donderdag 27 mei 2010

Kan een “coalitie van onwilligen” sancties tegen Iran blokkeren en diplomatie activeren?

Zoals in het artikel "De hypocrisie van het enige land dat ooit kernwapens heeft gebruikt” van 7 mei gemeld vindt deze maand in de VN de Non-Proliferation Treaty (NPT) toetsingsconferentie plaats. Volgens Paul Woodward op War in Context wordt algemeen aanvaard dat sancties tegen Iran niet helpen. Cynici kijken anders aan tegen de doelstellingen van de regering Obama. Met tussentijdse verkiezingen in het verschiet zou men zich eerder bekommeren om de Zionistische geldschieters van de Democratische Partij. In het vooruitzicht van een existentiële bedreiging van Israel tekenen die hun cheques pas als hun partij daar wat aan doet. Waarmee Obama slaaf blijft van de Israel lobby. Ondertussen bereidt Israel zich voor op een nucleair Iran. Haaretz brengt verslag uit van een simulatie waarin Israel geen toestemming krijgt om Iran aan te vallen en sancties het nucleair programma niet tegenhouden. Zo’n situatie leidt tot een confrontatie tussen Israel en Hezbollah. Met een nucleair Iran op de achtergrond zouden Hezbollah en Hamas meer armslag krijgen om Israel te provoceren.

Na de spreekbeurt van de Iraanse president Ahmadinejad tijdens de NPT toetsingsconferentie waarmee hij punten scoorde heeft Iran een nieuw diplomatiek succes geboekt. Het sloot een akkoord met Turkije en Brazilië dat voorziet in de verrijking van de helft van zijn laag verrijkt uranium in Turkije. Phyllis Bennis, staflid van het Institute for Policy Studies, meldt op Common Dreams.org dat dit akkoord dicht komt bij wat de VS enkele maanden geleden van Iran eiste. En toch reageerde Washington negatief. Het veroordeelde het initiatief als “slechts woorden”, eiste nieuwe concessies van Iran en liet aanvoelen dat enkel een volledige afstand van het kernprogramma volstaat. Volgens Bennis maakt de Amerikaanse houding duidelijk dat het de VS niet gaat om een Iraanse kernwapendreiging, maar om de macht. Anderen hebben de regie overgenomen, Washington staat buiten spel en is razend. In de wandelgangen doen verhalen de ronde dat de VS als vanouds afkomt met dreigementen tegen de kersverse diplomatieke machten. Brazilië heeft een intensieve lobby gevoerd voor een permanente zetel in de Veiligheidsraad en Turkije probeert al lang lid te worden van de Europese Unie. Vergeet het maar, lijken de VS diplomaten te laten verstaan.

Nieuwe VN sancties zullen Iran’s verrijkingsactiviteiten niet tot staan brengen. Deze zijn nog altijd wettig onder de NPT en onderhevig aan VN inspectie. Sancties treffen vooral de bevolking. Daarentegen wordt in het kader van het Braziliaans-Turks initiatief veel van het Iraans verrijkt uranium naar het buitenland overgebracht. Daarmee neemt het internationaal toezicht op het kernenergieprogramma toe, wat - mits de VS zich terughoudend opstelt - kan leiden tot een aanzienlijke vermindering van Iran’s verrijkingsactiviteiten. Als dat echt het doel is van het Amerikaanse optreden tegen Iran zou Washington toch tevreden moeten zijn. In werkelijkheid wordt vanuit het Congres en het Witte Huis met kracht geprobeerd om het Braziliaans-Turks initiatief te ondermijnen, zelfs nu dat (of wellicht juist omdat) dat zou kunnen leiden tot oplossing van de huidige crisis.

Nieuwe sancties kunnen de tripartiete overeenkomst laten ontsporen. Maar dat kan worden voorkomen door vernieuwde onafhankelijkheid binnen de Veiligheidsraad. De druk van Washington mag dan hebben opgeleverd dat Rusland en China geen veto zullen uitspreken tegen nieuwe sancties, maar zekerheid dat deze landen voor zullen stemmen is er niet. Als de huidige Veiligheidsraadsleden Brazilië en Turkije enkele van hun bondgenoten kunnen overtuigen niet te wijken voor de Amerikaanse druk kunnen onthoudingen van Rusland en China (en eventueel Frankrijk?) een nieuwe “coalitie van onwilligen” opleveren die sancties kan tegenhouden.

Zo zouden president Lula and premier Erdogan een land als Japan - dat meer dan welk land ook gemotiveerd is voor een kernwapenvrije wereld - ervan kunnen overtuigen om tegen nutteloze sancties te stemmen en om ruim baan te geven aan nieuwe diplomatieke initiatieven. En ook andere leden (Libanon, Mexico, Oostenrijk, Gabon, Bosnië, Nigeria) zouden ervan kunnen worden overtuigd dat nieuwe sancties Iran's verrijkingsactiviteiten niet tot stilstand kunnen brengen en het nieuwe initiatief dat daar wel toe in staat is juist ondermijnt. Rond de jaar-wisseling 2002-2003 bleef de Veiligheidsraad ongevoelig voor Amerikaans-Britse druk om steun te verlenen aan de Irak oorlog van Bush. Duitsland, Frankrijk en Rusland gaven leiding aan de oppositie en ook de “Onbesliste Zes” (Guinee, Kameroen, Angola, Pakistan, Chili en Mexico) verzetten zich. Zo kon de wereld op 15 februari 2003 in 665 steden over de hele wereld demonstreren tegen oorlog. Washington en Londen haalden bakzeil en lieten hun campagne voor VN steun varen. Al eerder dus heeft de Veiligheidsraad vastberaden getracht een VS oorlog tegen te houden. De Raad zou dat weer kunnen doen, zodat de sancties die de VS tracht door te drukken niet een prima diplomatieke oplossing voor een zeer gevaarlijke crisis kunnen doorkruisen.

zondag 23 mei 2010

Israel schopt het tot OESO lid

De 31 leden van de OESO (Organisation for Economic Co-operation and Development) hebben recent drie landen uitgenodigd om lid te worden. Dat blijkt uit een persbericht van de OESO. Israel behoort tot de gelukkigen. De drie toekomstige leden worden 27 mei verwelkomd tijdens een speciale plechtigheid tijdens de jaarvergadering van de OESO ministerraad, die wordt voorgezeten door de Italiaanse premier Silvio Berlusconi. Het besluit werd unaniem genomen en toont aan dat de leden de toetredings-voorwaarden niet erg serieus nemen. Naast grootmacht VS en belangrijke landen als Japan, Canada, Australië, Turkije en Zwitserland zijn 19 van de huidige EU landen lid van de OESO, waaronder Nederland en België.

In 1980 deed Israel een eerste poging om het OESO-lidmaatschap te verwerven. Die aanvraag werd verworpen om economische en politieke redenen. Maar daarmee bleef de deur niet dicht. Israel heeft een associatieakkoord met de EU. In 2008 besloten de Europese buitenlandministers om dat akkoord op te waarderen. Het Europees Parlement vond echter dat normale relaties met Israel vereisen dat het land de mensenrechten en het internationaal recht respecteert, zodat de stemming werd uitgesteld. Toch slaagde Israel er november 2009 in een nieuw landbouw-akkoord met de EU te sluiten. “Een belangrijke stap vooruit in de integratie van de markten van de EU en die van Israel", zo luidde het. Nu Israel OESO-lid wordt wint het opnieuw aan internationale geloofwaardigheid. Een land wordt immers niet zo maar lid. De organisatie heeft in 2007 expliciet de toetredingsprocedure gepubliceerd. In §2 van de preambule vindt men de verwijzing dat de organisatie onder alle omstandigheden haar traditie van "high standards for membership” moet handhaven. §A9 vermeldt sociaal beleid als één van de lidmaatschapsverplichtingen en §B17 zaken als democratie, de rechtstaat en mensenrechten.

