vrijdag 26 oktober 2012

De Holocaust: Ben-Gurion’s dienstige ramp?


Premier David Ben-Gurion, Franklin Delano Roosevelt Jr., en senator John Kennedy. Foto genomen in het huis van Ben-Gurion in Jeruzalem begin oktober 1951.

“De vraag waarom de Holocaust wordt gebruikt in het politieke debat moet worden opgehelderd.” Dat zei één van Israëls prominentste historici, Hanna Yablonka, in 2005. [1] De Holocaust is al heel lang een essentieel element in de Israëlische nationale identiteit. Het beeld dat in Israel wordt gekoesterd is dat van een Joods volk dat slachtoffer is van een nooit en nergens geëvenaard onheil, aangericht door Duitse moordzucht, met medewerking van, of tenminste onverschilligheid onder, de Europese bevolking. In dat beeld staat het Joodse volk steeds in zijn recht, wat het ook uitspookt. Israel is onder alle omstandigheden de aanklager. De anderen moeten zich schamen, aldus de historica. Hoewel andere historici tevoren al wel een tipje van de sluier hadden opgelicht krijgt Yablonka maar weinig navolging. Eén van die historici is Shabtai Teveth, die in 1987 een indrukwekkende biografie [2] publiceerde van de belangrijkste stichter en eerste premier van Israel, David Ben-Gurion.

In een opmerkelijk, in het Engels geschreven, artikel analyseert en becommentarieert de Nederlandse auteur Egbert Talens deze biografie. Het artikel met als titel “The Holocaust: Ben-Gurion’s beneficial disaster?” [3] wordt gelijktijdig met deze inleiding als page“Ben-Gurion & the Holocaust” op Geopolitiek in perspectief gepubliceerd. Talens is op Geopolitiek geen onbekende. Hij publiceerde als gastauteur hier al verschillende artikelen over het Israel-Palestina conflict. Als Nederlandse vrijwilliger voor het United Nations Relief and Works Agency (UNRWA) gaf Talens enkele jaren les aan kinderen van Palestijnse vluchtelingen in Syrië en Jordanië. De geschiedenis gedurende de laatste anderhalve eeuw van Israël en Palestina liet hem vervolgens niet meer los. Vanuit die bevlogenheid ontstond Talens’ boek “Een bijzondere relatie. Het conflict Israël-Palestina nader bekeken 1897-1993”. [4]

Ben-Gurion coolly reckoned human suffering in his calculus of political thought”, [5] aldus vat Publishers Weekly veelzeggend de essentie van het werk van Teveth samen, en Talens neemt deze formulering in zijn artikel over. Hij haalt een passage aan waar Teveth stelt dat Ben-Gurion zich bewust moet zijn geweest van de ramp die de geschiedenis voor de Joden in Duitsland en Polen in petto had, hoewel hij natuurlijk niet kon bevroeden dat die déze gruwelijke omvang van de Holocaust zou aannemen. Waar Teveth vervolgens stelt: “Had [Ben-Gurion] zich eerder gerealiseerd dat er een industriële, systematische genocide aan de gang was, dan had hij wel begrepen dat tijd van groot belang was en had hij misschien anders gereageerd,” stelt Talens verontwaardigd dat Ben-Gurion anders had moeten reageren, menselijker, maar dat politiek-zionistische overwegingen bij hem de overhand hadden.

De politieke zionisten wisten terdege wat er in Duitsland aan de hand was, aldus Talens. Ze waren in Duitsland en werkten samen met de Nazi’s, met name in kampen waar Joden werden getraind voor taken in de landbouw en mogelijk zelfs voor militaire doeleinden in Palestina. Talens verwijst naar het citaat van Teveth op pag. 853 met aldaar een notitie van Ben-Gurion van oktober 1941: “In my opinion, we must make it perfectly clear that we want no less than all of western Palestine. ... the establishment of a Jewish state in Palestine is both imperative and possible.” [6]

Voor Teveth staat het vast dat Ben-Gurion in oktober 1941 de ramp - die zou uitgroeien tot de Holocaust - zag als een drijvende kracht die de doeleinden van het zionisme kon helpen realiseren. Uiteraard hoopte hij niet op een ramp, maar omdat hij die niet kon voorkomen gebruikte hij die om het Joodse probleem te helpen oplossen, aldus Teveth. Op grond van uitspraken van Ben-Gurion in de Zionist Executive op 15 oktober 1942 concludeert Teveth dat Ben-Gurion niet op de hoogte was van het bestaan van de dodenkampen. Maar Ben-Gurion meende wel: “Disaster is strength if channelled to a productive course; the whole trick of Zionism is that it knows how to channel our disaster not into despondency or degradation, as is the case in the Diaspora, but into a source of creativity and exploitation.” [7]
 
Het bange voorgevoel van Ben-Gurion waar Teveth over spreekt is voor Talens eerder een slinkse houding ten opzichte van de Holocaust. Voor Talens lijkt Teveth twijfels te koesteren over Ben-Gurion’s werkelijke beweegredenen. Waarom immers spreekt Teveth in dit hoofdstuk van “a deeper becoming mystery...?. [8]. Talens “zou niet verbaasd zijn” mocht het in de toekomst duidelijk worden dat Ben-Gurion een hand heeft gehad in de Holocaust om daarvan te kunnen profiteren bij het realiseren van het grote doel van de politieke zionisten: de Joodse staat. Zo zet Talens ook vele vraagtekens rond latere acties van de Mossad, CIA en andere geheime diensten, acties die Israel ten goede moesten en moeten komen. Deze samenzweringen werden en worden uiteraard voor het publiek zorgvuldig verborgen gehouden. Maar, aldus Talens, steeds meer overheidsarchieven worden gedeclassificeerd  en het lijkt dus slechts een kwestie van tijd voor nieuwe werkelijkheden aan het licht komen.
 
