donderdag 28 juli 2011

Hoe een oorlogszuchtig Amerika zijn Stars and Stripes ziet verbleken

    
“There is only one party in the United States, the Property Party...and it has two right wings: Republican and Democrat. Republicans are a bit stupider, more rigid, more doctrinaire in their laissez-faire capitalism than the Democrats, who are cuter, prettier, a bit more corrupt - until recently ... and more willing than the Republicans to make small adjustments when the poor, the black, the anti-imperialists get out of hand. But, essentially, there is no difference between the two parties.”
American author, playwright, essayist, screenwriter, and political activist Gore Vidal (1977). [1] [2]

Zes decennia lang heeft Gore Vidal het reilen en zeilen van de VS beschreven in boeken, artikelen en bijtende commentaren. Aan de vooravond van de Amerikaanse presidentsverkiezingen van november 2008 gaf hij in HARDtalk [3] met Stephen Sackur zijn visie op de plaats van Amerika in de wereld. In het onderstaande fragment bekritiseert hij de oorlogszuchtige houding van de VS, sinds “idiot President” Woodrow Wilson in 1917 aan WOI ging deelnemen “omdat hij de wereld wilde klaarmaken voor democratie.” Politiek, strategisch en moreel onzinnig, aldus Vidal, voor wie de VS onder geen enkele omstandigheid moreel verplicht is om militair te interveniëren. “Moraliteit is het laatste waarover ons land zich moet bekreunen. We zijn vanaf het begin immoreel geweest. We hebben het [sinds de stichting van ons land] een tijdje goed gedaan, maar nu gaat het van kwaad tot erger.”


De immoraliteit van de VS waar Vidal het over heeft weerspiegelt zich ook in de strijd tussen Democraten en Republikeinen over een verhoging van de Amerikaanse overheidsschuld. Dit jaarlijks weerkerend fenomeen, normaal een hamerstuk, is de afgelopen weken ontaard in een ware politieke oorlog. Sinds de laatste tussentijdse verkiezingen zijn de Democraten hun meerderheid in het Huis van Afgevaardigden kwijt, zodat zij in principe rekening moeten houden met de eisen van de Republikeinen. Die eisen, onder druk van de ultraconservatieve Tea Party-vleugel in de Republikeinse partij die de overheid tot op het bot wil afslanken, omvangrijke bezuinigingen op sociale zekerheid. De Democraten bleken bereid serieus te snijden in de toch al niet royale sociale voorzieningen, maar willen wel extra belastingsinkomsten. Een eerder akkoord tussen Democraten en Republikeinen werd opgeblazen door de Tea Party, die absoluut geen belastingsverhoging wil. Hoe hard het spel ook wordt gespeeld, ook dit maal zal er wel weer een compromis uit de bus rollen. Maar of het daarmee blijft is uiterst twijfelachtig.

In een nieuwsuitzending van BBC World Service op 26 juli [4] zei Allen Sinai, Chief Economist bij de financiële analistenfirma Decision Economics in Boston dat Amerika vandaag een financieel onverantwoordelijk land is en op korte termijn zijn AAA kredietbeoordeling zal verliezen. Sinai meent dat de financiële problemen niet echt tot een oplossing zullen komen, wat er ook uit de onderhandeling tussen Democraten en Republikeinen komt. Kijk naar alle economische indicatoren en de manier waarop we de problemen aanpakken, en je kunt alleen maar vaststellen dat het dankzij het “sterke merk Amerika” is dat ons land niet te kampen heeft met de problemen die landen als Griekenland, Ierland en Portugal, en misschien Spanje en Italië kennen. We zitten nog niet in het schuitje van Griekenland, maar komen wel in de buurt van de Latijns-Amerikaanse landen die uiteindelijk niet aan hun verplichtingen konden voldoen en hun munt devalueerden om te ontsnappen aan het gigantische schuldenprobleem. De waardevermindering van de dollar is veelbetekenend, dat zijn de eerste tekenen van uitholling van de geloofwaardigheid van een land in de wereld, aldus Sinai.

Maar wat in deze affaire bijzonder opvalt, is dat er nauwelijks gerept wordt over bezuinigingen op defensie, dat de helft vertegenwoordigt van het Amerikaanse discretionaire [5] federale budget. Aan de ene kant van het politieke spectrum meent de financiële havik senator Rand Paul dat een nationale schuld die richting 100% van het BBP opgaat gevaarlijk is voor het land en ook defensie dus moet meedoen in de bezuinigingsronde. Met $700 miljard is het Amerikaanse defensiebudget even groot als dat van de volgende twintig landen met de hoogste militaire uitgaven samen. Vorig jaar lagen de Amerikaanse militaire uitgaven 50% boven het gemiddelde gedurende de Koude Oorlog in dollars van 2010. En in de afgelopen tien jaar zijn deze uitgaven, gecorrigeerd voor inflatie [6], nog eens gestegen met 67%. De Democraten, die in de Senaat nog altijd een krappe meerderheid hebben, stellen dat het budget minder dan 5% van het BBP bedraagt en daarmee historisch geen uitzondering is. Zij menen dat een ingreep onverantwoord is in het wereldbeeld van vandaag, waarbij men specifiek wijst op de “militaire concurrentie van het opkomende China, de dreigende nucleaire confrontatie met Iran en implosie van Pakistan.”