In de publieke opinie is de afgelopen jaren de onkritische pro-Israel-houding veranderd in kritische opvattingen. Maar dat is kennelijk niet doorgedrongen tot de overheden. Israel kan gewoon doorgaan met zijn kolonisatie-politiek die haaks staat op het internationaal recht. Het Goldstone-rapport lijkt in de doofpot, Israel mag de mensenrechten blijven schenden. Allemaal zaken die vloeken tegen de politieke lijn van de EU. De Europese Raad vond immers dat de “opwaardering gebaseerd moet zijn op gemeenschappelijke waarden van partijen, met name op democratie, eerbiediging van mensenrechten, de rechtsstaat en de fundamentele vrijheden, goed bestuur en het internationaal humanitair recht.” En dat Israel 1,5 miljoen Palestijnen in een economische wurggreep houdt strookt toch ook niet met het concept “open markteconomie” dat de OESO aanhangt.

In een persbericht stellen Palestijnse organisaties: “Door Israel te aanvaarden geven de OESO-landen blijk van regelrechte mede-plichtigheid aan de Israëlische oorlogsmisdaden en vernietigen ze de fundamenten van het internationaal recht. Israel belonen betekent de straffeloosheid verankeren en elke realistische hoop op het bereiken van een rechtvaardige vrede in de regio de grond inboren. De OESO-lidstaten zijn er zich terdege van bewust dat Israel niet voldoet aan de criteria. Toch hebben ze besloten om Israel te aanvaarden, het te verheffen boven al deze objectieve criteria en te belonen voor zijn strijd om tot de OESO toe te treden. Maar tegelijkertijd zwijgt men over het internationaal recht, wat het hele toetredingsproces herleidt tot een farce.”

Moeten de Palestijnen tot de conclusie komen dat het Westen de Israëlische oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen tolereert? Dat het een beleid van straffeloosheid voert waardoor Israel ongestoord kan doorgaan met het kolonisatieproces van bezet Palestijns gebied, de legitieme rechten van de Palestijnse bevolking aan zijn laars lappen en deze inwoners van Israel als tweederangs burgers blijven behandelen? Dat Israel al tientallen jaren tal van VN- en Veiligheidsraad resoluties naast zich neer kan leggen, waar andere landen onder bedreiging van sancties worden gedwongen deze uit te voeren?

woensdag 12 mei 2010

Is er een verband tussen de Balfour Declaratie en 9/11?

In de drie artikelen “Het conflict Israël-Palestina” van de hand van Egbert Talens, op “Geopolitiek in perspectief” gepubliceerd op 1/4/2010, kwam de Balfour Declaratie reeds aan de orde. De Britse historicus Dr. Robert John publiceerde na 9/11 het artikel The Balfour Declaration. A history of perfidy and betrayal in the Mideast gives insight into the motivations behind the Sept. 11 terrorist attacks. In dat artikel legt de auteur een opmerkelijk verband tussen de Balfour Declaration en de terroristische aanslagen op 11 september 2001 in de Verenigde Staten. John, die o.a. ook het boek The Palestine Diary: British, American and United Nations Intervention 1914-1948 schreef, stierf 4 juni 2007 op 86-jarige leeftijd. Hieronder volgt een sterk ingekorte samenvatting van zijn artikel, dat begint met de uitspraken van de Amerikaanse presidenten Bush en Clinton: “Wij zijn een doelwit omdat we opkomen voor democratie, vrijheid en mensenrechten in de wereld". Klinkklare onzin, aldus de Amerikaanse bisschop Robert Bowman, die protestmarsen organiseerde tegen de Israëlische aanvallen op Bethlehem en andere Palestijnse steden.

Van het einde van de 1e Wereldoorlog tot de 2e Wereldoorlog hadden Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië het in de Arabische gebieden voor het zeggen. Volgens John bestaat er een document voor de kerngroep bij de Vredesconferentie van Parijs (VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië) dat bevestigt dat de Arabieren in 1915 onafhankelijkheid was toegezegd, inclusief Palestina. Dat document is lang geheim gehouden omdat de Britse regering in 1917 met de Balfour Declaratie een nationaal tehuis in Palestina voor Joden had toegezegd, ten koste van de Palestijnen. Het VS Congres heeft de Britse Balfour Declaratie in een eigen resolutie bevestigd. De interventie heeft miljoenen mensen ellende gebracht, velen de dood ingejaagd, en het wereldgebeuren danig beïnvloed.

Lloyd George, die sinds december 1916 de Britse regering leidde, was de advocaat van de Zionisten geweest. Toen hij nog minister van munitie was had hij Chaim Weizmann, de toekomstige president van Israel, ervan overtuigd dat “hij positief stond ten opzichte van de vestiging van een Joodse staat in Palestina”. Eenmaal premier koos George als minister van buitenlandse zaken voor Arthur Balfour, die al bekend stond voor zijn Zionistische sympathieën. Na de 1e Wereldoorlog schreef premier George in zijn memoires over de Vredesconferentie, waar de Zionisten sterk vertegenwoordigd waren, dat er concurrentie was met Duitsland over Joodse steun:

“Het feit dat Duitsland onderhandelt met Turkije over een alternatief plan dat de Zionisten kan bekoren is het beste bewijs van het nut van de Balfour Declaratie als militair initiatief. Aangespoord door de Duitsers zegde de Turkse minister Talaat in vage termen wetgeving toe waarmee alle gerechtvaardigde wensen van de Joden in Palestina volledig in vervulling zouden kunnen gaan. Nog een heel overtuigende reden voor het overnemen door de geallieerden van de politiek van de Declaratie is gelegen in de staat Rusland zelf. Russische Joden waren namens de Centrale Machten in het geheim heel actief; zij waren de belangrijkste pleitbezorgers geworden van de Duitse pacifistische propaganda in Rusland. Tegen 1917 hadden zij veel ondernomen tegen het algemene verval van de Russische samenleving, dat later te boek stond als de Revolutie. Men geloofde dat als Groot-Brittannië zich nu maar voorstander verklaarde van hetgeen de Zionisten in Palestina nastreefden, de Russische Joden wel gewonnen zouden worden voor de Entente. Men geloofde ook dat zo’n verklaring een belangrijke invloed zou hebben op het wereld Jodendom buiten Rusland, en Joodse financiële belangen zou winnen voor de Entente. In Amerika zou de steun van de Joden in dit opzicht van bijzonder belang zijn wanneer de geallieerden hun goud en waardepapieren bijna hadden opgebruikt die beschikbaar waren voor Amerikaanse aankopen. Dat waren de belangrijkste overwegingen op grond waarvan de Britse regering zich in 1917 genoopt zag een overeenkomst te sluiten met het Jodendom”.
De historicus Sir Arnold Toynbee, afgevaardigde bij de Vredesconferentie van Parijs (1919), schreef in zijn voorwoord bij het boek The Palestine Diary van Robert John dat er Palestijnse vluchtelingen zijn omdat "de immigratie van Joden de Palestijnse Arabieren werd opgelegd door de Britse militaire macht. De tragedie in Palestina is niet enkel plaatselijk, het is een tragedie voor de wereld omdat het een onrecht is dat de wereldvrede bedreigt. Nu Groot-Brittannië tot haar schande niet meer in staat is het onrecht dat zij heeft aangericht ongedaan te maken wordt de Britse schuld daarom nog niet kleiner”. William Yale, speciaal VS gezant in het Midden Oosten tijdens de 1e Wereldoorlog vertelde dat hij in 1919 in opdracht van Woodrow Wilson o.a. had gesproken met generaal Allenby en Chaim Weizmann. Op de vraag wat men zou doen als de Britten de Balfour Declaratie - die voorzag in een nationaal tehuis voor de Joden in Palestina - niet zou uitvoeren sloeg Weizmann op tafel en zei: “Dan verpletteren we het Britse Rijk, zoals we het Russische Rijk hebben verpletterd”.

President Wilson was geen haar beter dan de Britse imperialisten, hoezeer hij ook zelfbeschikking van volkeren als Amerikaanse waarde promootte. Medio 1919 werd een commissie naar het gebied gestuurd voor opinieonderzoek. Die rapporteerde dat men vertrouwen had in de Amerikaanse, Britse en Franse vredesverklaringen. Maar men stond vijandig tegenover de Franse controle over Syrië. De negatieve houding ten opzichte van het Zionistisch programma beperkte zich niet tot Palestina, maar bestond overal in het gebied. In de woorden van Oorlogsminister Lindley Garrison: “Wilson was een man van grote idealen maar zonder principes”. Het rapport werd pas uitgebracht nadat het Congres de Balfour Declaratie had bevestigd en de Volkenbond het mandaat voor Palestina aan de Britten had verleend. In het gebied waar de wens tot zelfbeschikking uitdrukkelijk was vastgesteld verzweeg Wilson aldus deze informatie.