Talens verwijst naar passages op pag. 854 waaruit blijkt dat het voor Ben-Gurion eind 1942 al vast stond dat zijn voorspellingen boven elke verwachting zouden uitkomen. Vervolgens deed Ben-Gurion er drie jaar het zwijgen toe. Pas in de eindfase van de Holocaust, in de hoop dat een restant van het Europese Jodendom zou overleven, kwam hij terug op zijn “tegenslag is kracht” formule. Wel zei hij in december 1943 dat de tragedie wereldwijd sympathie voor de Joden zou opwekken. Vervolgens haalt Talens de uitspraak van Ben-Gurion aan dat het politiek-zionistisch project maximaal en zo snel mogelijk de Joodse bezittingen moest redden en dat op de ramp die de Joden in Duitsland moesten ondergaan een zionistisch antwoord moest volgen: “we moeten de ramp ombuigen tot een bron voor de opbouw van Palestina en zowel de levens als de bezittingen van het Duitse Jodendom redden omwille van Palestina. Deze redding krijgt voorrang boven al het andere.”
 
Talens vraagt zich rond deze laatste uitspraak af of voor Ben-Gurion materiële zaken belangrijker waren dan mensenlevens. Volgens Talens waren er immers Joodse groepen in Duitsland die een deal met de Nazi’s wilden sluiten. Het Ha'avara Agreement (das Ha'avara Abkommen) is daar een voorbeeld van. Ook de uitspraak van Ben-Gurion [p. 856] in het partijbestuur van de Mapai roept voor Talens vragen op: “Als ik wist dat alle Joodse kinderen in Duitsland konden worden gered door deze naar Engeland over te brengen en slechts de helft door hun overplaatsing naar Palestina, dan had ik voor het laatste gekozen. Wij moeten ons immers niet enkel bekommeren om de persoonlijke belangen van deze kinderen, maar ook om de historische belangen van het Joodse volk.”
 
Talens besluit zijn betoog met de opmerking dat zijn analyse uiteraard niet compleet is. Maar, zo stelt de auteur, mijn analyse laat wel ruimte voor gerede scepsis met betrekking tot de vraag of David Ben-Gurion voor, tijdens en na de afschuwelijke Nazi-Duitsland-periode, oprecht en naar vermogen is opgekomen voor de persoonlijke belangen van elke individuele Jood. Dat die scepsis gerechtvaardigd is kan men afleiden uit een brief van Ben-Gurion van 5 oktober 1937 aan zijn zoon Amos, waarvan eerder dit jaar een vertaling in het Engels werd gepubliceerd. [9] [10] Hieronder een selectie van de meest relevante passages:
 
“Wij hebben nog maar een klein deel van het land. Het partitieplan geeft ons onvoldoende extra gebied. Wij willen het hele land. En een verenigd Eretz Israel volstaat niet, het moet een Joods land zijn. We zullen een modern leger opbouwen, een superieur leger, ongetwijfeld één van de beste ter wereld. Zo zullen wij ons kunnen vestigen in de rest van het land, met of zonder instemming van onze Arabische buren. Palestina is zwaar onderbevolkt. Het heeft een enorm potentieel voor kolonisatie. Er is geen Arabisch immigratieprobleem, er is geen Arabisch ballingschap. De Arabieren worden niet vervolgd. Zij hebben een thuisland, en dat is uitgestrekt. Wij kunnen ons snel vestigen en ons vermenigvuldigen. Hoe manifester onze aanwezigheid, hoe eerder de Arabieren inzien dat zij ons maar beter niet weerstaan. Integendeel, als ze ons vrijwillig de kans geven ons in het hele land te vestigen kunnen ze materieel en politiek van ons profiteren. Ik houd niet van oorlog, maar denk dat de Arabieren snel zullen inzien dat ze maar beter onze bondgenoot worden.
 
Als wij de Negev niet krijgen toegewezen blijft dat dor. De Arabieren verstaan niet de kunst om het te ontginnen. Als ze de Negev liever dor laten dan het de Joden te gunnen slaan we een andere taal aan. We kunnen niet tolereren dat grote gebieden die tienduizenden Joden kunnen opnemen onbewoond blijven en dat Joden niet naar hun thuisland kunnen terugkeren. We moeten dan de Arabieren verdrijven en hun plaats innemen. Als we geweld moeten gebruiken om ons recht om ons daar te vestigen uit te oefenen, dan zijn wij daar machtig genoeg voor. We moeten dan ook met Arabische buurlanden afrekenen, maar zijn dan niet alleen beter georganiseerd en bewapend, maar hebben ook rugdekking van de miljoenen Joden in de diaspora. De Joodse staat zal niet enkel afhangen van haar bewoners, maar ook van Joden in elke uithoek van de wereld die al of niet uit vrije wil naar Palestina zullen trekken. De Arabieren kennen dat fenomeen niet. Ik geloof in een Joodse staat, zelfs in een gedeelte van het land. De rest volgt na verloop van tijd. Die Joodse staat komt er.”
 
[1] Hanna Yablonka:Verging on Holocaust denial
[3] vertaling: “De Holocaust: Ben-Gurion’s dienstige ramp?”
[4] Zij die dit werk willen aanschaffen (tegen sterk gereduceerde prijs) kunnen zich rechtstreeks tot de auteur wenden per e-mail
[5] vertaling: “Ben-Gurion heeft menselijk lijden koeltjes ingecalculeerd in zijn politiek kostenplaatje”
[6] vertaling: “Wij moeten het volstrekt duidelijk maken dat wij niets minder dan het volledige gebied van West Palestina willen. … de stichting van een Joodse staat in Palestina is zowel noodzakelijk als mogelijk.”
[7] vertaling: “Men kan kracht ontlenen aan rampspoed indien die productief wordt gebruikt; de hele truc van het zionisme is dat het weet hoe onze ramp kan worden gekanaliseerd, niet in moedeloosheid of vernedering zoals het geval is in de diaspora, maar in een bron van creativiteit en profijt.”
[8] vertaling: “een steeds groter raadsel...”
[10] George S. Hishmeh: “The real Ben Gurion

donderdag 18 oktober 2012

Amerika’s buitenlandse politiek onder Romney of Obama: lood om oud ijzer?