Op het vlak van militaire uitgaven zijn de Democraten dus nog strijdlustiger dan de Republikeinen. En het opkomende China, dat ook nog eens een groot deel van de Amerikaanse schulden financiert, boezemt beide partijen angst in. Dat uit zich in het voortdurende opbod aan militaire oefeningen van de VS met zijn bondgenoten in de Zuid-Chinese Zee. In het recente incident met een Amerikaans verkenningsvliegtuig, dat tot in het Taiwanees luchtruim door twee Chinese jachtvliegtuigen werd achtervolgd. En in artikelen zoals dat van Yahoo! Contributor Mark Whittington, die zich bekreunt over de opmerkingen van de Chinese stafchef, generaal Chen Bingde, aan het adres van zijn Amerikaanse collega Admiraal Mike Mullen tijdens diens bezoek aan Beijing. “Amerika herstelt nog steeds van de financiële crisis,” had Chen gezegd, “Onder die omstandigheden besteedt het nog altijd veel geld aan zijn militaire apparaat. Zet dat de belastingbetalers niet teveel onder druk?” Voor Whittington moet men zich vragen stellen over China, dat zijn eigen militaire uitgaven verhoogt “teneinde te gelegener tijd de stijd met de VS aan te gaan om de status van enige supermogendheid.”

Intussen duurt de impasse rond het Amerikaanse schuldplafond voort. Om de uiterst zwakke economie nieuw leven in te blazen hadden de Democraten en het Witte Huis de oorlog kunnen verklaren aan de werkloosheid en de strijd aangaan met de partij die bij uitstek opkomt voor de rijken en machtigen. Een serieuze verhoging van de koopkracht van de lagere en middeninkomens had daarbij centraal moeten staan. Dat zet immers zoden aan de dijk om de economie een duw in de goede richting te geven. En men had klip en klaar moeten maken dat sociale zekerheid, Medicare en onderwijs taboe waren in de onderhandelingen, en een onmiddellijke besnoeiing van 25% op militaire uitgaven aankondigen, zoals geëist door de Democratische volksvertegenwoordiger Barney Frank (D-MA), vooraanstaand lid van het House Financial Services Committee. [7] Onderzoek bevestigt dat de publieke opinie niet alleen hier voor te vinden is, maar ook voor een serieuze verhoging van de belasting op hogere inkomens en ondernemingen, en op een vermindering van de militaire inspanningen overzee, waar de VS meer dan 800 bases heeft, zelfs bij welvarende bondgenoten in Europa en Japan.

Het Witte Huis en de President lijken al geruime tijd de greep op de gebeurtenissen te hebben verloren. De president voert overleg met Wall Street bankiers die zich zeer royaal hebben getoond in de verkiezingscampagne, en de Democraten in het Congres zijn al even happig op campagnesteun van ondernemingen en lobbyisten als hun Republikeinse collega’s, zodat zij, uitzonderingen daargelaten, de belangen van ondernemingen niet zullen dwarsbomen. De uitspraak van Gore Vidal uit 1977 dat het Amerikaanse politieke landschap wordt bepaald door twee rechtse partijen gaat vandaag bij uitstek op. De Liberals zijn gemarginaliseerd, de lagere en middengroepen worden niet meer democratisch vertegenwoordigd. De uitspraak van de President vorige week in een persconferentie dat “we are all in this together,” is vals. De President heeft zich immers bereid getoond om te snoeien in sociale zekerheid en in de medische zorg programma’s waar vooral de onderkant van de maatschappij het van moet hebben. Men mag een vraagteken zetten bij zijn opmerking dat de bevolking dit zo wil. Die wil immers vooral dat er drastisch wordt gesneden in de militaire uitgaven. Maar of dat gebeurt mag men betwijfelen. De VS moet immers kost wat kost de enige supermogendheid blijven.

[1] Wikipedia: “Gore Vidal
[2] Gore Vidal: “Matters of Fact and of Fiction: Essays 1973–1976.” Random House. p. 268. ISBN 0394411285.
[3] BBC HARDtalk: “We have been immoral from the beginning
[4] een podcast is tot 25 augustus beschikbaar op “The US debt ceiling debate
[5] het discrenionaire budget is dat deel van de Amerikaanse federale begroting dat tijdens het jaarlijkse begrotingsproces wordt onderhandeld tussen de president en het Congres; het overige deel van de begroting betreft uitgaven die vastliggen op basis van wetgeving, zoals Sociale Zekerheid en Medicare, zie FY 2012 Discretionary Federal Budget
[6] The Economist: “American military spending. Threatening a sacred cow. America’s fiscal crisis has put defence spending in the crosshairs
[7] Dave Lindorff: “Blowing It: Democrats, Unable to Be a Party of the People, are Sinking Themselves

donderdag 21 juli 2011

Hoe Obama als VS opperbevelhebber het martelbeleid van Cheney volgt

         

Als Democratisch presidentskandidaat in 2008 beschuldigde Senator Barack Obama zijn rivaal Senator Hillary Clinton ervan te draaien over het onderwerp martelen. In het verleden was zij bereid een president het groene licht te geven om de inzet van onmenselijke ondervragingstechnieken te machtigen om Amerikaanse levens te redden, aldus Obama. Maar toen president Bush een veto uitsprak over een wetsontwerp dat waterboarding verbood kwam Obama met een verklaring naar buiten die niet inging op de wet of het veto van Bush, maar wel Clinton hekelde. “Wij hebben een opperbevelhebber nodig die nooit heeft getwijfeld of het aanvaardbaar is dat Amerika martelt, want dat is nooit aanvaardbaar, “ zei Obama, “Ik heb mij consequent verzet tegen marteling, tijdens deze voorverkiezingen heeft Hillary Clinton gezigzagd over haar vroegere standpunt dat marteling toelaatbaar is.” Obama zei dat hij nooit akkoord zou gaan met marteling omdat dat onbetrouwbare informatie oplevert, de Amerikaanse troepen in gevaar brengt en “strijdig is met onze Amerikaanse waarden.”