Waarom heeft de Amerikaanse overheid het volk te schande gemaakt door de belofte aan de "Christians and all other non-Jewish communities in Palestine" niet na te komen? In de oorlogen die hier het gevolg van waren werden miljoenen buren van de Palestijnen in Egypte, Irak, Libanon, Syrië en zelfs Saudi Arabië betrokken. Kan men de terechte boosheid en zelfs haat ontkennen van afstammelingen die de waarheid te horen krijgen? Kenden de mannen die de vliegtuigen bestuurden op 11 september 2001 de waarheid?

Het Europese en Amerikaanse publiek is onbekend met deze materie, zodat het zich niet schuldig voelt voor de gigantische misdaden die het gevolg waren van het verraad van hun leiders. Van het Duitse volk werd erkenning, boete en vergelding geëist voor de zonden van sommige van hun vaders “tot de derde en vierde generatie”. Moet van Britten, Amerikanen en Joden dan niet evenzeer erkenning, boete en vergelding gevraagd worden voor de dood, verdrijving en verbanning van miljoenen Palestijnen? Begin 20e eeuw geloofde men in het Midden Oosten het woord van een Engelsman en men wist dat Amerika zich neutraal opstelde. Een eeuw later geloven miljoenen mensen in de regio die de feiten kennen dat de VS hun vijand is, zelfs de Grote Satan, en dat Groot-Brittannië gewoon aan de leiband van de VS loopt.

The Economist van 15 oktober 2001, die is gewijd aan 9/11 en gedagtekend: “De dag dat een Brits mandaat van kracht werd in Palestina, over de hoofden van halsstarrig Arabisch verzet”, citeert de volgende boodschap uit Jeruzalem aan de Times van 1922: “De Arabieren kondigden een dag van rouw af voor de hele stad en de winkels werden gesloten uit protest tegen de officiële afkondiging van het Mandaat, maar er werd geen enkele Jood gemolesteerd”. Die dag was 11 september ...

vrijdag 7 mei 2010

De hypocrisie van het enige land dat ooit kernwapens heeft gebruikt

In de VN wordt sinds afgelopen maandag de Non-Proliferation Treaty (NPT) toetsingsconferentie gehouden. De Iraanse president Ahmadinejad sprak daar op uitnodiging van VN secretaris-generaal Ban Ki-Moon, die eerder vanaf hetzelfde podium kritiek had geuit op Teheran voor het niet naleven van zijn verplichtingen onder de NPT en daaruit voortvloeiende VN resoluties. Tevoren had VS buitenlandminister Hillary Clinton gewaarschuwd dat Iran “het enige land in de zaal [was] dat volgens het atoomagentschap IAEA toezicht op zijn nucleaire installaties weigert". Het weglopen uit de zaal tijdens de speech van de Iraanse leider versterkt volgens Tony Karon op Rootless Cosmopolitan de positie van de VS tijdens de conferentie niet. De handelwijze van de VS en andere landen w.o. Nederland kon Ahmadinejad wel eens onbedoeld in de kaart spelen. Bovendien was er geen enkele aanleiding om de zaal te verlaten. De speech van de Iraanse leider, die heel goed weet dat hij zich soms in eigen voet schiet, was kritisch maar relatief gematigd. Zijn verwijzing naar het optreden van “het Zionistische regime in Israel” heeft toch niets met antisemitisme te maken.

Ahmadinejad richtte zich tot de grote groep landen die positie kiezen ergens tussen de VS en Iran in, die Iraanse kernwapens afwijzen. Deze landen willen dat Iran zich onderwerpt aan de NPT, maar zijn niet overtuigd van de Iraanse kernwapen ambities en dringen dus aan op dialoog in plaats van verdere sancties. Deze geluiden komen van permanent Veiligheidsraadlid China en de niet-permanente leden Turkije en Brazilië. En juist in de Veiligheidsraad zoekt de VS steun voor nieuwe sancties. Ahmadinejad leidde zijn gehoor handig weg van de nucleaire bedoelingen van Iran. Met “men moet niet trots zijn op het bezit van nucleaire wapens” leverde hij impliciet kritiek op landen die ze wel hebben. En maakte brandhout van het standpunt van de VS dat het de mogelijkheid openhoudt om als eerste Iran en Noord-Korea met kernwapens aan te vallen. Tegelijk benadrukte de Iraanse leider dat het verdrag Iran weliswaar verbiedt kernwapens te ontwikkelen, maar niet de huidige kernmachten toestaat om de hunne de behouden.

Wat de NPT van 1970 in essentie beoogt is dat niet-nucleaire staten afzien van kernwapens en landen die ze al hebben geloofwaardige stappen zetten om ze te ontmantelen. Terwijl Westerse diplomaten zich bekreunden over het gebrek aan medewerking van Iran aan inspecties vroeg Ahmadinejad aandacht voor het feit dat bestaande kernmachten verzuimen betekenisvolle stappen te zetten om te ontwapenen. In de ogen van 3e landen zijn dat gelijkwaardige NPT overtredingen. En al even voorspelbaar maar daarom niet minder problematisch voor de kernmachten schaarde Ahmadinejad zich achter Egypte dat - met steun van andere gematigde Arabische landen - de instelling van een kernwapenvrije zone in het Midden Oosten had geëist. Daarbij nam hij speciaal de VS op de korrel, dat stilzwijgend akkoord gaat met de “nucleaire dubbelzinnigheid” van Israel. Vermoed wordt dat Israel beschikt over zo’n 200 kernkoppen. Het heeft de NPT niet ondertekend en neemt dus niet deel aan de conferentie.

De VS schildert de Iraanse atoomdreiging af als een bedreiging waar alle gematigde landen in het Midden Oosten zich unaniem tegen verzetten. Maar Egypte stelt ondubbelzinnig dat men Iran niet ter verantwoording kan roepen en tegelijk een oogje dichtknijpen voor Israel. Egypte stelt voor een regionale NPT-conferentie te beleggen waar Israel en Iran aan deelnemen om tot een kernwapenvrij Midden Oosten te komen. Het eist dat de VS zo’n initiatief steunt en druk uitoefent op beide landen om mee te werken aan transparantie en ontwapening. De regering Obama heeft al schoorvoetend toegegeven dat Israel de NPT moet ondertekenen, maar heeft hier nooit op aangedrongen. De reactie van de VS was: “De beste kans die we hebben om een zone vrij van massavernietigingswapens in het Midden Oosten te bereiken is een duurzaam en rechtvaardig vredesakkoord in het Midden Oosten”. Maar zo’n opstelling kan worden opgevat als een stilzwijgende instemming met Israëls kernarsenaal, wat in de discussie in het voordeel van Iran werkt. De conferentie duurt tot eind mei en zal naar verwachting geen doorbraak opleveren. De krachtmeting van dag 1 tussen de VS en Iran is alvast geëindigd zonder winnaar en alleen dat al is groot nieuws.