       
Republican presidential candidate, former Massachusetts Gov. Mitt Romney gestures during a speech to the NAACP annual convention, Wednesday, July 11, 2012, in Houston, Texas.  (AP Photo/Evan Vucci)

“Mensen, alstublieft. Deze man moet niet president [van Amerika] worden. Een regering-Romney wordt een mondiale ramp”. Dat zei de Amerikaanse auteur Barbara O’Brien op The Mahablog na Romney’s toespraak over het Amerikaans buitenlands beleid onder de titel The Mantle of Leadership aan het Virginia Military Institute in Lexington, Virginia, op 8 oktober. Daarmee vertolkt O’Brien het Democratische standpunt over Romney’s speech: per saldo staat hij voortzetting van het huidige beleid voor, maar hij heeft wel gevaarlijke oorlogszuchtige trekjes. Wat Romney anders zou doen liet hij in het vage, maar hij was wel duidelijk in zijn kritiek op het “falende leiderschap” van Obama. Maar voor zover het buitenlands beleid al van belang is in de presidentiële race haalt de behoedzame houding van Obama het waarschijnlijk op het wapengekletter van Romney.
 
Romney’s vaagheid vloeit voort uit de tegenstellingen in het Republikeinse kamp op het gebied van buitenlands beleid sinds Bush. Hij presenteerde zijn uitspraken als een recept voor een vreedzamer wereld. Maar zo’n aanpak leidt regelrecht tot nieuwe militaire avonturen die vandaag nog maar moeilijk te verkopen zijn. Zowel libertair als conservatief denkende Republikeinen hameren op de gevolgen voor de begroting en op de slanke-overheid-obsessie. En dat Romney de relatie met Israel nog verder wil versterken rijmt niet met zijn verwijt aan het adres van Obama dat de VS een historische kans missen om nieuwe vrienden in het Midden-Oosten te winnen. De VS moeten zich in hun buitenlands beleid voegen naar geen enkele buitenlandse regeringsleider, en al zeker niet naar die van Israel, een land dat de Palestijnen hardnekkig elke waardigheid en vrijheid ontzegt, waarden die Romney zegt te steunen.
 
Sinds 9/11 staat het Israel-Palestina conflict bij de Amerikaanse legertop hoog op de agenda, maar Romney heeft daar geen boodschap aan. Zijn uitspraak “ik maak mij sterk voor een democratische, welvarende Palestijnse staat,” was zonder meer hypocriet. Hij kreeg de gebruikelijke aanduiding “leefbaar” immers niet over zijn lippen. Leefbaar staat voor een aaneengesloten gebied dat de situatie van voor 1967 dicht benadert, met Jeruzalem als hoofdstad. Mogelijk staat Romney een niet-leefbare Palestijnse staat voor ogen: een serie losse “Bantustans” waar zijn studiegenoot en boezemvriend Netanyahu wel mee kan leven. Elke andere oplossing waar hij zijn nek voor zou uitsteken riskeert immers het gram van Israel, iets waar elke Amerikaanse president nog voor is teruggeschrokken. Bovendien liet Romney op zijn besloten fund raiser op 17 mei onverbloemd weten dat hij het vredesproces helemaal niet ziet zitten. Als president schuif ik elk initiatief op de lange baan, aldus Romney. Zijn positieve boodschap in Lexington is dus een regelrechte leugen.
 
De middelen waar Romney over sprak om het Midden-Oosten “vorm te geven” gaan verder dan dreigementen en de inzet van militaire macht. Ook financiële steun komt in aanmerking, iets waar nu juist een belangrijk deel van zijn partij zich tegen verzet. Maar aan financiële steun kleven voorwaarden: de buitenlandse “partner” moet zich plooien naar het Amerikaanse beleid, een fenomeen dat de bevolking in de betreffende landen aanzette om de voormalige - royaal door de VS gefinancierde - autoritaire leiders omver te werpen. Onophoudelijk probeert Romney de mensen de stuipen op het lijf te jagen door te wijzen op het oorlogszuchtige Iran en Al Qaida, en kritiek uit te oefenen op Obama die het beeld zou willen verkopen dat het oorlogstij afneemt. Hoe een buitenlands beleid dat hardnekkig vasthoudt aan militaire interventies te rijmen valt met een economisch beleid in eigen land waarin het terugdringen van het begrotingstekort centraal staat blijft een raadsel.
 
Tea-Party-voorman Rand Paul is duidelijk: “Romney spreekt zich uit tegen de plannen van president Obama om te snijden in een topzware defensiebegroting. De president zou niet strijdlustig genoeg zijn in het Midden-Oosten. Ik ben het met deze opmerkingen niet eens. Onze militaire uitgaven zijn sinds 2001 met 137% gestegen. Zo’n groei is niet vol te houden. Een minder agressief buitenland beleid en een begrotingscontrole leveren besparingen van miljarden dollars op zonder aan militaire macht in te boeten. In Noord Afrika en het Midden-Oosten is ons probleem niet een gebrek aan interventie. Moeten we nu werkelijk doorgaan op de ingeslagen weg? Wij zijn in teveel landen te vaak militair actief, en het lijkt wel of we niet eens weten waarom, of wanneer we vertrekken. Dit buitenlands beleid maakt meer vijanden dan het verslaat, het kost biljoenen aan belastinggeld en duizenden gesneuvelden en gewonden. Ons buitenlands beleid moet dringend onder de loep. Wij trekken veel te gemakkelijk ten strijde en proberen politieke punten te scoren met verkeerde politieke ideeën.”
 
Een bizar onderdeel in Romney’s speech was zijn lof voor generaal George Marshall. Hoe kan de meest pro-Israel presidentskandidaat ooit “vergeten” dat Marshall mei 1947 dreigde tegen president Harry Truman te stemmen als hij de Joodse staat zou erkennen? De hoffelijke, verstandige en terughoudende Marshall zou net als Obama kunnen worden verweten “leiding te geven op de achtergrond”. Maar Romney lijkt niet te beseffen dat de opstandelingen in het Midden-Oosten hun burgerrechten uitoefenen tegen wrede dictatoriale regimes en dat Amerika daar niets tegen kan ondernemen. Obama onderkent de grenzen van de Amerikaanse macht en begrijpt dat de Arabieren dit hoofdstuk in hun geschiedenis zelf moeten schrijven. Romney geeft een verkeerde voorstelling van zaken over het buitenlandse beleid van Obama. Obama heeft een bondgenoot als Israel niet verraden, bakt geen zoete broodjes met Cuba, verontschuldigt Amerika niet.
 
