woord over de buitenlandse inmenging. Maar Amnesty Vlaanderen bakt het wel heel bruin: mevrouw Moeskops krijgt zelfs het woord oppositietroepen niet over haar lippen en legt de verantwoordelijkheid 100% bij “het regime”.

Het Engelstalige rapport focust op “deliberate and unlawful killings by government forces”, en veroordeelt in één adem "shabiha militias” die samen met de Syrische regeringstroepen zouden optreden. Het legt de verantwoordelijkheid vooral bij de Syrische overheid. Het stipt aanhoudende gewapende confrontaties tussen regeringstroepen en oppositiestrijders aan, maar bagatelliseert het gewapend verzet. In Idlib zou het gaan om deserteurs uit het Syrische leger en gewapende burgers die opereren onder de vlag van het Free Syrian Army (FSA). Het wijst op het bestaan van een commandostructuur en het vermogen om “operaties” te plannen en uit te voeren, maar zwijgt zedig over de bemoeienis van het buitenland in het conflict, dat onder andere op Geopolitiek in perspectief uitvoerig is gedocumenteerd. [3][4][5][6][7] Door de situatie af te schilderen als "a non-international armed conflict” is Amnesty in staat het optreden van het Syrische “regime” als inbreuken op het internationaal humanitair recht en het oorlogsrecht te bestempelen.

Zoals de meeste Westerse media slikte ook Jonas Muylaerts in ‘De Ochtend’ probleemloos de eenzijdige kijk op het Syrië-dossier, ditmaal naar voren gebracht door Karen Moeskops namens AI. Samengevat zegt Moeskops: “Het regime maakt zich schuldig aan ernstige mensenrechtenschendingen, schendt systematisch en op grote schaal het oorlogsrecht en begaat oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid. De regering schiet in het wilde weg met tanks, sleurt mensen uit hun huizen, schiet die neer en steekt de lichamen in brand. In detentie worden mensen op gruwelijke wijze gefolterd, de regering deinst voor niets terug, of het nu om volwassenen of kinderen gaat. De VN-Veiligheidsraad doet niets en permanent lid Rusland blijft wapens leveren aan het regime. Er moet een wapenembargo komen, [het Syrische regime] moet worden doorverwezen naar het Internationaal Strafhof, Assad’s bankrekeningen moeten worden bevroren en België moet verklaren dat het geen Syrische vluchtelingen zal terugsturen”.

Van een publieke omroep, die over zichzelf zegt noodzakelijk te zijn “voor een democratische samenleving in de 21e eeuw” en zich positioneert als een omroep die los van politieke invloeden opereert en inzet op kwaliteit, had men toch wat doortastender vragen mogen verwachten. Maar de Vlaamse tak van AI is er natuurlijk zelf voor verantwoordelijk dat het met het interview zondigt tegen haar eigen principes. Toen ondergetekende op 14 juni per e-mail mevrouw Moeskops erop wees dat commentaar in de massamedia door de directeur van een bij het brede publiek gereputeerde organisatie als AI een enorme impact kan hebben, dus uiterst zorgvuldig moet zijn en dat haar boodschap bijdraagt “aan de oproep tot gewapend ingrijpen, wat een rampenscenario van ongekende grootte zou worden” was het antwoord op 15 juni:

“Onpartijdigheid is een fundamentele waarde van het werk van Amnesty International. Dit is ook waarom wij zelf een onderzoekster naar het terrein hebben gestuurd. Wij zijn als mensenrechtenorganisatie bekommer[d] om alle schendingen ongeacht wie ze pleegt en zullen deze ook onderzoeken en aanklagen. Dat de gewapende oppositie ook schendingen begaat erkennen we dan ook in het rapport. De grote meerderheid van de schendingen begaan in de recente periode die Amnesty kon documenteren zijn echter begaan door het Syrische leger, de veiligheidsdienst en de shabiha milities.”

waarop ondergetekende op 15 juni reageerde:

“Het is juist, het rapport spreekt summier over gewapende oppositie, maar wie leest zo’n rapport nu na jouw radio-optreden? Ik zie dat je je woorden in je mail aan mij wel uiterst zorgvuldig formuleert: “De grote meerderheid van de schendingen begaan in de recente periode die Amnesty kon documenteren zijn echter begaan door het Syrische leger, de veiligheidsdienst en de shabiha milities.” Dat laat de mogelijkheid open dat in een eerdere periode dan die welke AI kon documenteren de grote meerderheid van de schendingen door de oppositie werden begaan. Waarom dan niet een voorbehoud gemaakt in je radio-optreden? Waarom niet beide partijen veroordeeld? Waarom geen spoor van nuance? Ik volg al een tijdje AI in de VS en het UK, en ook daar stel ik vast dat AI niet meer de AI is die ik uit het verleden ken. AI laat zich voor het karretje spannen van de VS en de ex-koloniale mogendheden, of moet ik zeggen neokoloniale mogendheden. Het Syrië-dossier kadert in een veel groter gebeuren in het Midden-Oosten: na de doorgedrukte regime-change in Irak en Libië is Syrië nu aan de beurt, en straks Iran. Zie http://geopolitiek-in-perspectief.blogspot.be/. Rusland en China zullen dat niet aanvaarden, en dus dreigt een grote regionale oorlog. Gaat AI Vlaanderen nu ook mee in dit spel?”