Terloops vermeldde Ahmadinejad in zijn speech dat de VS het enige land is dat kernwapens heeft gebruikt. De Belgische historicus Yvan Vanden Berghe toonde aan dat de kernbommen op Japan helemaal niet nodig waren. Japan was omsingeld, zijn luchtmacht en vloot uitgeschakeld. Het door Truman zelf ingestelde onderzoekspanel kwam juli 1946 tot de conclusie: “… dat Japan zeker voor 31 december 1945 en naar alle waarschijnlijkheid voor 1 november 1945 zich zou hebben overgegeven, zelfs indien de bommen niet waren gedropt, zelfs zonder Russische deelname aan de oorlog en zelfs indien er geen invasie was gepland of overwogen.” Vast staat dat de leider van het Manhattanproject de kernbommen kost wat kost in theatre wilde inzetten om de kolossale investeringen in het project te rechtvaardigen en de voortzetting ervan te verzekeren. Een hallucinante beslissing, die honderdduizenden burgers onnodig de dood injoeg, volgens het internationaal recht een regelrechte oorlogsmisdaad van grootmacht VS. Het land dat $1,2 biljoen aan "defensie" uitgeeft, 8% van zijn BNP, meer dan de militaire uitgaven van de rest van de wereld bij elkaar (zie "God bless America" hieronder).

woensdag 5 mei 2010

De Balfour Declaratie van 1917, een analyse

(auteur: Egbert Talens)

De Balfour Declaratie van 1917 (hierna: BD), had een overeenkomstige resolutie van het VS Congres van 30 juni 1922 tot gevolg en maakte, na de teruggave van het Britse Volkenbond-mandaat aan de VN in 1947, de stichting in 1948 van de staat Israel mogelijk. Zo ontstond het conflict Israel-Palestina. Hoe lieten machtshebbers zich destijds beïnvloeden door de politieke zionisten? Mag de wereld, nu dit conflict maar blijft voortsudderen, geen vraagtekens zetten bij de uitgangspunten en doelstellingen van de politieke zionisten voor een Joodse staat? Bijna honderd jaar na deze BD is de situatie in de regio Palestina nog steeds chaotisch. Wie kan onverschillig blijven voor de ´leef´-omstandigheden van "bestaande niet-joodse gemeenschappen" in en nabij die regio?

De BD is waarschijnlijk het merkwaardigste document ooit door een regering opgesteld. Zij kreeg gestalte in een brief van de regering van de Britse koning George V aan bankier en Hogerhuis lid Lord Rothschild, en luidt: 'His Majesty's Government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people, and will use their best endeavours to facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that nothing shall be done which may prejudice the civil and religious rights of existing non-Jewish communities in Palestine, or the rights and political status enjoyed by Jews in any other country". In de literatuur blijft het meestal bij de eerste strofe van de BD. Voor mijn analyse verdeel ik de BD in clausule 1 (geel), 2 (grijs) en 3 (groen). Het concept werd grotendeels opgesteld door de politieke zionisten zélf.

De meeste discussie over clausule 1 ontstond over het begrip 'nationaal tehuis'. Bewust werd het begrip 'staat' vermeden. Als het aan de zionistische opstellers had gelegen, zou over bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina met geen woord zijn gerept, nóch over de status van Joden in enig ander land (dan Palestina). In clausule 2 gaat een wereld aan volksverlakkerij schuil. Zo wordt gesuggereerd dat "non-Jewish communities in Palestine" een minderheid vormen. Rond 1917 echter maken Joden minder dan 10% van de bevolking uit. De woorden "civil and religious rights" duiden erop dat (de) niet-joodse gemeenschappen geen aanspraak kunnen maken op politieke rechten. Het ontbrekende woordje "de" voor "existing non-Jewish communities", dat in een oorsprónkelijke tekst wél voorkwam, maakt de weg vrij voor juridische haarkloverijen. Clausule 3, met de politieke status als kernthema, moest erbij omdat leidende Britse Joden in hun maag zaten met de BD. Men koos dus voor "the rights" van Joden in enig ander land, en niet van "civil and religious rights", zoals in clausule 2 aan "non-Jewish communities in Palestine" worden toegekend.

Hoe bekijken anderen de BD? De Britse historica Elizabeth Monroe schreef : "Measured by British interests alone, the Balfour Declaration was one of the greatest mistakes in our imperial history!" En in The Journal of Historical Review, Winter 1985-6 (Vol. 6, No. 4) schreef analist en historicus Dr. Robert John: "This is the game that Israel plays today, obtaining its military supplies, its high technology, and its billions of dollars from the pay packets of American workers, using the rivalry of the USSR and the USA. We should not allow ourselves to be made pawns in the games of others." De Britse historica Doreen Ingrams speurde naar de drijfveer van de Britten achter de BD, met haar boek Palestine Papers, 1917-1922. Seeds of Conflict als resultaat. Zij snuffelde in regeringsstukken en dacht dat documenten in de nalatenschap van de belangrijkste spelers Arthur James Balfour, Sir Mark Sykes, Chaim Weizmann, Nahum Sokolow en Lord Edmund de Rothschild voor nog meer duidelijkheid konden zorgen…

Robert John komt met een nieuwe naam op de proppen: James A. Malcolm. In hetzelfde jaar dat in Turkije de slachting onder de Armeniërs plaats vindt (1916) wijst deze in Groot-Brittannië wonende Armeniër de Britten erop dat het wereldwijd verwerven van Joodse ondersteuning voor de Britse oorlogsinspanningen niet de beste werkwijze is. Sir Mark Sykes, een familielid van Malcolm, brengt het contact met Britse kabinetsleden tot stand. Malcolm maakt duidelijk dat zij contact moeten zoeken met de politieke zionisten, niet met de Joodse bankiers. Als Palestina aan de zionisten wordt beloofd zullen dezen de bankiers wel over de streep trekken. De geldstroom gaat dan niet alleen richting Groot-Brittannië, ook zullen de Joodse bankiers vanuit Duitsland naar de VS trekken, waar zij de Amerikanen zullen bewerken om zich aan te sluiten bij de Britten.

De geschiedenis geeft Malcolm gelijk. De grote verliezer is Duitsland. Met het vertrek van Joodse bankiers gaat de positie van de overige Joden in Duitsland en elders in Europa er vreselijk op achteruit, wat uiteindelijk leidt tot de afgrijselijke Holocaust. Als men zich afvraagt wat de Nazi's tot deze misdaad tegen de menselijkheid heeft aangezet ligt hier een, mogelijk dé verklaring. In haar opmerkelijk artikel “Het Palestina-vraagstuk in zijn ware gedaante” spreekt L.M.C. van der Hoeven-Leonhard (Libertas, Amsterdam) over verwikkelingen die bijna woordelijk bij het hierboven geschetste Malcolm verhaal overeenkomen.

Een (Balfour) Declaratie formuleren is één; deze implementeren in politieke doelstellingen in het Midden-Oosten is twee. Nog tijdens de oorlog probeerden Groot-Brittannië en Frankrijk hun belangen in die regio veilig te stellen. In die context paste de BD slecht. Britse beloften aan de Arabieren voor hun steun bij het bestrijden van de Ottomaanse autoriteiten botsten immers met toezeggingen aan de politieke zionisten. In het Sykes-Picot verdrag, de Frans-Britse overeenkomst over verdeling van gebieden na de val van het Ottomaanse Rijk, was sprake van de lijn Damascus-Hama. Gebied ten westen hiervan, het huidige Libanon waar Frankrijk belangen had, zou buiten de Arabische prijzen vallen. Na de vrede van Versailles (1919) die voor Duitsland zeer vernederende voorwaarden inhield, moesten de beloften aan de Arabieren worden nagekomen. Zelfstandigheid was het sleutelwoord en het een na het andere Arabische land verscheen op de nieuw getekende kaarten. Kaarsrechte grenzen geven de arbitraire werkwijze aan. Maar de kernvraag is: hoe werd in de Palestijnse regio een mouw gepast aan de botsende belangen van Arabische en politiek-zionistische kant?

Het was aan de Britten, aan wie een Volkenbond-Mandaat voor Palestina was toegewezen, om de Arabieren te apaiseren waar het de aderlating ´Palestina´ betreft. Dat die krachttoer te hoog gegrepen was weten wij inmiddels, maar in de periode 1922-1947 werd praktisch geen middel geschuwd om de onverzoenlijke standpunten te slechten. Hoe uitgekookt de Britten ook te werk gingen, de Arabieren bij monde van Hussein, de sharif van Mekka, en diens zoon prins Faisal, slikten de lijn Damascus-Hama niet als indicatie dat daarmee het door de politieke zionisten begeerde gebied Palestina was bedoeld. Daarmee was het paaien van de Arabieren tot mislukken gedoemd. Want Palestina werd door de laatsten als islamitisch gebied (dar al-islam) beschouwd, waarbinnen wel andersgelovigen kunnen wonen - joden en christenen - maar zonder dat aan hen politieke zelfstandigheid kan worden verleend of toegestaan. Het gevolg was dat de verdeling van Palestina door de VN (1947) niet kon worden aanvaard, en dus draaide het op gevechtshandelingen uit, toen David Ben-Gurion c.s. op 14 mei 1948 unilateraal de onafhankelijke staat Israël uitriep.