Maar men kan wel degelijk kanttekeningen maken bij het buitenlandse parcours van Obama: nederlagen in Irak en Afghanistan, mislukte pogingen om de marionettenregimes in Jemen, Egypte, Tunesië, Somalië en Zuid-Soedan te stabiliseren. Een interventie in Libië die het VN-mandaat verre overschreed. En ook elders blijft Washington het conflict zoeken of bestendigen: Pakistan, Iran, Syrië, Venezuela,  Cuba, … De president kiest voor gewapende drones als beleidsinstrument en weigert daar verantwoording voor af te leggen. Guantanamo Bay is nog altijd niet gesloten. Waterboarding en andere illegale folterpraktijken gaan onverminderd voort en niemand wordt daarvoor vervolgd. De president blijft de rol van Amerika als “honest broker” in het Israel-Palestina conflict cynisch invullen met onbeperkte financiële, militaire en diplomatieke steun aan Israel. En zijn antwoord op de kwijnende economische macht van de EU en de VS was de verdere omsingeling en provocatie van Rusland en vooral China, maatregelen die alleen maar kunnen leiden tot een nieuwe Koude Oorlog, ditmaal in Azië. Obama lijkt niets te hebben geleerd van zijn buitenlandse fiasco’s.

Is een keuze tussen Romney en Obama qua buitenlands beleid dan lood om oud ijzer? Op 21 januari 2010 zei de befaamse Amerikaanse historicus Howard Zinn over Obama’s eerste jaren als president: "I’ve been searching hard for a highlight…I don’t see any kind of a highlight in his actions and policies. I think people are dazzled by Obama's rhetoric, and that people ought to begin to understand that Obama is going to be a mediocre president - which means, in our time, a dangerous president - unless there is some national movement to push him in a better direction.” Onder Obama is de toonzetting van het Amerikaanse buitenlands beleid dan misschien verbeterd, inhoudelijk is er niet veel veranderd. Amerika, dat niet lang geleden nog werd geroemd om zijn ongeëvenaarde macht en aantrekkingskracht, is op zijn retour. De achteruitgang begon na de Tweede Wereldoorlog, toen de macht van de VS maximaal was. Het Amerikaanse verval is in belangrijke mate het gevolg van eigen falen. En dat zal er onder een president Romney niet beter op worden.

dinsdag 9 oktober 2012

Is de relatie tussen de VS en Israel aan het kantelen?

    
US President Barack Obama and Israeli Prime Minister Benjamin Netanyahu deliver statements to the media at the White House in Washington, September 1, 2010.
Photo: Jason Reed/Reuters
 
Er zijn aanwijzingen dat er een nieuwe realiteit in de relatie tussen de VS en Israel op komst is. De Israëlische premier Netanyahu lijkt het te moeten afleggen tegen de Amerikaanse president Obama. Onder een herkozen Obama lijken de kansen voor de Palestijnen te keren.
 
“Na veertig jaar studie van het Arabisch-Israëlisch conflict beschouw ik [het project] Israel als een morele ramp. Het [project] verloochent dat wat wij [Joden] lang hebben beschouwd als Joods rationalisme, verlichting en verbondenheid aan de hoogste waarden van beschaving. Israel is een infame staat. Het is een in toenemende mate onontwikkelende en in tal van opzichten onfatsoenlijke samenleving, een pariastaat die zijn pariastatus ten volle verdient. Nog afgezien van het moreel kwaadaardige karakter van [het project] Israel, is het ook op krankzinnige wijze bezig zichzelf te vernietigen. Het mag een wonder heten als het al overleeft. Met deze overtuiging behoor ik niet langer tot een kleine minderheid. Steeds meer Joods-Amerikaanse intellectuelen, en zelfs de beste Israëli’s, denken er zo over.”
 
Dat zegt Jerome Slater in correspondentie met Jodi Rudoren, Israel-correspondente van de New York Times. Als emeritus hoogleraar politieke wetenschappen is Slater niet aan zijn proefstuk toe. Hij heeft bijna 50 jaar over de Amerikaanse buitenlandse politiek en het Israel-Palestina conflict gedoceerd. Hij verwijt Rudoren eenzijdige en veel te rooskleurige berichtgeving over Israel. Het feit dat Israel zich zo ver heeft afgekeerd van de visie van Herzl is voor hem een nachtmerrie. Men kan zijn stellingname niet afdoen als ideologie, de feiten over het Israëlisch optreden tegen de Palestijnen zijn overstelpend. Zonder ernstige druk van Amerika komt daar geen verandering in. Behoudens een kentering in de opvattingen van de Joodse gemeenschap in de VS komt die druk er niet. Israel stevent af op een catastrofe. Zo’n ramp kan ook het gevolg zijn van de ineenstorting van de democratie, aldus Slater. Zijn boodschap aan Rudoren is: schudt uw lezers wakker.
 
Ook Haaretz redacteur Tal Niv is overtuigd van het failliet van het Zionistische project. Zij ziet het bankroet van een land waar kinderen haat tegen de autochtone bevolking wordt bijgebracht, haat die de vorm van dodelijk geweld aanneemt. Voor haar is er iets fundamenteel mis met een land waar het geweld tussen prille burgers ongebreideld toeneemt, dat probeert iedere niet-Jood te elimineren, dat kinderen leert zich superieur te voelen vanwege hun nationaliteit in plaats van hen pluralistische idealen bij te brengen, dat in het kader van het Zionistische project mensenrechten de rug toekeert. Als Israel het al overleeft, dan is dat “als een gewapende staat onder de Joodse wet, waarin Joden en de kinderen van Joden op basis van goddelijk recht Arabieren naar willekeur van alles kunnen aandoen, maar niet langer de Zionistische staat is die Herzl voor ogen had, een staat waar fatsoenlijke mensen kunnen leven.”
 