Geconfronteerd met harde bewijzen dat talloze gevangenen tijdens de regering Bush werden gemarteld verklaarde Obama dat hij “naar de toekomst wil kijken, niet naar het verleden.” In een van zijn eerste presidentiële besluiten verbood hij martelpraktijken en andere wreedheden. “Onze idealen geven ons de kracht en het morele draagvlak om de strijd tegen terrorisme aan te gaan”, aldus de president, die consequent elke poging tegenhield om de aanstichters van deze technieken ter verantwoording te roepen. Er kwam geen onderzoekscommissie, geen gerechtelijk onderzoek naar de topjuristen die een onderbouwing hadden bekokstoofd voor marteling. Elke procedure voor schadevergoeding aan slachtoffers werd nietig verklaard. Maar niet-erkende schuld blijft hardnekkig voortwoekeren. Vandaag is marteling opnieuw aan de orde in het maatschappelijk debat. In zijn memoires geeft Bush toe dat bij persoonlijk toestemming heeft gegeven voor het waterboarden van Al Qaida topman Khaled Sheikh Mohammed. Dat Bush onbeschaamd toegeeft opdracht te hebben gegeven tot het plegen van oorlogsmisdaden is onthutsend. Maar dat kon hij enkel doen in de wetenschap dat hij onder zijn opvolger zou worden gevrijwaard van elk onderzoek of vervolging. En als de president hier al mee wegkomt, hoe zouden zijn ondergeschikten dan vervolgd kunnen worden?

Maar met een beleid van vooruit en niet achterom zien komt de VS niet in het reine met het fenomeen marteling. Zolang de feiten niet op tafel komen en rekenschap wordt afgelegd voor het morele en strafrechtelijke kwaad dat werd aangericht door het hoogste niveau, blijft het feit dat er gemarteld is voortwoekeren. Washington lijkt van mening dat men dit onderwerp maar moet vergeten. Maar dit soort onrecht kan men niet over het hoofd zien. Het feit dat Amerika heeft gemarteld en daar niets aan heeft gedaan zal steeds opnieuw de kop opsteken, in een mislukte strafrechtelijke vervolging, een buitenlandse rechtbankuitspraak, of een terroristische actie geïnspireerd op de beelden van Abu Ghraib. En zelfs als dit alles zich niet zo dramatisch manifesteert, het feit dat een Amerikaanse president opdracht kan geven tot marteling, daar in zijn bestseller over opscheppen en er ongestraft mee wegkomen kan alleen maar de roep om wraak aanwakkeren. Marteling en de nawerking daarvan zal de VS problemen blijven bezorgen zolang het niet bereid is daar komaf mee te maken.

Of martelen wel of niet werkt is onzeker. Wel zeker is dat martelen grote schade aanricht. Het doet afbreuk aan de invloed van Amerika in de wereld. Niet alleen haar militaire en economische macht stelt Amerika in staat haar wil op te leggen. De aantrekkingskracht van het land overal ter wereld, haar “zachte macht”, zet anderen aan zich bij de VS aan te sluiten. Het was niet enkel de militaire overmacht die de doorslag gaf in de Koude Oorlog, ook het Amerikaanse democratische model en het respect voor mensenrechten inspireerde anderen, binnen en buiten de Sovjet Unie, om het voorbeeld van de VS te volgen. In de strijd tegen terreur hebben de martelpraktijken de “zachte macht” van de VS uitgehold. Haar morele aanzien in de wereld is beschadigd, haar macht verkleind en de waarden waarop het land is gesticht verloochend. De praktijken hadden bovendien een wervend effect voor Al Qaida. Als martelen wordt gelegitimeerd kan het fenomeen zich alleen maar verspreiden. Negentig procent van de zelfmoordterroristen in Irak zijn buitenlandse strijders. Hun drijfveer blijkt de Amerikaanse martelpraktijken en de mensonterende toestanden in Abu Ghraib en Guantanamo te zijn. Zo zijn honderden, zo niet duizenden Amerikaanse levens verloren gegaan.

De harde neoconservatieve voormalig vicepresident Dick Cheney beweert dat Osama Bin Laden niet had kunnen worden uitgeschakeld zonder uit marteling verkregen informatie. President Obama heeft kort na zijn aantreden dan wel een executive order getekend om martelen te verbieden, maar men kan het sérieux van die verbintenis betwisten. De instructie werd niet opgenomen in het gezaghebbende Army Field Manual. Daarmee bleef bijvoorbeeld het waterboarden van de in Irak opgepakte Al Qaida topman Al-Zarqawi mogelijk. En kan men gevangenen voor onbepaalde tijd eenzaam blijven opsluiten, wat volgens wetenschappelijk onderzoek neerkomt op martelen. En blijft het mogelijk een gevangene twintig uur aaneen te ondervragen en slechts vier uur slaap te gunnen, etmaal na etmaal.

President Obama heeft gezegd dat alle black holes dicht zijn. Maar het optreden van de CIA in Somalië lijkt zijn verklaring te weerleggen. In een daartoe recent speciaal ingerichte geheime gevangenis worden via extraordinary rendition (bovenwettelijke uitlevering) opgepakte mensen gemarteld door speciaal daarvoor opgeleide Somalische ambtenaren, in opdracht en onder toezicht van CIA agenten. Komen deze praktijken aan het licht, dan is het verhaal dat niet de Amerikanen maar de Somaliërs de martelpraktijken uitvoeren. Zoals uit onderstaande video blijkt gaat het hier zonder meer om een Amerikaanse black site, gerund door de CIA. Onder Bush was het Cheney die de harde martelpraktijken doordrukte. Onder de huidige Amerikaanse president blijkt er nog niets te zijn veranderd. Obama’s mooie woorden ten spijt.


bronnen:
David Cole: “Obama’s Torture Problem
Nat Hentoff: “Torture under Obama
Star-Ledger Editorial Board: “The Star-LedgerThe torture question

dinsdag 12 juli 2011

Zet Saudi-Arabië zijn oliemacht in voor Palestina?