Bij dit alles betaalden vooral leden van dé niet-joodse Palestijnse gemeenschappen het gelag. Het blaming the victim werd door de Britten in optima forma ten uitvoer gebracht, en toen zij op 15 mei 1948 vertrokken, geraakte de status van het gebied dat door de VN als Arabische Staat was aanbevolen, in een vacuüm, terwijl de politieke zionisten erin slaagden in de Joodse Staat de zaken naar hun hand te zetten, met de staat Israël als voorlopig resultaat! En net als hun Britse leermeesters, wisten ook deze politieke zionisten, nu getooid met de fraaie benaming Israeli Defense Forces (IDF) het blaming the victim tot in uiterste perfectie uit te voeren.

De Nederlandse publicist Egbert Talens is auteur van het boek “Een bijzondere relatie: Israël-Palestina nader bekeken 1897-1993”. Zij die dit werk willen aanschaffen (tegen sterk gereduceerde prijs) kunnen zich rechtstreeks tot de auteur wenden per e-mail.

Dit artikel verscheen eerst onder de titel “The Balfour Declaration revisited”. Het werd 9 mei 2011 omgedoopt naar “De Balfour Declaratie van 1917, een analyse” nadat op dezelfde datum een Engelstalige versie verscheen.

maandag 26 april 2010

Hoe de Afghanistan oorlog kan aflopen

The New York Review of Books publiceert het artikel How to end the war in Afghanistan van de hand van David Miliband, minister van Buitenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk. Dat begint plomp-verloren met de stelling: “Het Verenigd Koninkrijk, noch de VS, waren de aanstichters van de oorlog in Afghanistan. In de jaren 90 verleende de toenmalige Talibanregering onderdak en steun aan Al Qaida”. Miliband impliceert daarmee dat Afghanistan na 9/11 weigerde Bin Laden aan de VS uit te leveren.

In een interview met Stephen Sackur in HARDtalk op BBC World News op 3/11/2009 schetst de Amerikaanse mediacriticus en politiek activist Noam Chomsky een ander beeld. Die noemde  de invasie in Afghanistan de immoreelste daad in de moderne geschiedenis. De aanleiding was de eis van president George W. Bush om Bin Laden onmiddellijk uit te leveren. In het diplomatieke verkeer tussen beschaafde landen kan uitlevering van misdadigers worden gevraagd, mits bewijzen. Toen de Afghaanse overheid reageerde dat men het uitleveringsverzoek in overweging wilde nemen maar eerst bewijzen wilde, begon de VS de oorlog dan maar zonder bewijzen, "om Bin Laden op te pakken”. In 2002, na de inval in Afghanistan, zei Chomsky in HARDtalk tegen Tim Sebastian, de voorganger van Stephen Sackur, dat de VS door zijn houding duidelijk maakt dat het het internationaal recht niet wenst na te leven. “Wij [Amerikanen] onderwerpen ons [internationaal] aan geen enkele autoriteit”, zo voegde hij daar aan toe.

Na 8 jaar militaire aanwezigheid in Afghanistan en nu Al Qaida is verdreven naar Pakistan moet ik niet meer uitleggen waarom de oorlog uitbrak, zo stelt Miliband droogjes. De vraag is hoe die kan worden beëindigd en hoe datgene dat werd bereikt in stand kan blijven. Miliband meent dat de relatie tussen de Taliban en Al Qaida eigenlijk vooral regionaal en tactisch van aard is, “hoewel Al Qaida nog altijd vanuit andere landen zoals Yemen dodelijke aanvallen kan plannen en uitvoeren over de gehele wereld”. Hij wijst op de bereikte resultaten en bevestigt dat de Britten zich de komende jaren zullen blijven inzetten om "de doelstellingen" te realiseren. Die omschrijft hij met de woorden: “Een Afghanistan dat niet opnieuw mag worden gebruikt als uitvalsbasis voor internationaal terrorisme”. De minister komt dan tot de kern van zijn betoog: hoe beëindigen we de oorlog? Het antwoord is verrassend eenvoudig: bekeer “gematigde” Taliban militanten tot burgers, zorg dat ze werk en een inkomen krijgen en bescherm ze tegen wraak van voormalige medestanders. En laat iedereen toe tot het bestuur die zijn banden met Al Qaida verbreekt, de wapens neerlegt en de Afghaanse grondwet aanvaardt.

Voor wat de toekomstige geopolitieke plaats van Afghanistan betreft meent Miliband dat buurlanden, noch de internationale gemeenschap, mogen toestaan dat het land opnieuw wordt gedomineerd of strategisch gebruikt. Tegelijk moet het komaf maken met misdaad, drugs, terrorisme en vluchtelingen, allemaal zaken die het nationale niveau overstijgen. Er is vooral een rol weggelegd voor Pakistan, dat de opbouw van het Afghaanse leger met argusogen bekijkt. Want Afghanistan heeft ook banden met Pakistan’s aartsvijand India. Daarom moeten ook India, Rusland, Turkije en China hun steentje bijdragen, aldus Miliband.

De Amerikaan Tom Hayden, voormalig senator voor California, bekijkt in The Nation van 7/4/2010 de situatie door de bril van de binnenlandse politiek van de VS. Hij wijst op de wetgevende initiatieven van parlementariërs Russ Feingold en Jim McGovern, die aansturen op een “flexibel tijdschema” voor de terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Afghanistan. Voor hem doet dit eerste gecoördineerde initiatief rond de oorlog in Afghanistan denken aan de House-Senate voorstellen die indertijd leidden tot een meerderheidsstandpunt over de Vietnamoorlog. Onder congresleden groeit de onrust over de gesneuvelde Amerikaanse militairen en de gigantische financiële overheidsinvesteringen in een corrupte en dwarse regering Karzai. Hij gunt het Witte Huis nog wat tijd voor de inzet van extra troepen. “Misschien is dat niet de juiste strategie, maar het komt de meeste van de parlementariërs politiek het beste uit”, aldus een cynische Hayden.

Een datum voor terugtrekking kan de Taliban aansporen aan het vredesproces deel te nemen. Achter de schermen wordt nagedacht over pasjes waarmee Talibanleiders voor politiek overleg naar Kabul kunnen, of naar het buitenland. Ook voormalig UN-gezant Kai Eide gelooft in onderhandelen met de Taliban, maar het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Pentagon zijn nog altijd tegen onderhandelingen en pasjes. De Afghanistan-specialist Gilles Dorronsoro, verbonden aan de Carnegie Endowment for International Peace, zegt dat de vorming van een eenheidsregering met de Taliban de enige manier is om de problematiek in Afghanistan tot een goed einde te brengen.

Ondertussen wordt in kringen van het Congres in het kader van de begrotingsonderhandelingen een exit strategie ontworpen die voorziet in verkiezingen voor een nieuwe regering waarin de Taliban een plaats krijgen, vervanging van de ISAF troepen door vredessoldaten uit Moslimlanden en beëindiging van de inzet van onbemande vliegtuigen in Pakistan. McGovern kijkt vooral naar het kostenplaatje. Hij zet de middelen die nu naar de Amerikaanse oorlogen gaan af tegen de uitblijvende Amerikaanse investeringen in onderhoud van wegen, in ziekenhuisfaciliteiten en in werkgelegenheid. Welke visie het haalt, die van de Brit David Miliband of de Amerikaan Tom Hayden, valt af te wachten. Maar één ding staat vast: de aanwezigheid van "coalitietroepen" in Afghanistan heeft zijn langste tijd gehad.

dinsdag 20 april 2010

God bless America

De VS blijft militair oppermachtig, maar krijgt steeds minder gedaan. Het verliest invloed door onbekwaam diplomatiek optreden en militarisme. Internationaal lijkt niemand de kar te trekken. Een herrijzing van het Amerikaans leiderschap is mogelijk, maar weinig waarschijnlijk.