Als het Zionistisch project failliet is, hoe moet het dan verder met Israel en de Palestijnse bevolking in Israel, de Westelijke Jordaanoever, Gaza, Jeruzalem en de diaspora? Dat is de grote vraag voor de Israëlische premier Benjamin Netanyahu. Tientallen jaren heeft Israel geijverd voor erkenning in de Arabische wereld. Maar toen begin 2002 de Arabische Liga het Saudische initiatief overnam dat voorzag in erkenning van Israel binnen de grenzen van 1967 leek vrede ineens niet meer zo aantrekkelijk. De premier zou moeten kiezen tussen een unitaire staat met gelijke rechten voor kolonisten en Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, of een binationale staat voor Joden en Palestijnen, maar met verschillende politieke instellingen. De eerste optie zou het Joodse karakter van Israel bedreigen, de tweede de democratische rechtsstaat. Met de verrechtsing van het Israëlische politieke landschap en de anno 2012 ruim 600.000 uiterst assertieve kolonisten op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem lijkt een tweestatenoplossing uitgesloten.
 
Jerome Slater gelooft dat berichtgeving die beide kanten van het conflict belicht de publieke opinie in de VS kan mobiliseren en een wijziging van het Amerikaanse beleid bewerkstelligen. Ook veteraan Midden-Oostenkenner Alan Hart ziet kansen voor Palestina: ontbinding van de machteloze Palestijnse Autoriteit van Mahmoud Abbas - wiens mandaat eindigde op 9 januari 2009 - en de heroprichting van een Palestijnse Nationale Raad in ballingschap. Daarmee wordt Israel verantwoordelijk voor het bestuur en kan de bezetter op internationale podia aansprakelijk worden gesteld. Voorts voorziet Hart de mobilisatie van alle Palestijnen waar ook ter wereld. Naast de 1,5 miljoen in Israel, 2,4 op de Westelijke Jordaanoever en 1,6 in Gaza zijn er 7,5 miljoen Palestijnen in de diaspora. Getalsmatig hebben de totaal 12,8 miljoen Palestijnen een case waar de wereldgemeenschap niet omheen kan, aldus Hart. Maar op korte termijn kan enkel de houding van supermogendheid Amerika, dat Israel omvangrijke militaire, financiële en diplomatieke steun verleent, de doorslag geven.
 
Er zijn indicaties dat de door Slater beoogde Amerikaanse beleidswijzing van de grond komt. De Israëlische krant Yedioth Ahronoth meldde een nieuwe realiteit in de relatie tussen de VS en Israel. Nadat gezamenlijke militaire oefeningen dit voorjaar al waren uitgesteld wordt de deelname van Amerikaanse troepen dit najaar tot een minimum teruggeschroefd.  En stafchef Martin Dempsey liet weten dat de VS niet “medeplichtig” willen zijn aan een Israëlische aanval op Iran. De boodschap is: u staat er alleen voor. Israel Hayom, de krant die nauw aanleunt bij de premier, heeft de oorlogsretoriek tegen Iran al laten varen. In het spelletje blufpoker rond Iran hebben premier Netanyahu en defensieminister Barak hun hand overspeeld, aldus de krant. Andere waarnemers wijzen op de pogingen van Netanyahu om de Amerikaanse president in de luren te leggen en op de kans dat de Amerikaanse beleidsombuiging leidt tot de val van diens regering.
 
Een echte ommekeer kan er komen als de VS het Midden-Oosten niet meer nodig hebben. Volgens de Amerikaanse historicus Victor Davis Hanson staat Amerika aan de vooravond van de grootste gas- en olierevolutie sinds begin 20e eeuw. Zelfs voorzichtige schattingen zouden duiden op reserves die het hele continent energieonafhankelijk kunnen maken, aldus Hanson. “Bereidt Amerika zich voor op een Midden-Oosten na Israel?”, zo vraagt rechtenprofessor Franklin Lamb zich af met verwijzing naar een recente analyse in opdracht van de Amerikaanse regering. Het 82 pagina’s tellende document getiteld Preparing For A Post Israel Middle East zou aandringen op een herziening van de betrekkingen met Israel. Volgens de analyse vormt het optreden van Israel vandaag de grootste bedreiging voor de belangen van VS omdat het de VS belemmert normale betrekkingen met Arabische, moslimlanden en summa summarum de internationale gemeenschap te ontwikkelen.
 
De aanwijzingen dat de relatie tussen de VS en Israel aan het kantelen is zijn sterk. Zo’n ontwikkeling kan zich versterkt doorzetten onder een herverkozen president Obama. Daar kan het lot van de Palestijnen alleen maar wel bij varen.
 
Dit artikel verscheen eerder op de blog van Paul Lookman op De Wereld Morgen

vrijdag 28 september 2012

Wereldwijd Moslimprotest tegen de VS: extremisme of legitiem verzet?

      
Bangladeshi Muslims burning a U.S. flag during a protest in Dhaka, against the film “Innocence of Muslims.” (AP Photo/A.M.Ahad)

“De aanvallen in Benghazi waren niet alleen gericht tegen Amerika, maar ook tegen de idealen van de VN. Om die te verdedigen moeten we ons eerlijk uitspreken over de onderliggende oorzaken van de crisis. Wij hebben de metamorfose van het Midden-Oosten gesteund omdat vrijheid en zelfbeschikking voor ons universele waarden zijn. Amerikanen waren overal ter wereld bereid hun leven te geven ter verdediging van het recht op vrije meningsuiting, zelfs als die mening haaks stond op de onze. Wij proberen niet de democratische hervormingen naar onze hand te zetten, maar trekken ons niet terug. We blijven bondgenoten steunen en staan open voor economische samenwerking. Maar onze initiatieven moeten wel stoelen op gedeelde belangen en wederzijds respect. Voor ons hebben corrupte leiders die zich de natuurlijke rijkdommen van hun land toe-eigenen geen toekomst.
 