           

In een vorig artikel kwam de Saudische waarschuwing [1] aan bod dat een Amerikaans veto in september tegen internationale erkenning van een Palestijnse staat in de Verenigde Naties “rampzalige gevolgen voor de VS-Saudi relatie zal hebben”. Komt er onder druk van Saudi-Arabië een doorbraak in het Israel-Palestina conflict? Als we mogen afgaan op het opiniestuk van de Saudische prins Turki al-Faisal [2] in de Washington Post van 10 juni 2011 gaat het die kant op. [3] De auteur, die een indrukwekkende staat van dienst heeft en bekend staat als de belangrijkste Saudische criticus van het Amerikaanse buitenlands beleid, is als schrijver van opiniestukken niet aan zijn proefstuk toe. In een artikel in de Financial Times van 23 januari 2009, [4] juist na afloop van de operatie Cast Lead, stelde Turki onomwonden dat de VS door zijn arrogante houding over het bloeddorstige optreden van Israel in Gaza heeft bijgedragen aan het afslachten van [vele] onschuldigen.

Prins Turki wordt beschouwd als de belangrijkste kandidaat om zijn broer Saud Al Faisal op te volgen als minister van Buitenlandse Zaken van Saudi-Arabië. Volgens Lawrence Davidson [5] betekent zijn schot voor de boeg dat Obama binnenkort wel eens kon moeten beslissen of hij economische vergelding door Saudi-Arabië wil riskeren als hij de erkenning van Palestina in de Verenigde Naties verhindert. Een kleine Saudische verlaging van de olieproductie brengt de prijs van benzine aan de Amerikaanse pomp gemakkelijk op $5 per gallon en smoort daarmee elke opleving van de Amerikaanse economie in de kiem. Geen goed vooruitzicht voor de herverkiezing van de Amerikaanse president.

Gegeven het uiterst belangwekkende karakter van het opiniestuk van de Saudische prins volgt hieronder een vrij vertaalde en enigszins ingekorte versie.

***

Het failliet van het favoritisme jegens Israel

Vorige maand [6] riep president Obama de Arabische regeringen op om democratie in te voeren. Saudi-Arabië neemt zijn oproep serieus, maar vraagt zich tevens af waarom de president niet tevens oproept tot toekenning van deze rechten aan de Palestijnen, wier land wordt bezet door de sterkste militaire macht van de regio. Obama laat de Israëlische premier Netanyahu [7] de agenda voor het vredesproces bepalen. Daarmee verloochent Amerika zijn idealen, en dat is nog triester dan de staande ovaties in het Congres voor Netanyahu die de Palestijnen fundamentele mensenrechten blijft ontzeggen.

De president kondigde geen wezenlijke wijziging aan van het Amerikaanse beleid, ondanks de kritiek [8] op zijn opmerkingen over de grenzen van 1967. Deze grenzen zijn het enige realistische uitgangspunt, iets anders is voor de Palestijnen onaanvaardbaar. Netanyahu stelt [9] dat Israel “niet terug [kan] naar die onverdedigbaar lijnen” en “een militaire aanwezigheid” in Palestina wil aanhouden, maar partijen zijn al lang akkoord om te vertrekken van de grenzen van 1967. In 2008 zei de toenmalige Israëlische premier Ehud Olmert in de Knesset: “We moeten de Arabische wijken in Jeruzalem opgeven en terugkeren naar de staat Israel van voor 1967, met kleine correcties.” Vorig jaar november lieten buitenlandminister Hillary Clinton en Netanyahu in een gezamenlijke verklaring weten dat “de VS meent dat partijen in goed overleg tot een resultaat kunnen komen dat het conflict beëindigt en een onafhankelijke, levensvatbare Palestijnse staat op basis van de grenzen van 1967 verzoent met een joodse Israëlische staat met veilige en erkende grenzen”.

Het Israel-Palestina conflict blijft onopgelost zolang de VS Israel de hand boven het hoofd houdt. Met verkiezingen in het verschiet zal Obama buigen voor de druk van speciale belangen en het door de Republikeinen gedomineerde Congres, en ervoor terugdeinzen om Israel te dwingen akkoord te gaan met eisen die de Palestijnen terug aan tafel kunnen brengen. Nu zinvolle onderhandelingen uitblijven is voor de Palestijnen de tijd aangebroken om de VS en Israel te passeren en bij de VN rechtstreeks internationale steun voor een eigen staat te verwerven. Daarbij kunnen ze rekenen op de steun van Saudi-Arabië en andere Arabische landen, en de overgrote meerderheid van de internationale gemeenschap, iedereen die een rechtvaardige oplossing voor deze patstelling wil, en een stabiel Midden-Oosten.

Obama heeft dit plan afgedaan als Palestijnse “pogingen om Israel te delegitimeren” en gesuggereerd dat deze “symbolische handelingen om Israel te isoleren" zouden uitlopen op een mislukking. Maar waarom zouden de Palestijnen niet dezelfde rechten mogen hebben die de VN de staat Israel bij zijn oprichting in 1947 toekende? De Arabische wereld kan niet langer toestaan dat de Palestijnen door de Israëlische acties elk recht wordt ontzegd, hun bewegingsrecht beperkt, economie verstikt, huizen vernietigd. Saudi-Arabië zal niet werkloos toezien hoe Washington en Israel blijven kibbelen over hun bedoelingen, de zaak voor zich uitschuiven en er alleen maar op uit zijn om de legitieme Palestijnse aanwezigheid op het internationale toneel te ondermijnen.