Dat zei voormalig VS ambassadeur in Saudi Arabië Chas Freeman in een vlammende toespraak voor gepensioneerde medewerkers van Buitenlandse Zaken in Arlington. Volgens Freeman moet de Amerikaanse diplomatie dringend worden gereorganiseerd. Er moet een realistisch beeld van het buitenland ontstaan. Het beleid moet gericht zijn op onze nationale belangen, niet op individuele. De diplomatieke dienst moet door professionals worden bemand, Washington moet investeren in kwaliteit, aldus Freeman. Freeman meent dat het verlies aan standing van de VS begon na de Koude Oorlog. In Amerika dacht men dat het Westen had gezegevierd door de militaire macht en het ideologische blufpoker van Reagan. Men vergat de stille diplomatie en de bondgenootschappen. Nu militaire macht in de Koude Oorlog had geleid tot de "overwinning” moet die toch in stand worden gehouden, zo dachten velen. Een idee dat het militair-industriële complex graag hoorde. Zo werd het behoud van militaire wereldhegemonie de doelstelling. En het lukte: de defensie-uitgaven stegen, ondanks het verdwijnen van de Sovjetdreiging.

De defensie-uitgaven van de VS bedragen $1,2 biljoen, 8% van het BNP. Daarvan is 60% ingeschreven op de defensiebegroting. Naar buiten toe spreekt men over “slechts” $685 miljard (4,6% van het BNP). Daarmee zijn de militaire uitgaven van VS groter dan die van de rest van de wereld bij elkaar. Niemand betwist deze gigantische bestedingen. Die militaire macht moet dus gebruikt worden om Amerikaanse waarden op te leggen. Dat is althans de neoconservatieve theorie. Vandaar Operation Iraqi Freedom en de oorlog in Afghanistan. De VS ziet niet in dat gewapende bekering alleen maar meer vijanden oplevert. De diplomatie volgt een voorspelbaar patroon: eerst verbale agressie en CIA optreden. Als sancties zoals steeds falen is het de beurt aan bommenwerpers en tanks. En zo verliest de VS zijn hegemonie en winnen andere landen aan invloed. En toch blijft de VS de enige macht die wereldwijd militair kan ingrijpen, veilige haven voor investeerders, de belangrijkste reservemunt en veruit de grootste economie en afzetmarkt. Nog altijd niet geëvenaard, maar het verval komt van binnenuit, net als het verlies van het zelfvertrouwen. Het Congres is corrupt, wijdt zich vooral aan douceurtjes namens “speciale belangen”.

Het buitenlandse beleid van de VS is gemilitariseerd. Het land wordt rampzalig geleid door de politiek en heeft tientallen jaren te weinig geïnvesteerd in het overheidsapparaat. Het heeft dilettanten in de buitenlandse dienst die niet in de schaduw kunnen staan van hun buitenlandse collega’s. Op de moeilijkste ambassadeursposten worden geen geschoolde diplomaten benoemd maar gepensioneerde legerofficieren, de militarisering van de diplomatie ten voeten uit. Onderzoek leert dat het buiten-land veel Amerikanen weinig zegt. Het nieuws wordt dus gefilterd, wat de blinde vlekken en stereo-tiepen versterkt. Men stelt geen vragen bij de Amerikaanse vraag naar drugs, de wapenverkopen aan Mexicaanse drugbendes, de subsidies aan Israel, de bezetting van Moslimlanden die de vijandig-heid jegens de VS alleen maar aanwakkert. De afwezigheid van Amerikaans leiderschap baart opzien: de precaire toestand van de dollar, het doodgelopen vredesproces in het Midden Oosten, het tanende respect voor internationaal recht. Ook het verlies aan nationaal zelf-vertrouwen is een probleem. Pessimisme, partijrancune en cynisme zijn troef. Ondertussen steekt China de VS monetair de loef af. Na het mislukken van Doha worden bilateraal en regionaal handelsakkoorden afgesloten, langs de VS om. Het buitenland vaardigt arrestatie-bevelen uit tegen Amerikaanse functionarissen wegens schendingen van het internationaal recht nu de VS verzuimt om dat zelf te doen.

Sinds het einde van de Koude Oorlog is Amerika verslaafd aan militaire macht. Maar dat werkt niet in de 21e eeuw. John Maynard Keynes zei het al: “Het probleem is niet om nieuwe ideeën te ontwikkelen, maar om van oude af te raken”. Om vrijheid en welvaart in stand te houden moet Amerika zijn waarden herontdekken, het bestuur hervormen en de militaristische benadering van internationale vraagstukken heroverwegen. Amerika kan zichzelf nog altijd vernieuwen. Het is nog niet te laat zich een nieuwe rol aan te meten in het centrum van wereldaangelegenheden. Maar dan moet het dringend in gang schieten. Tot hier een samenvatting van de toespraak van Freeman.

Ambassadeur Chas Freeman volgde Latijns Amerikaanse studies in Mexico. Hij heeft een diploma Chinees van de Foreign Service Institute field school in Taiwan, een BA van Yale en is JD van Harvard Law School. Zijn professionele loopbaan is indrukwekkend: Assistant Secretary of Defense for International Security Affairs (1993-94). Ambassadeur in Saudi Arabië (1989-92). Deputy Assistant Secretary of State for African Affairs (1986-89) tijdens de historische VS bemiddeling tussen Namibië en Zuid Afrika en rond de terugtrekking van Cubaanse troepen uit Angola. Deputy Chief of Mission en Chargé d'Affaires bij de ambassades in Bangkok (1984-1986) en Beijing (1981-1984). Director for Chinese Affairs op Buitenlandse Zaken (1979-1981). Tolk tijdens Nixon's baanbrekende bezoek aan China in 1972. Sinds 1995 bestuursvoorzitter van Projects International Inc., een firma in internationale joint ventures en acquisities.


Freeman werd recent op de korrel genomen door de Israel Lobby. Door Admiraal Dennis Blair gevraagd als voorzitter van de National Intelligence Council, liet hij in een persbericht weten zijn aanvaarding in te trekken. Hij zegt daar o.a. het volgende over: “Het spervuur aan lasterlijke verdraaiingen over mijn loopbaan, de pogingen om mij te besmeuren en mijn geloofwaardigheid onderuit te halen zullen na mijn aantreden niet stoppen. Een machtige lobby is vastbesloten om elke afwijkende mening in de kiem te smoren. Amerika mag geen inzicht krijgen in het gebeuren in het Midden Oosten. De tactiek van de Israel Lobby tart elke notie van eer en fatsoen. Karaktermoord, zaken uit hun context halen, doelbewuste verdraaiing van de stukken, het verkondigen van onwaarheden en een volstrekt negeren van de waarheid zijn daar onderdeel van. Controle over het besluitvormingsproces door het verwerpen van de benoeming van kritische mensen, dat beoogt de Lobby”. “For the record”, zo vervolgt Freeman, “ik heb nooit geld gevraagd of aanvaard van - of opgetreden namens - een buitenlandse regering. Ik heb nooit een Amerikaanse overheidsinstelling bewerkt. Nu ik terugkeer naar de privé zal ik mij blijven uitspreken over zaken die mij en andere Amerikanen aangaan”.

donderdag 15 april 2010

Iran bombarderen haalt niets uit, er zijn alternatieven

Israel kan het regime in Iran de wind uit de zeilen nemen door het Arabisch vredesinitiatief te steunen. Dat zegt Tony Klug in The Guardian van 11/1/2010. Men mag van het Iraanse regime denken wat men wil. Maar strategisch denkt het rationeel, het heeft legitieme belangen op het gebied van nationale veiligheid, en het - nog altijd niet bevestigde - kernwapenprogramma vormt geen extentiële bedreiging voor andere landen, inclusief Israel. Sommige Westerse analisten versimpelen de kwestie Iran door die op één hoop te gooien met terrorisme. Een eenzijdige, misleidende zienswijze, vaak gericht op het eigen belang. Waarmee niet gezegd is dat het Iraanse regime zich niet van terroristische tactieken bedient. Maar door een Iraanse bril zien de zaken er anders uit, aldus Klug.

Iran is een groot land, 70 miljoen inwoners, een rijke geschiedenis. Als het al oorlog voerde was dat om zich te verdedigen. Het land ziet zich vandaag omsingeld door Amerikaanse basissen in Irak, Afghanistan en de Golf, en omringd door kernmogendheden Pakistan, India, Rusland en China. En door Israel, dat met een aanval dreigt. Iran was van nabij getuige van de inval in Irak om een regeringswissel door te drukken. Indien de wereld zich al zorgen maakt over nucleaire ambities van Iran, kan men dan ook eens nadenken over wat er bij de Iraanse leiders leeft? Hoe verdeeld het land ook is, er is nationale consensus over het kernenergie programma. Het heeft daartoe het recht onder de nucleaire Non Proliferation Treaty (NPT), die het - anders dan India, Pakistan en Israel - heeft ondertekend. Een duurzame koerswijziging in Iran moet van binnenuit komen. Wil men de Iraanse dissidentie de kop in drukken, dan zijn bommen het probate middel. Niets verenigt de bevolking beter.