waarop mevrouw Moeskops op 19 juni volstond met:

Dank voor de kanttekeningen, feedback op onze communicatie is uiteraard altijd erg welkom. Als ik de indruk heb gewekt partijdig te zijn, dan spijt mij dat ten zeerste. Ik kan u enkel zeggen [dat] Amnesty - ook vandaag, zowel wereldwijd als in Vlaanderen - zich voor geen enkele kar laat spannen. Onze hoofdbekommernis is en blijft het aanklagen van mensenrechtenschendingen.”

Het bleef stil nadat ondergetekende op 20 juni mevrouw Moeskops antwoordde:

“De boodschap van je radio-optreden was: “de Syrische overheid begaat wreedheden, moet worden gestopt, AI vraagt een wapenembargo tegen de Syrische overheid”. Die boodschap is in ieder geval eenzijdig en onvolledig. Vandaar dat ik je vraag je boodschap te rectificeren. Stuur een genuanceerde persmededeling rond, vraag een nieuw radio-optreden aan en nuanceer je verhaal. Ga je op mijn voorstel in, dan ben ik bereid aan te nemen dat AI volstrekt onpartijdig is en zich - bewust of onbewust - voor geen enkele kar laat spannen.”

Bewust of onbewust, de directeur van de Vlaamse AI-organisatie schetst een verkeerd beeld bij het publiek over de situatie in Syrië en lijkt - daarop aangesproken - niet bereid de boodschap te rectificeren. Een houding die niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van een mensenrechtenorganisatie die in de eerste Amerikaanse Irak-oorlog slaafs het door het Britse PR-bureau Hill & Knowlton bedachte (en al snel ontmaskerde) verhaal over Kuwaitse baby’s die door Iraakse soldaten uit hun couveuse zouden zijn gegooid overnam. [8]

Hieronder publiceren wij een transcriptie van het interview. Op de Radio 1 website is een podcast beschikbaar.

Jonas Muylaert: “Het is dus officieel, er is een burgeroorlog aan de gang in Syrië. Een burgeroorlog waarbij kinderen geviseerd worden. Dat stond onlangs in een rapport van de VN. Gisteren zouden er opnieuw 50 doden gevallen zijn in Syrië, waarvan 40 burgerslachtoffers. Maar ook Amnesty International heeft onderzoeksmissies naar Syrië gestuurd, zonder toestemming van het regime weliswaar, en heeft daar een rapport over klaar. Goeie morgen, Karen Moeskops, directeur van Amnesty International Vlaanderen. Hebben jullie hetzelfde gezien als de VN?”

Karen Moeskops: “Ja, inderdaad, ik denk dat de bevindingen van Amnesty de bevindingen van andere organen bevestigen, namelijk dat er een ernstig intern conflict aan de gang is, een gewapend conflict, en een escalatie van het geweld ten aanzien van de burgers. We spreken niet meer alleen over ernstige mensenrechtenschendingen, we spreken over schendingen van het oorlogsrecht, we spreken over oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid”.

Jonas Muylaert: “Wat is dat dan concreet?”

Karen Moeskops: “Wel, dat betekent dat het wel op hele grote schaal is, dat het systematisch is en dat het echt met opzet gebeurt, door het Syrische regime”.

Jonas Muylaert: “De VN had het over kinderen die gefolterd werden, gemarteld werden, hebben jullie dat ook gezien?”

Karen Moeskops: “Wel, we zien inderdaad dat de burgerbevolking het slachtoffer wordt van een heel willekeurige aanpak van de regering. Ze komen ’s ochtends binnen in een dorp met een tank en beginnen in het wilde weg te schieten. Uiteraard zijn er dan ook kinderen het slachtoffer van, mensen worden uit hun huizen gesleurd, worden voor de ogen van hun familie gewoon neergeschoten, lichamen worden daarna in brand gestoken, kinderen worden inderdaad ook mee opgepakt, de folteringen in de detentieomstandigheden zijn verschrikkelijk”.

Jonas Muylaert: “Is dat kinderen die mee opgepakt zijn, of zijn die kinderen ook echt een doelwit?”

Karen Moeskops: “Ik denk dat de overheid op dit moment voor niets terug, eh, ja niets mijdt, of niks, eh, geen onderscheid maakt tussen jong of oud”.