Saudi-Arabië staat in deze problematiek bijzonder sterk. Het is de belangrijkste politieke en financiële supporter van de Palestijnse zoektocht naar zelfbeschikking. Door zijn voorspoed, gestage groei en stabiliteit is het koninkrijk het bolwerk van het Midden-Oosten. Als wieg van de islam kan het de moslims wereldwijd verenigen. In september zal het koninkrijk gebruik maken van haar grote diplomatieke macht om de Palestijnen te steunen in hun zoektocht naar internationale erkenning. Amerikaanse leiders hebben lang Israel een “onmisbaar” bondgenoot genoemd. Welnu, ze zullen snel leren dat er andere spelers in de regio zijn, niet in het minst de Arabische straat, die even, zo niet meer “onmisbaar” zijn. Het favoritisme jegens Israel is geen wijs beleid van Washington, en zal binnenkort een nog grotere dwaasheid blijken te zijn.

Zij die hebben gespeculeerd over de teloorgang van Saudi-Arabië als regionale grootmacht komen van een koude kermis thuis. De geschiedenis zal hen die menen dat de toekomst van Palestina wordt bepaald door de Verenigde Staten en Israel in het ongelijk stellen. Als de Verenigde Staten een veto uitspreekt tegen VN-erkenning van een Palestijnse staat zal dat desastreuze gevolgen hebben voor de relatie tussen de VS en Saudi-Arabië. Dat zou een dieptepunt betekenen in de decennia-lange relatie en onherroepelijk schade toebrengen aan het Israëlisch-Palestijnse vredesproces en de Amerikaanse reputatie in de Arabische Wereld. De ideologische afstand tussen de moslimwereld en het Westen in het algemeen zou toenemen, en kansen voor vriendschap en samenwerking tussen de twee kunnen verdwijnen.

Wij Arabieren plachten nee te zeggen tegen vrede, en we kregen ons verdiende loon in 1967. In 2002 deed Koning Abdullah een aanbod dat is uitgegroeid tot het Arabische vredesinitiatief. Op basis van VN-Veiligheidsraad Resolutie 242 vraagt het om een einde aan het conflict op basis van land voor vrede. De Israeli’s trekken zich terug uit alle bezette gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem, sluiten een akkoord over de problematiek van de Palestijnse vluchtelingen en erkennen de Palestijnse staat. In ruil krijgen ze volledige diplomatieke erkenning van de Arabische wereld en alle islamitische staten, een einde aan de vijandelijkheden en normale betrekkingen met al deze staten.

Vandaag zijn het de Israeli's die “nee” zeggen. Ik zou het niet graag meemaken als zij hun verdiende loon onder ogen moeten zien.

***

[1] Geopolitiek in perspectief: “Hoe Palestina in de Arabische Lente buiten de boot dreigt te vallen
[2] Wikipedia: “Turki bin Feisal Al Saud
[3] Turki al-Faisal: “Failed favoritism toward Israel
[4] Ibid: “Saudi Arabia's patience is running out
[5] Lawrence Davidson: “Saudi Oil Muscle for Palestine
[6] The White House, Office of the Press Secretary: “Remarks by the President on the Middle East and North Africa
[7] C-Span Video Library: “Israeli Prime Minister Netanyahu Address to Joint Meeting of Congress
[8] The Washington Post PostPolitics: “Democrats join Republicans in questioning Obama’s policy on Israel
[9] Ibid: “Obama and Israeli Prime Minister Binyamin Netanyahu deliver statements to the press

maandag 4 juli 2011

Miko Peled: een gedeeld vaderland voor Israëli’s en Palestijnen

                 

Over het Israël-Palestina conflict is op Geopolitiek in perspectief al heel wat geschreven. Vandaag laten we de vredesactivist Miko Peled [1] aan het woord. Peled stamt uit een bekende Zionistische familie. Zijn grootvader, Avraham Katznelson [2], was - als lid van de Va'ad Le'umi, [3] de Joodse Nationale Raad in het Britse Mandaatgebied Palestina - op 14 mei 1948 medeondertekenaar van de Israëlische onafhankelijkheidsverklaring. Miko’s vader, Matti Peled, [4] vocht eerst als jong officier in de oorlog van 1948, en later als generaal in de oorlog van 1967, toen Israël de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook, de Golanhoogvlakte, en de Sinaï veroverde. Het verhelderende beeld dat Miko Peled schetst ligt in het verlengde van de visie van zijn vader. Generaal Peled was een oorlogsheld die zich allengs ontpopte tot vredesactivist, zoals dit met vele andere Israëliërs het geval is.

Miko Peled is ervan overtuigd dat Israël/Palestina één staat is, in weerwil van de afscheidingsconstructie, de gigantische investering in infrastructuur in de bezette gebieden, de steden en de nederzettingen. De snelwegen die de nederzettingen met elkaar verbinden en de Palestijnen niet mogen gebruiken delen de Westelijke Jordaanoever op in bantoestans. Dit alles doet elk uitzicht op een leefbare Palestijnse staat teniet. De realiteit is immers dat Israëliërs en Palestijnen worden bestuurd door één regering, de Israëlische. Voor elk van deze bevolkingsgroepen gelden echter verschillende wetten. De kern van Peled’s conclusie is het besef dat Israëliërs en Palestijnen in vrede en als gelijken kunnen samenleven in hun gedeelde vaderland. In de bovenstaande video [5] leest Miko Peled passages voor uit zijn boek The General’s Son, dat later dit jaar uitkomt bij Just World Books [6], en citeert daaruit de volgende drie mythes [7]:

Eerste mythe: een land zonder volk (1948). In onze jeugd werd ons ingeprent dat de Arabieren Israël hadden verlaten, deels uit eigen beweging, deels op aanwijzing van hun zogenaamde leiders. Het leek dus moreel oké ons hun grond en huizen toe te eigenen. Het kwam dan ook nooit bij ons op dat, zelfs indien ze werkelijk vrijwillig waren vertrokken, wij niet het recht hadden hen te beletten terug te keren.