De gevolgen van zo’n aanval zullen vérstrekkend zijn. Iran zal terugslaan, in de Golf, in Irak, in Afghanistan, vanuit Libanon en Gaza, in Europa, de VS en elders. Als Israel de aanval uitvoert, noodzakelijkerwijs met VS medeplichtigheid en openlijk gesteund door de Joodse wereldgemeen-schap, zal de populariteit van de Joden, toch al niet groot, daar nog verder onder leiden. In zijn artikel The Iran Trap in Truthdig van 8/6/2008 voorziet Chris Hedges nog andere gevolgen. De olieprijzen gaan maal 2 à 3, de wereldeconomie stort in. De Sjiieten in de regio, van Saudi Arabië tot Pakistan, zien een aanval op Iran als een aanval op het Sjiietisme en keren zich woedend tegen het Westen. En de Irak oorlog dreigt een langgerekte regionale oorlog te worden die wereldmacht Amerika op de knieën brengt.

En dan Israel’s kernwapens. Hoe kan het die anders gebruiken dan als afschrikking? Dat werkte voor de VS in de Koude Oorlog en tegenwoordig als afschrikking tussen India en Pakistan. Allemaal niet ideaal, maar nucleaire afdreiging is toch beter dan het ontketenen van de 3e Wereldoorlog. Iran is een heel wat geduchtere macht dan een tiental jaar geleden. Met de Westerse inval in Irak is Iran verlost van zijn traditionele vijand en is het machtsevenwicht in de regio afdoend in zijn voordeel verschoven. De wereld zit niet te wachten op het zoveelste militaire avontuur. En ook sancties zijn niet het antwoord. Die konden wel eens een tegenactie van Iran uitlokken, bijvoorbeeld het leggen van mijnen in de Straat van Hormuz, met uit de pan vliegende olieprijzen en ontwrichting van de wereldeconomie als gevolg.

Wat Israel wel kan ondernemen is ernst maken met het vredesproces met de Palestijnen en dat tot een goed einde brengen. Daarmee neemt het de wind uit de zeilen van Iran, dat zich opwierp als fervent verdediger van de Palestijnse rechten. Dat lost misschien niet alle problemen op, maar het opent een etterende wonde en kon wel eens veel doeltreffend zijn dan elke andere optie.

maandag 12 april 2010

Hoe Israel een nucleaire mogendheid werd

Wat was in de VS bekend over de nucleaire ambities van Israel? Had de VS er belang bij om het naadje van de kous te weten? Wie wist wat? Wat vertelde Israel over dit uiterst gevoelige onderwerp? Avner Cohen geeft daar in zijn boek Israel and the Bomb uitvoerige informatie over. In het kader van zijn wetenschappelijk onderzoek bekeek hij een groot aantal recent gedeclassificeerde Amerikaanse documenten. Hieronder zijn kernconclusies.

Het document News & Findings beschrijft hoe in de periode 1955-1957 in Israelische wetenschappelijke en politieke kringen werd gedebatteerd over de haalbaarheid en wenselijkheid van een nucleaire optie. Toen Shimon Peres in 1957 de Dimona overeenkomst had opgesteld en zich van omvangrijke Franse steun verzekerd gaf Ben Gurion het groene licht aan het project. De VS “ontdekten” het Dimona project pas in 1960, 3 jaar na de start. Een kolossale blunder van de CIA. Kennedy was de enige Amerikaanse president die serieuze pogingen ondernam om het Israëlische atoomprogramma te beteugelen. Druk van Kennedy zou hebben bijgedragen tot het aftreden van Ben Gurion in 1963.

Onderzoek ter plaatse door Amerikaanse wetenschappers heeft nooit bewijzen voor de ontwikkeling van kernwapens opgeleverd. De CIA was wel op de hoogte. Zo rapporteerde het eind 1966 dat Israel de ontwikkelingsfase had afgerond en binnen enkele weken over een operationele bom zou beschikken. Die kennis werd echter niet gedeeld met de inspectieteams die Dimona bezochten, en Buitenlandse Zaken verwierp het nieuws.

Na afronding van de ontwikkelingsfase wees premier Eshkol een nucleaire test van de hand. Zo’n test zou immers de stilzwijgende afspraken met de VS schenden. Maar met de zesdaagse oorlog van juni 1967 kwam de zaak in een stroomversnelling. Volgens nieuwe bronnen had Israel twee geïmproviseerde kernbommen in paraatheid gebracht.

Aan de vooravond van de Non-Proliferation Treaty (NPT) in 1968, ten tijde van Johnson, ontstond de meest directe confrontatie tussen de VS en Israel over het kernwapenprogramma. Daarbij stonden Ambassadeur Yitzhak Rabin en Onderminister van Defensie Paul Warnke lijnrecht tegenover elkaar. Warnke probeerde de levering van Phantom straaljagers te koppelen aan ondertekening door Israel van de NPT. Op het cruciale moment kreeg Warnke echter onvoldoende rugdekking van Nixon. De strijd was beslist in het voordeel van Israel.

In 1969 waren verschillende functionarissen uit de regering Nixon van plan Israel alsnog te confronteren over het nucleaire wapenprogramma. President Richard Nixon bedankte daar echter voor. De president was van mening dat de VS kon leven met een niet bekendgemaakte Israëlische bom. In 1970 kwamen tussen president Nixon en premier Golda Meir een aantal nieuwe afspraken tot stand. De VS zou Israel niet langer onder druk zetten om de NPT te tekenen en beëindigde de inspectiebezoeken aan Dimona. In ruil moest Israel geen ruchtbaarheid geven aan zijn atoomprogramma: geen tests, geen verklaringen, geen bevestigingen. Met deze “vraag niets en zeg niets” afspraken was de nucleaire mist geboren. Afspraken die tot op vandaag bestaan.

In de Special National Intelligence Assessment (SNIA74) "Prospects for Further Proliferation of Nuclear Weapons” van 23/8/1974 vermeldt de CIA dat Israel inmiddels al beschikte over een  kernwapenarsenaal en dat spoedig “veel landen” kernwapens zouden kunnen ontwikkelen. Twintig jaar geleden, op 26/1/1978, verscheen een samenvatting van SNIA74 in de The New York Times onder de kop: "C.I.A. said in 1974 Israel had A-Bombs." De CIA gaf als commentaar dat het bericht een vergissing was omdat het geclassificeerde gegevens bevatte.

Israel mist een kans op mondiale erkenning als nucleaire mogendheid

Vandaag begint de nucleaire top in Washington. Een select gezelschap. “Schurkenstaten” Iran, Noord-Korea en Syrië zijn niet uitgenodigd. Israel, dat zijn nucleaire status in nevelen blijft hullen, trok op het laatste moment zijn delegatieleider, premier Benjamin Netanyahu, terug. Avner Cohen, auteur van het boek Israel and the Bomb, meldt 11/4/2010 in Haaretz dat Israel daarmee een kans mist om aan prestige te winnen. Door als nucleaire mogendheid mee te praten over nucleair terrorisme, waarschijnlijk de grootste bedreiging in onze wereld van vandaag.

Israel had van de organisatoren al lang de verzekering gekregen dat het als niet-ondertekenaar van de Non-Proliferation Treaty (NPT) zou worden gevrijwaard van een “nucleaire mangel”. De top was bedoeld om een nieuw forum in het leven te roepen, naast de NPT, om zo de drie landen die de NPT niet hebben ondertekend - Israel, Pakistan en India - mee aan tafel te krijgen. In de slotverklaring zou dan kunnen worden rekening gehouden met gevoeligheden van de zijde van Jeruzalem.