In Syrië heeft een leider die zijn eigen bevolking afslacht geen toekomst. Maar wat begon als een volksprotest moet niet ontaarden in sektarisch geweld. Wij steunen hen die een verenigd Syrië nastreven, waar Soennieten en Sjiieten, Koerden en Christenen, gelijke burgerrechten hebben. Daar zullen we onze pijlen op richten. Syriërs die er zo over denken hebben wat ons betreft het recht om de leiding op zich te nemen. In Iran zien we waar een gewelddadige en ontoerekenbare ideologie toe leidt. Iran kijkt terug op een opmerkelijke en eeuwenoude geschiedenis. Vele Iraniërs willen leven in vrede en voorspoed met hun buren. Maar de Iraanse overheid beperkt niet alleen de rechten van haar eigen bevolking, zij houdt ook een dictator in Damascus overeind en steunt buitenlandse terroristische groeperingen. Steeds weer blijft zij in gebreke om te bewijzen dat haar kernprogramma vreedzaam is.
 
Tijdens mijn presidentschap is de oorlog in Irak beëindigd en een proces opgestart om tegen 2014 ook de oorlog in Afghanistan af te ronden. Al Qaida is verzwakt en Osama bin Laden is er niet meer. Amerika en Rusland krimpen hun kernarsenalen in. In G20-verband werken we aan mondiaal economisch herstel. Het zijn niet de initiatieven van onze leiders maar de mensen die ik tegenkom die mij motiveren. Amerikaanse soldaten die hun leven riskeren voor vreemden aan de andere kant van de wereld of studenten in Jakarta of Seoel die hun kennis ter beschikking stellen van de mensheid. Van welk ras of geloof ook, deze mannen, vrouwen en kinderen geven mij moed. Er is zoveel aandacht voor wat ons verdeelt. Maar als je daar doorheen kijkt zie je dat mensen overal hun lot in eigen hand willen nemen, hun waardigheid aan werk ontlenen, troost putten uit het geloof, gerechtigheid ondervinden als overheden ten dienste staan van hun bevolking en niet andersom. Dat is het streven dat de VS altijd zal blijven steunen.”
 
Dat zijn samengevat enkele essentiële passages uit de toespraak van de Amerikaanse president Barack Obama tijdens de VN Algemene Vergadering op 25 september 2012. In het programma “Confronting the roots of Muslim rage” op Al Jazeera plaatst de Amerikaanse historicus en onderzoeksjournalist Gareth Porter enkele kanttekeningen bij het betoog van de president. Tot tweemaal toe wees Obama op de noodzaak van een “eerlijk debat over de spanningen tussen het Westen en de zich democratiserende Arabische wereld”. Maar volgens Porter was het Witte Huis nooit bereid zich te buigen over het wijdverbreide gevoel dat de VS zich tegen de Islam heeft gekeerd. Die gevoelens bestaan wel degelijk en zijn uitvoerig gedocumenteerd in verschillende opiniepeilingen. Vreemd genoeg stelde Obama in 2008 als presidentskandidaat al dat gekeken moest worden hoe het Amerikaanse buitenlandse beleid inwerkt op Islamitische sentimenten, aldus Porter, die waarschijnlijk Obama’s toespraak in Berlijn op 24 juli 2008 bedoelt. Eenmaal in het Witte Huis bekommerde de president zich niet meer om de onderliggende oorzaken.
 
De toespraak van de president verschilt maar weinig van zijn andere speeches over het Amerikaanse buitenlands beleid. Die schilderen de VS af als een Witte Ridder die opkomt voor democratie en vrijheid in de wereld, terwijl sinds de Koude Oorlog in werkelijkheid het beleid wordt gestuurd door het imperialistische machtsstreven. Porter zegt dat zo’n voorstelling van zaken enkele belangrijke feiten onvermeld laat. Zo steunen de VS zonder scrupules repressie van bevolkingen als dat in hun kraam te pas komt. Egypte onder Mubarak en Iran onder de Shah zijn daar goede voorbeelden van. De bevolking die het slachtoffer was is die steun bepaald niet vergeten. Daarmee is tevens een stuk van het Amerikaanse verlies aan geloofwaardigheid in de wereld verklaard. De VS willen helemaal geen democratisch verkozen regeringen. Die verkiezingen kunnen immers “verkeerd” uitpakken, zo’n regering steunt veelal het Amerikaanse beleid niet, een ontwikkeling die we vandaag in Egypte zien waar een Islamitische regering aan de macht kwam.
 
Dat Amerikanen overal ter wereld altruïstisch bereid zijn hun leven te geven ter verdediging van het recht op vrije meningsuiting zal maar weinig weerklank vinden in de Islamitische wereld, en al evenmin in Amerika zelf, zo meent een nuchtere Porter. Het idee dat Amerika militair optreedt om locale geschillen te helpen oplossen is wel erg ver gezocht. De Amerikaanse acties zijn veelal uiterst agressieve contraterrorisme operaties die worden aangestuurd vanuit het Witte Huis zonder enige vorm van rekening en verantwoording. Op de achtergrond opereren de CIA en het Pentagon, organisaties die zeer sterke gevestigde belangen verdedigen. In de passages over Iran introduceert de president voor Porter nieuwe en uiterst vreemde retoriek: Iran houdt er een “gewelddadige en ontoerekenbare ideologie” op na. In een situatie waarin Iran wurgende sancties moet ondergaan en langs alle kanten militair wordt bedreigd, maar nog altijd onderhandeld wordt, is dit soort retoriek zonder meer stuitend.
 
Voormalig CIA-medewerker Ray McGovern meent dat de antipathie tegen de VS vooral voortkomt uit de nauwe vereenzelviging van de VS met Israel en het besef dat het agressieve Israëlische beleid tegen de Palestijnen en de buurlanden maar mogelijk is dankzij de steun van Washington. Ook wijst McGovern op het verslag van de 9/11 Commissie van 2004, waaruit blijkt dat de animositeit tegen de VS van Khalid Sheikh Mohammed, die de aanslagen zou hebben georganiseerd, voortvloeit uit zijn verzet tegen het VS-beleid dat Israel bevoordeelt. En een doodgezwegen rapport van de Defense Science Board zegt: “Moslims hebben niet een hekel aan onze vrijheid, maar aan ons beleid. De overgrote meerderheid spreekt zich uit tegen wat zij zien als de eenzijdige steun aan Israel en tegen rechten voor de Palestijnen, en de duurzame, toenemende steun aan wat Moslims collectief zien als tirannieën, vooral die in Egypte, Saudi Arabië, Jordanië, Pakistan en de Golfstaten. Wanneer Amerika dus spreekt over het brengen van democratie in Islamitische samenlevingen wordt dat gezien als niets anders dan zelfbedieningshypocrisie”.
 