Jonas Muylaert: “Jullie zijn erin geslaagd om onderzoeksmissies te sturen naar Syrië, dat was tegen de wil van het Syrische regime. Hoe zijn jullie daarin geslaagd?”

Karen Moeskops: “Het is inderdaad niet de gewoonte van Amnesty International om een land binnen te gaan zonder de toestemming van de overheid, maar in dit geval vonden we de schendingen zó grof, en was het zó hard nodig om een onafhankelijk onderzoek te kunnen doen om onpartijdige informatie vast te krijgen, dus we hebben één van onze beste mensen ter plaatse gestuurd en zij is toch verschillende weken, heeft zij meer dan 20 dorpen in het Noorden van Syrië kunnen bezoeken en meer dan 200 getuigenissen verzamelen”.

Jonas Muylaert: “En hoe was die reis, hoe was die missie voor haar zelf?”

Karen Moeskops: “Daar kan ik weinig over zeggen natuurlijk, maar ik denk als je ’t rapport leest, ’t zijn 70 bladzijden vol met getuigenissen van mensen die ofwel zelf ’t slachtoffer zijn geworden, ofwel familie hebben verloren, ja dat is niets om vrolijk van te worden.”

Jonas Muylaert: “Maar zij is niet aangevallen bijvoorbeeld?”

Karen Moeskops: “Nee”.

Jonas Muylaert: “Syrië heeft ook ingestemd met het hulpplan van de VN, waarbij humanitaire organisaties het land binnen mogen en daar hulp mogen gaan verlenen. Ik veronderstel dat dit wel zeer goed nieuws is?”

Karen Moeskops: “Dit is uiteraard goed nieuws, als het inderdaad kan uitgevoerd worden. Er is ook nood aan inderdaad mensen die ter plaatse kunnen gaan en de bevolking gaan helpen. Het zou heel fijn zijn moest een mandaat die de VN waarnemers hebben ook heel degelijk zijn, en dat de Syrische overheid zou meewerken en dat daar ook een hele grote mensenrechtencomponent in zit”.

Jonas Muylaert: “Maar u bent sceptisch zie ik?”

Karen Moeskops: “Ik blijf sceptisch, inderdaad”.

Jonas Muylaert: “Ondertussen wordt er ruzie gemaakt, als ik het zo mag zeggen, tussen de VS en Rusland. Volgens de VS levert Rusland nog altijd wapens aan het regime, voor dat interne conflict. De Syriërs ontkennen dat dan weer, of het regime tenminste. Is dit goed voor het conflict, of niet, dat er nu ruzie is tussen die twee grote naties?”

Karen Moeskops: “Goh, ik denk dat het vooral tijd wordt om actie te voeren en geen ruzie meer te maken en niet meer te palaveren. Uiteindelijk zijn we al een jaar aan het toekijken, de VN-Veiligheidsraad doet niets, het is een heel cynisch gegeven dat je daar met vijf permanente leden zit, waaronder Rusland, die dan inderdaad tegelijkertijd wapens blijft leveren aan dat regime, dat moet gewoon stoppen”.

Jonas Muylaert: “En geloven jullie dat ook, jullie zijn van dezelfde mening?”

Karen Moeskops: “Ja, inderdaad”.

Jonas Muylaert: “Een echte internationale oplossing is er dus niet. U zegt zelf “er moet nu eindelijk eens actie gebeuren”. Wat moet er nu eigenlijk gebeuren volgens u?”

Karen Moeskops: Er moet een wapenembargo komen, er mogen geen wapens het land meer binnen, de toestand in Syrië zou zo snel mogelijk moeten doorverwezen worden naar het Internationaal Strafhof, want wat we vandaag ook zien is een straffeloosheid die eigenlijk gewoon tegen het regime zegt van “doe gewoon verder, niemand reageert”. Er zijn nadien, daarnaast, ook nog heel andere, allez, kleinere dingen die we kunnen doen. We kunnen de middelen van Assad bevriezen, België zou bijvoorbeeld ook kunnen zeggen dat de vluchtelingen die hier in Syrië zijn, die hier vanuit Syrië aankomen, dat die zeker niet worden teruggestuurd. Daar hebben we ook nog heel weinig over gehoord”.

Jonas Muylaert: “Beginnen met kleine dingen, onder meer …”

Karen Moeskops: “Ja, en de grote: vooral die wapens, die moeten stoppen. Dat is wel heel belangrijk”.

Jonas Muylaert: “Karen Moeskops van Amnesty International Vlaanderen, dank je wel”.

Karen Moeskops: “Graag gedaan”.

[4] Geopolitiek in perspectief: “Het harde machtsspel tussen de grootmachten rond Syrië
[6] Geopolitiek in perspectief: “League of Arab States Observer Mission to Syria
[7] Philip Giraldi: “NATO vs. Syria
[8] Wikipedia: “Nayirah (testimony)