Zelfs indien Netanyahu zou vrezen voor Arabische kritiek op het nucleaire programma en de weigering van Israel om de NPT te ondertekenen, dan zou die tijdens de conferentie snel van tafel geveegd worden. Iedereen weet immers dat Israel, net als Pakistan en India, om juridische en politieke redenen het verdrag moeilijk kan ondertekenen.

Voor veel internationale waarnemers is het in nevelen gehulde Israëlische nucleaire beleid politiek hopeloos achterhaald. Voor hen is het probleem niet zozeer dat Israel een kernmogendheid is, maar de weigering van het land om dat te erkennen. Een terughoudende, verantwoordelijke nucleaire mogendheid heeft immers geen behoefte aan nevelen. En onderwerpt zich probleemloos aan inspectie door het Internationaal Atoomgenootschap. Zo bestendigt Israel zijn imago als een land dat zaken verbergt, dat geheimen heeft voor de internationale gemeenschap en de eigen bevolking. Nu het algemeen bekend is dat Israel nucleaire wapens heeft werkt het verbergen daarvan ook contraproductief in een situatie waarin duidelijkheid van een land als Iran wordt geëist.

vrijdag 9 april 2010

Wie haalt zakelijk voordeel uit de Israëlische bezetting?

JNews meldt dat Scandinavische beleggingsfondsen zich terugtrekken uit Israëlische ondernemingen die profiteren van de bezetting van Palestijns gebied. Na The Norwegian Oil Fund heeft nu ook Första AP-Fonden uit ethische overwegingen de Israëlische wapenproducent Elbit Systems uit zijn portefeuille verwijderd. Deze fondsen nemen geen geïsoleerd standpunt in. Vanuit het maatschappelijk middenveld worden steeds meer economische initiatieven ondernomen tegen de Israëlische bezetting. En met succes. Zo moest Veolia Environment verklaren dat zij het light rail contract in Oost Jeruzalem opgeeft; de Belgische Dexia Bank dat zij geen leningen meer verstrekt voor illegale nederzettingen; het Zweedse Assa Abloy dat het haar fabriek uit de West Bank terugtrekt; en de Nederlandse multinational Unilever dat het zijn participatie in Beigel & Beigel, dat is gevestigd in een industriegebied in een van de nederzettingen, terugtrekt.

Voor veel van deze initiatieven maakt men gebruik van de database Who Profits from the Occupation?. Sinds zijn lancering januari 2009 is die uitgegroeid tot de belangrijkste informatiebron over zakelijke belangen bij de bezetting. De site legt de belangen van Israëlische en buitenlandse ondernemingen bloot, en publiceert over honderden ondernemingen die in het kader van de bezetting internationale mensenrechtenwetten schenden. Van een inventarisatie van bezettingsproducten is het onderzoek geëvolueerd naar fundamentele betwisting van de bezettingsindustrie. Daarbij zijn grote Israëlische en internationale belangen gemoeid, die de nederzettingen bestendigen en Palestijnse bestaansbronnen uitbuiten.

De sectie “Economische uitbuiting” van de database is misschien de belangrijkste categorie. Israëlische ondernemingen die vestigingen openen in Palestijns bezet gebied genieten speciale overheidssteun, fiscale stimuli en een uiterst soepele toepassing van arbeids- en milieuwetgeving. Andere secties houden zich bezig met firma’s die instaan voor de bouw en onderhoud van het bezettingssysteem van wegversperringen, hekwerk, muren en slagbomen, grensovergangen en controleposten, alsook van Israëlische nederzettingen en wegen die enkel voor Israëli’s toegankelijk zijn. Zo zijn uitvoerige dossiers samengesteld over bij voorbeeld Hewlett Packard, Volvo en de IDB Group, de grootste holding in Israel. Deze ondernemingen leveren technologie aan het Israëlische leger en zijn betrokken bij de bouw van de scheidingsmuur, of leveren beveiligingsdiensten aan de Israëli’s in bezet Palestijns gebied.

Als voorbeeld wordt de Brits-Deense beveiligingsfirma Group4securicor (G4S) aangehaald. Deze is voor 91% eigenaar van Hashmira, die bewakingsdiensten aanbiedt en scanners levert die op controleposten en grensovergangen in de West Bank en Gaza worden ingezet. In 2002 meldde The Guardian dat Hashmira, onder het mom van “beveiliging”, stelselmatig Palestijnse burgers belet hun akkers te bewerken of zich te begeven naar school, de spoeddienst van het ziekenhuis of winkels in naburige steden. Na deze publicatie verklaarde G4S dat zij de bewakers van Hashmira uit de West Bank zou terugtrekken, iets dat nog altijd niet is gebeurd. Het meest opvallende over deze groeiende database is dat die wordt opgebouwd door tientallen vrijwilligers. De gemiddeld 20 aanvragen per dag worden prompt opgevolgd met betrouwbare informatie en verwijzen door naar andere organisaties. Zo wordt een nieuwe alliantie gesmeed tegen de bezetting.

donderdag 8 april 2010

Militaire steun VS aan Israel is onwettig

The Electronic Intifada bericht dat De Presbyterian Church (USA) in juli zijn 219e algemene vergadering houdt. Op de agenda staat het rapport Breaking Down the Walls, samengesteld door de Midden Oosten studiegroep van de kerk. Enkele van de aanbevelingen zijn door het Simon Wiesenthal Center al scherp bekritiseerd. Dat waarschuwt dat “aanvaarding van dit vergiftigde document neerkomt op een oorlogsverklaring aan Israel”. Een aanval die de zaken sterk overdrijft en de aanbevelingen van de studiegroep verkeerd voorstelt. De studiegroep stuurt immers niet aan op oorlog, maar op vrede.

De bewering van het Wiesenthal Center dat het rapport de VS oproept zijn financiële en militaire steun aan Israel op te schorten steunt niet op de feiten en is daarmee misleidend. In werkelijkheid roept het “de regering van de VS op om zijn internationale invloed strategisch aan te wenden, met inbegrip van een mogelijke opschorting van militaire steun als middel om Israel te bewegen zich te schikken naar het internationaal recht en [mee te werken aan] de vredesinitiatieven”. Een genuanceerde aanbeveling, die opschorting van militaire steun bepleit als laatste toevlucht. In deze context is het passend om zich af te vragen of de VS, in het licht van internationaal en binnenlands recht, zijn militaire hulp en wapenleveringen aan Israel niet moet stopzetten.

Volgens de International Law Commission (ILC), een VN-organisatie die het internationaal recht in kaart brengt, is “een staat die een andere staat helpt bij een onrechtmatige daad en bekend is met de omstandigheden, internationaal aansprakelijk”. Amnesty International meldt dat de VS sinds 2001 veruit de belangrijkste leverancier van conventionele wapens aan Israel is. Sinds datzelfde jaar viel Israel Libanon en Gaza binnen, ten koste van veel mensenlevens en de vernietiging van infrastructuur, waaronder huizen. Amerikaanse wetten bepalen dat geen militaire hulp mag worden verleend aan landen die regelmatig ernstige inbreuken plegen tegen internationaal erkende mensenrechten, en militaire uitrusting en training enkel mag worden geleverd voor interne veiligheid, wettige zelfverdediging of deelname aan VN vredesmissies.

Op basis van internationaal en binnenlands recht, en gelet op het Goldstone rapport dat wijst op ernstige inbreuken door Israel van de 4e Conventie van Genève, heeft de VS met de militaire steun en wapenleveringen aan Israel zijn plicht om af te zien van steun aan onrechtmatige daden van een andere staat geschonden. Tegen deze achtergrond kan men de aanbeveling van de Midden Oosten studiegroep van de Presbyterian Church om in laatste instantie de militaire steun aan Israel op te schorten slechts als zeer gematigd kwalificeren. Zeker als men die vergelijkt met de oproep van Amnesty International om te komen tot een Veiligheidsresolutie die partijen een wapenembargo oplegt.

De Midden Oosten studiegroep besluit met de opmerking: “Wij hechten aan onze relaties met Joden en Moslims in de VS, Israel en de overwegend Moslim landen in het Midden Oosten. Maar deze vriendschapsbanden mogen ons niet beletten mee te leven met het lijden van anderen en ons daarover uit te spreken. Want met een houding van passiviteit en stilzwijgen legitimeren wij optreden dat wij verwerpen en gevolgen die ons met afschuwen vervullen”.