Het Amerikaanse optreden in het Midden-Oosten lijkt te kaderen in een brede strategie. Voormalig presidentskandidaat generaal Wesley Clark deed daar op 2 maart 2007 op Democracy Now een boekje over open. Het plan was om de regeringen in zeven landen omver te werpen: Irak, Syrië, Libanon, Libië, Somalië, Soedan en Iran. Clark citeerde daarbij een uitspraak uit 1992 van Paul Wolfowitz, de belangrijkste architect van het beleid van George W. Bush: “[Van de Golfoorlog] hebben we geleerd dat we ons leger in het Midden-Oosten kunnen inzetten zonder tegenkanting van de Sovjets. We hebben vijf tot tien jaar om de vroegere Sovjetregimes te ontmantelen - Syrië, Iran en Irak - voor de nieuwe supermogendheid aantreedt om ons tegen te houden”.

Het plan-Wolfowitz lijkt nog maar weinig gevorderd te zijn: de nieuwe regering in Irak loopt niet in het gareel van de VS, en Iran en Syrië staan dan wel zwaar onder druk, maar tonen zich bijzonder veerkrachtig. Soedan is gesplitst, Somalië heeft een nieuwe regering, in Libanon is Hezbolla nog altijd een regionale machtsfactor van belang en Libië wordt verscheurd door sektarische tegenstellingen. De vraag is of de volkswoede de Amerikaanse plannen voor het Midden-Oosten definitief kan doorkruisen. Mogelijk kan het volksverzet ook Rusland en China aanzetten om hun rug in de Veiligheidsraad recht te houden. Per saldo kan het nieuwe Egyptische zelfbewustzijn de doorslag geven in het ontstaan van nieuwe machtsverhoudingen in het Midden-Oosten. De uiterst belangwekkende - maar door de internationale media doodgezwegen - toespraak van de nieuwe president Mohammed Morsi op de VN Algemene vergadering van 26 september 2012 laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Enkele citaten:

over de international ambities van Egypte:
“The New Egypt is determined to regain its standing among nations, and assume an effective role in global issues, stemming from the will of its people, as well as the legitimacy on which its regime is founded.”

over het Israel-Palestina conflict:
“The first issue which the world must exert all its efforts in resolving, on the basis of justice and dignity, is the Palestinian cause. Long decades have passed since the Palestinian People expressed their longing for restoring their full rights and for building their independent state, with Jerusalem as its capital. Despite their continued struggle, through all legitimate means to attain their rights, and despite the acceptance by their representatives of the resolutions adopted by the international community as a basis for resolving its problems, this international legitimacy remains unable until now to realize the hopes and aspirations of the Palestinian people. The resolutions remain far from being implemented.”

over Syrië:
“Egypt is committed to pursue the sincere efforts it has been exerting to put an end to the catastrophe in Syria, within an Arab, regional and international framework. One that preserves the unity of this brotherly state, involves all factions of the Syrian people without racial, religious or sectarian discrimination, and spares Syria the dangers of foreign military intervention that we oppose.”

over Iran en kernwapens in het Midden-Oosten:
“The will of the people, especially in our region, no longer tolerates the continued non-accession of any country [namely, Israel] to the Nuclear Non-Proliferation Treaty and the non-application of the safeguards regime to their nuclear facilities, especially if this is coupled with irresponsible policies or arbitrary threats. In this regard, the acceptance by the international community of the principle of pre-emptiveness or the attempt to legitimize it is in itself a serious matter and must be firmly confronted to avoid the prevalence of the law of the jungle.”

“Egypt stresses the necessity of mobilizing international efforts to hold the conference on achieving a Middle East free of nuclear weapons and all other weapons of mass destruction before the end of the current year 2012, with the participation of all concerned parties without exception. And I say it very clearly: the only solution is to get rid of nuclear weapons, and all weapons of mass destruction. But we also emphasize the right of all countries of the region to the peaceful use of nuclear energy within the framework of the NPT, with a commitment to honor their obligations in this respect and provide the necessary guarantees to the countries of the region so as to remove any doubts surrounding their intentions.”
    

woensdag 19 september 2012

USA holds its breath as Saudi Arabia’s uprising surmounts the regime’s impregnable shield

    
Prince Salman bin Abd al-Aziz Al Saud at the Pentagon April 2012 (Photo: Wikimedia Commons)
 
 
In Saudi eyes any concession, no matter how insignificant, let alone a triumph by the Bahraini uprising, would definitely inspire its own Shia to rebel against the regime.
 
The Saudi regime offered Ben Ali, Tunisia’s dictator, refuge and has steadfastly refused to hand him back to face trial. And the Saudi king not only gave his emphatic support to Mubarak, Egypt’s tyrant, but also threatened the US that he was ready to bankroll him.
 
Saudi Arabia’s tireless effort to spearhead the counterrevolution suffered its first setback at the hands of its closest ally the US, which encouraged the Egyptian army to turn against Mubarak. The Saudi regime has made a concerted effort to make up for lost ground in Egypt. It has gained huge influence with the military council by providing it with $4 billion in aid, as well as throwing its weight behind the extremist Salafi movement, which came second after the Muslim Brotherhood in the parliamentary elections.
 
As for Yemen, the Saudi regime initially supported Saleh, Yemen’s dictator, but when his brutal crackdown spectacularly backfired, it launched its own initiative to ensure that Saleh was replaced by another staunch ally, namely his deputy, Abd-Rabbu Mansour, through a cosmetic election. Just as important, however, was the Saudi regime’s clear message that uprisings were absolutely futile, since Saleh was ousted by its own initiative rather than an uprising.
 
For the Saudis, the Bahraini uprising was indisputably the nightmare scenario that sent shock waves right across Saudi Arabia. This was hardly surprising, since Bahrain was a brutal dictatorship governed by the Al Khalifa family, from the Sunni minority, while the vast majority of Bahrainis are Shia. In Saudi eyes any concession, no matter how insignificant, let alone a triumph by the Bahraini uprising, would definitely inspire its own Shia to rebel against the regime.
 