"Dit alles tart met de werkelijkheid. Israëlische historici bevestigen dat Israël is gesticht op de ruïnes van Palestina. Palestina was in 1948 weliswaar nog geen staat, het had wel alle kenmerken van een staat in wording. Het enige wat ontbrak was een leger, er was zelfs geen militie. En de stichting van de staat Israël was geen strijd op goed geluk, waarbij de Arabieren, onder druk van hun leiders, hun huizen ontvluchtten, maar een eenzijdige, systematische etnische zuiveringscampagne door de Joodse milities, die gepaard ging met bloedbaden, terrorisme en grootschalige plundering van een hele natie."

Tweede mythe: de existentiële bedreiging van 1967. De legers van drie Arabische staten rukten ons land binnen, en de Joodse strijdkrachten slaagden er op miraculeuze wijze in hen allen te verslaan en uitgestrekte stukken land te veroveren.

"Het doel van de oorlog was verovering. Bij mijn research kwam ik interessante passages in de notulen van kabinetsvergaderingen tegen. In een stormachtige vergadering op 2 juni 1967 tussen de IDF-top [8] en het Israëlische kabinet stelde mijn vader, generaal Matti Peled, ondubbelzinnig dat de Egyptenaren nog tenminste anderhalf jaar nodig hadden om gereed te zijn voor een grootschalige oorlog. Zijn punt was dat het nu de tijd was om een vernietigende slag toe te brengen aan het Egyptische leger." De aanval werd dus niet ondernomen vanwege een existentiële bedreiging, maar omdat het Egyptische leger niet voorbereid was en het een kans was om het opnieuw te vernietigen.

"De andere generaals waren akkoord, maar het kabinet aarzelde. De Premier [9] leek terug te deinzen voor een grootschalige oorlog. Zijn weifelende houding leidde tot een heftige discussie. Mijn vader zei tegen de Premier: "President Nasser zet een slecht voorbereid leger in omdat hij rekent op de besluiteloosheid van het kabinet. Hij is ervan overtuigd dat wij niet zullen aanvallen. Uw aarzeling werkt in zijn voordeel." Tenslotte beschuldigde hij de Premier ervan het leger te beledigen, een leger dat nog nooit een veldslag had verloren, door het de toestemming om nu aan te vallen te onthouden." De notulen spreken nergens over een existentiële bedreiging, enkel over een kans om de macht van Israël te laten gelden. En zo viel het besluit om op 5 juni 1967 aan te vallen.

"De verrassingsaanval leidde tot de volledige vernietiging van de Egyptische luchtmacht, uitdunning van het leger van Egypte, de herovering van de Gazastrook, en het schiereiland Sinaï, en dat binnen een paar dagen. Het Israëlische leger wist ook dat het bij het Syrische leger een janboel was en dat de Jordaniërs geen partij waren voor de machtige IDF. Nadat de veldtocht tegen Egypte zo soepel was verlopen, vestigden de generaals hun aandacht op de Westelijke Jordaanoever en de Golanhoogten, twee regio’s die Israël al vele jaren had begeerd. Beide beschikten over strategische waterbronnen en heuvels die uitkeken op Israëlisch gebied, terwijl de Westelijke Jordaanoever het centrum van het Bijbelse Israël in zich sloot, met het kroonjuweel, de oude stad Jeruzalem. In zes dagen was alles achter de rug. Het aantal Arabische slachtoffers werd geschat op 15.000, het Israëlische op 700. Het gebied dat Israël nu onder controle had, was bijna verdrievoudigd. En het had niet alleen gebied en hulpbronnen verworven, maar ook de grootste voorraden Russische wapens buiten Rusland. Israël had zich opnieuw doen gelden als de sterkste macht in de regio.

Op de eerste wekelijkse vergadering van de Generale Staf na de Zesdaagse Oorlog, jubelde stafchef Yitzhak Rabin de overwinning uit. Maar tegen het einde van de vergadering vroeg mijn vader het woord. Hij stelde de unieke Israëlische kans aan de orde die de overwinning bood, om het Palestijnse probleem voor eens en voor altijd op te lossen. Voor het eerst in de Israëlische geschiedenis stonden de Israëliërs oog in oog met de Palestijnen, zonder de aanwezigheid van andere Arabieren. Ze hadden nu de kans om hen een eigen staat aan te bieden op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza. Hij stelde met nadruk dat het in Israëlisch bezit behoud van de Westelijke Jordaanoever, met de daar woonachtige bevolking, haaks stond op de Israëlische lange termijn strategie. Er zou zeker volksverzet tegen de bezetting ontstaan en het Israëlische leger zou daartegen moeten worden ingezet, met desastreuze en demoraliserende gevolgen. Zo zou de Joodse staat zich ontwikkelen in een steeds gewelddadiger bezettingsmacht en uiteindelijk in een binationale staat." En dat is precies de realiteit van vandaag, bijna 4½ decennia later.

Derde mythe: de Israëlische democratie

Zuid-Afrika heeft een soortgelijk parcours doorlopen. Daar kwam een einde aan de gelegaliseerde segregatie, discriminatie en racisme. Dit jaar zien wij hoe de Arabische leiders in het Midden-Oosten zich vastklampen aan de macht. Ook de Zionisten houden vast aan het idee dat een racistisch regime kan overleven, dat onrecht en gruwel kan voortduren en de misdaden tegen andersdenkenden straffeloos blijven. Maar de Zionistische droom van een etnisch homogene staat is vernietigd door de Zionisten zelf. Hun onverzadigbare honger naar land heeft een binationale staat gecreëerd waar bijna de helft van de bevolking Joden noch Israëliërs zijn, maar Arabische Palestijnen, zonder rechten. Het vreedzaam verzet van de Palestijnen - gesteund door gewetensvolle Israëli’s - zal leiden tot een binationale staat waar een ieder dezelfde rechten heeft en vreedzaam samenwoont.

***

De onthullingen van Miko Peled zijn voor ingewijden niet geheel nieuw. De afgelopen decennia gingen Avi Shlaim, Bennie Morris, Tom Segev, Simha Flapan, Egbert Talens, [10] en vele anderen hem voor in het aanreiken van onthullende informatie. Toch moeten wij uitzien naar de publicatie van Miko’s boek, dat de inkeer van de generaal die zo sterk aandrong op wat de geschiedenis inging als de Zesdaagse Oorlog -- die geen verdedigingsoorlog, maar een agressieve veroveringsoorlog was -- tot uitgangspunt heeft. Een oorlog die de grenzen drastisch verlegde, grenzen die tot op de dag van vandaag onderwerp zijn van heftige discussie en debat.

[1] Alternate Focus: “The General’s Son
[2] PIWP database: Avraham Katznelson
[3] Ibid: “Jewish National Council of Palestine (Vaad Leumi)
[4] Wikipedia: “Mattityahu Peled
[5] YouTube: “The General’s son
[6] zie de Just World Books website
[7] zie ook Geopolitiek in perspectief: “Het Israel-Palestina conflict hangt van mythes aan elkaar
[8] Israeli Defence Forces (IDF), het Israëlische leger, zie Wikipedia: ”Israëlische defensieleger
[9] zie Wikipedia: “Levy Eshkol
[10] zie diens artikelen op deze weblog onder de label “bijdrage van Egbert Talens”

zondag 26 juni 2011

Hoe Palestina in de Arabische Lente buiten de boot dreigt te vallen

    

Op 22 juni 2011 stelde Peter Lavelle in CrossTalk [1] op het Russische satellietkanaal RT de vraag aan de orde of de Arabische Lente inmiddels is geëvolueerd naar een Arabische Herfst. In verschillende Arabische landen lijken de opstanden in sneltreinvaart te gaan in de richting van burgeroorlogen. Waren de verwachtingen te hoog gespannen? Is democratie en vrijheid in deze landen een illusie? Gaan deze landen niet eerder op weg naar stammentwisten en etnisch geweld? Als panelleden traden in CrossTalk op: David Pryce-Jones, redacteur bij de National Review [2], Omar Baddar [3], politicoloog en mensenrechtenactivist, en Alan Kuperman [4] [5], lector aan de LBJ School of Public Affairs van de University of Texas. Wat kunnen we leren uit dit debat?

De opstanden in Tunesië en Egypte kwamen voor de regeringen als volslagen verrassing. Daarom ziet men in déze landen betekenisvolle veranderingen. Maar leiders in andere Arabische landen, wrede, niets ontziende mensen die blijven vasthouden aan de macht, hebben hieruit lessen getrokken en de opstanden onderdrukt. Deze regimes weten nu om te gaan met massale volkswoede, met het fenomeen van sociaal netwerken. Het verzet krijgt het daar heel wat moeilijker, maar heeft inmiddels ook geleerd. De volksbeweging bestaat niet uit harde misdadigers of bruten, maar uit mensen die opkomen voor hun rechten en een fatsoenlijke samenleving. Maar het lijkt niet de goede kant op te gaan. De mensen op straat zijn enthousiast genoeg, maar het ontbreekt aan een manier om dat enthousiasme te institutionaliseren. Een maatschappelijk middenveld ontbreekt: een verkiezingssysteem, politieke partijen, authentieke volksvertegenwoordigers die naar huis kunnen worden gestuurd.

De grote vraag is waarom de internationale gemeenschap wel in Libië en niet in Syrië intervenieert. Nog afgezien van het feit dat er geen sprake is van een eenduidige “internationale gemeenschap”. De landen die deel uitmaken van “het Westen” hebben elk hun eigen politieke agenda, hun eigen belangen, en zijn onderling met elkaar in concurrentie. En is Westerse interventie wel zo’n goed idee? Het imperialisme van de 20e eeuw bleek ook niet te werken. Deze landen moeten zélf hun problemen tot oplossing zien te brengen. Internationale druk werkt niet. De opstand in Libië was een binnenlandse aangelegenheid. De interventie daar leidt tot een vreemde paradox: waarom mag het Westen wel Muammar Gaddafi een kopje kleiner maken, maar niet Bashar el-Assad? Militaire interventie brengt geen democratie, alleen maar verwoesting, woede en frustratie. Denk aan Servië. De kwestie Kosovo is nog altijd niet opgelost. Libië gaat ook die kant op. Misschien worden de provincies Cyrenaica en Tripoli gesplitst, maar of dat wat oplost moet men betwijfelen. De huidige grenzen zijn er niet voor niets gekomen.

Alom werd beweerd date er een verschrikkelijk bloedbad zou komen in Benghazi. Maar analyse van de bronnen leert dat dit verhaal niet uit Libië kwam, maar uit Zwitserland, en dan ook nog zonder enige onderbouwing. Uit statistieken van Human Rights Watch blijkt dat twee maanden strijd in Misrata leidde tot 250 doden, vooral rebellen. Dat is geen bloedbad, maar een burgeroorlog die ook in Benghazi in het verschiet lag. Rebellen die zo dom waren om daar te blijven zouden ongetwijfeld zijn gesneuveld, maar de meesten zouden zijn gevlucht, en de burgerbevolking gespaard. Dat was ook wat Gaddafi zei en bewees in Misrata. Hij nam de rebellen op de korrel, niet de burgerbevolking. Dit hele verhaal berustte op propaganda om een NAVO interventie uit te lokken. En zo werd het Westen voor het lapje gehouden. Dat de NAVO erin slaagt Gaddafi te verdrijven lijkt slechts een kwestie van tijd. De NAVO zal dat verkopen als een geslaagde humanitaire interventie, een succesvolle democratiseringscampagne. Maar dat is een vals beeld. De oorlog in Libië zou zonder NAVO-interventie maanden eerder zijn geëindigd. De interventie heeft honderden mensen onnodig het leven gekost en meer kwaad dan goed gedaan. Libië is een regionaal en onder stammen verdeeld land. Hoe plak je dat na Gaddafi aan elkaar? Onderhandelen lijkt de beste weg. Een militaire overwinning leidt zeker niet tot een democratische samenleving en is absoluut geen model voor andere landen.