The Shia form the overwhelming majority in Saudi Arabia’s oil-rich Eastern Province, which is literally a stones-throw from Bahrain. Just like the Shia in Bahrain, they have constantly complained about being subjected to intolerable discrimination and marginalisation. Despite, the undeniable failure of a supposed day of rage in March last year, this nonetheless unnerved the Saudi regime. Thus, the king announced some unprecedented measures which ranged from billions of dollars in benefits and new jobs, to a stern warning that security forces would pull no punches in confronting protestors, to issuing massive rewards to the Wahhabi Salafi religious establishment and, most ominously, giving the green light to the Saudi army to invade and occupy Bahrain.
 
Within 24 hours of the occupation, Bahraini forces backed by the Saudi forces unleashed a ferocious and murderous onslaught against the peaceful protesters in Pearl Square. In another strenuous attempt to placate the dramatic escalation in exhortations for political reform, the king suddenly declared in September last year, that the municipal elections, which were supposed to be held in 2008, will actually take place. Yet, not surprisingly the turn-out was hugely disappointing, since it was abundantly clear that the council was a powerless body, where half its members were handpicked.
 
What is undoubtedly incontestable is the pivotal role played by the radical and regressive Wahhabi Salafi religious establishment in propping up and giving religious legitimacy to the Saudi regime, which in turn provides it with the vital funding to propagate and export its violent and extremist ideology. According to the Wahhabi ideology it is strictly forbidden to oppose the ruler. And, far from questioning the highly contentious actions of the Saudi regime, the religious establishment has issued religious fatwas to back them up.
 
These fatwas were utilised by the Interior ministry headed by Nayef, declaring in February 2011 that these protests were the new terrorism and that it would confront them with an iron fist, just as it did with Al-Qaida. It also indirectly blamed Iran for the protests. The peaceful protests in the Eastern Province entered into a highly perilous phase in October 2011, when the savage crackdown turned into a campaign of cold blooded murder. The dramatic escalation coincided with the death of Sultan, the heir to the throne and the appointment of Nayef as a replacement.
 
The Saudi regime’s overriding priority that supersedes all other priorities has always been to establish and bolster its position and image as the indisputable guardian of Sunni Islam, even though it firmly endorses the Wahhabi ideology. Ever since 1979 - when the Iranian revolution toppled the Shah – the Saudi regime has vigorously endeavoured to portray and present all the major events and conflicts in the region as an integral part of an ongoing existential sectarian war waged against the Sunnis by the Shias, namely Iran, in order to become the unrivalled power in the region. So, as the uprising began in Bahrain, the Saudi regime started deliberately ratcheting up the sectarian rhetoric in order to instigate sectarian strife, which would undoubtedly stave off any uprising by the Sunni majority.
 
As it becomes increasingly apparent that open dissent and protests have spread far beyond the Eastern Province to Sunni areas in Hejaz and even to the Saudi regime’s heartland and powerbase in the capital Riyadh, the US, which considers Saudi Arabia a central pillar of its policy, must be holding its breath as Saudi Arabia’s uprising surmounts the regime’s impregnable shield: sectarian divisions.
 
Among the principal reasons behind the increasingly deepening cracks in the Saudi regime’s internal front are: first, the inescapable reality that the regime has emphatically supported brutal dictators in crushing uprisings by the Sunnis in Egypt, Tunisia and Yemen. Second, the inconsistent position of the regime in unequivocally backing secular monarchies like Morocco, Jordan and secular establishments like the Egyptian military against Sunni Islamic movements. Third, the inexcusable failure by the king twice within eight months to activate the much-trumpeted allegiance council – set up by him as a showcase of reform - to select the heir to the throne, prompting senior figures from the royal family to bitterly criticise the lack of consultation.
 
This has evidently not only consolidated the widespread perception that the royal family is in the midst of a vicious power struggle, but has also added weight to the argument that this is a royal family that marginalises its senior members, never mind, the ordinary citizens. Fourth, the undeniable success of people in other countries, such as Egypt, Tunisia, Libya, Iraq, and to a lesser extent Yemen in ousting their dictators and democratically electing new leaders. Fifth, the sheer hypocrisy in the King’s call on the Syrian president, Bashar Al Assad, to implement genuine reform and halt the killing machine, while he has spectacularly failed to lead by example. Sixth, the failure of the authorities to tackle chronic problems, such as unemployment, corruption and poor housing, despite the billions of dollars in oil revenue. Seventh, foreign educated Saudis are beginning to question the legitimacy of such a rigid dictatorship. Eighth, the mounting fears that the ruthless crackdown in the Eastern Province would dramatically intensify increasingly vocal demands for secession.
 
And finally, the death of Nayef and his replacement by Salman, who is perceived as more sympathetic to reform, has exposed the fact that even though Nayef was a hardliner, he nonetheless was also used by the regime as the perfect pretext for not undertaking meaningful reform. Although it has been more than a month since Salman took over, there are absolutely no reforms in the pipeline. Even more revealing, however, has been the dramatic surge in the regime’s savagery, which has reached an unsurpassed level, especially with the arrest and even torture of the Shia religious leader Nimr Al Nimr.
 
The USA should be deeply concerned about the rapidly deteriorating situation in Saudi Arabia, not only because its implacable support to the Saudi regime has made a mockery of its pretention of defending democracy and human rights, but, more menacingly, Saudi Arabia was the country where the vast majority (15 out of 19) of the 9/11 suicide bombers, never mind, the mastermind, Osama Bin Laden, came from. It is also where nearly all fatwas giving religious legitimacy to Al Qaeda’s atrocities emanate from. Now is the time for the USA to stand on the right side of the present and future of Saudi Arabia, by extending the oil-for-protection deal to an oil and concrete democratic reforms-for-protection deal.
 
Zayd Alisa is a Middle East expert, writer, human rights activist and democracy advocate. Find him on Twitter.
 
This article first appeared on openDemocracy 17 September 2012.