Egypte is geen goed voorbeeld van een verandering te goede. De volksopstand heeft een militaire coup teweeg gebracht. Mubarak’s collega’s uit het leger blijven aan de macht. Het leger heeft zo’n 60% van de economie in zijn bezit, is in hoge mate betrokken bij de Egyptische zakenwereld. Wat de nieuwe grondwet aan verandering teweeg brengt blijft ook uiterst kwestieus. De mensen in Egypte blijven onderdanen, geen burgers van hun land. Het lijkt erop dat de mensen die op Tahrir Square protesteerden zijn misleid. Al het lawaai dat ze gemaakt hebben heeft het militaire regime gewoon niet geraakt. Dat regime wordt geleid door een clubje generaals, zoals dat sinds Nasser het geval was. In Jemen zien we het begin van een burgeroorlog. In Bahrein werd de opstand uiterst hardhandig neergeslagen met interventie van Saudi Arabië. Maar in heel de Arabische Lente lijkt Syrië een sleutelrol te spelen. Het Westen komt in dat land niet tussen. Buurland Israel weet waar het met Assad aan toe is. Na diens val ontstaat een uiterst onzekere situatie, die kan leiden tot militaire interventie van Israel en een regionale oorlog waarbij Iran en Hezbollah betrokken raken. Een ontwikkeling die wel eens slecht zou kunnen aflopen voor VS-bondgenoot Israel en dus ten koste van alles moet worden vermeden.

Het is uiterst merkwaardig dat in vrijwel elk debat over de Arabische Lente het Israel-Palestina conflict buiten beschouwing blijft. Er moet dringend een afdoend initiatief komen om de Israëlische bezetting van Palestina en de gewelddadige onderdrukking van de Palestijnse bevolking te beëindigen. Niet enkel om een einde te maken aan het onrecht van tientallen jaren, maar ook omdat het conflict tot instrument is geworden van veel regeringen in de regio om elke verandering in eigen land te belemmeren en de aandacht voor binnenlandse problemen af te leiden. Zo oogst het Syrische regime nog heel wat aanhang omdat het kan zeggen dat het dan misschien niet zo vriendelijk is voor de eigen bevolking, maar wel stelling neemt tegen Israel en opkomt voor de rechten van de Palestijnen.

Dat de Egyptische militaire junta in de afgrendeling van Gaza en de collectieve bestraffing van 1,5 miljoen Palestijnen met Israel onder één hoedje blijft spelen blijkt zonneklaar uit de onderstaande video. De Hamas regering had Egypte gevraagd alle beperkingen aan de juist geopende grensovergang van Rafa op te heffen. Egypte had de grens geopend na jaren van hermetische afsluiting onder de afgezette president Hosni Mubarak. Maar na enkele dagen stelde Egypte een grens van 400 mensen per dag in en stuurde hele busladingen mensen terug die tevoren een toelating hadden gekregen. Bovendien blijft de grens voor goederen, die voor de benarde economie in Gaza zo broodnodig zijn, gesloten. Met deze schrijnende beelden voor ogen lijkt de Arabische Lente te evolueren naar de Arabische Herfst, de Palestijnen buiten de boot te vallen en Israel, met steun van de VS, aan het langste eind te trekken. Tenzij de Saudische waarschuwing [7] dat een Amerikaans veto in september tegen internationale erkenning van een Palestijnse staat in de Verenigde Naties “rampzalige gevolgen voor de VS-Saudi relatie zal hebben” de VS op andere gedachten brengt.


[1] RT: “Arab Fall?
[2] National Review Online: “David Calling. The David Pryce-Jones blog
[3] The Huffington Post: “Omar Badar
[4] LBJ Lyndon B. Johnson School of Public Affairs: “Alan J. Kuperman

zaterdag 18 juni 2011

Israel blijft voor Nederland “het uitverkoren volk”

    

“Minister Maxime Verhagen (Economische Zaken) brengt deze week een werkbezoek aan Israël en de Palestijnse gebieden. Verhagen ontmoet onder anderen de Israëlische premier Benjamin Netanyahu en Salam Fayyad, regeringsleider bij de Palestijnse Autoriteit op de Westelijke Jordaanoever.” Dat meldt het Nederlands dagblad [1] op 12 juni 2011 op basis van een bericht van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), bericht dat aanvullend o.a. zegt: “Hij bespreekt met beiden het verloop van de vredesonderhandelingen, de situatie in de regio en mogelijk verdere samenwerking op het gebied van economie, landbouw en innovatie. Later deze week staan ook ontmoetingen gepland met de Israëlische president Shimon Peres en Avigdor Liebermann, de minister van Buitenlandse Zaken.”

Het zoveelste staaltje van een vals beeld van de Nederlandse media. Elke kanttekening dat “de Palestijnse Autoriteit op de Westelijke Jordaanoever” niet de legitieme Palestijnse vertegenwoordiger is ontbreekt. En een kritische noot over “het verloop van de vredesonderhandelingen” kan er al evenmin af. Daar was immers nooit echt sprake van. Achtereenvolgende Israëlische regeringen gaan onverdroten voort met het bouwen van illegale nederzettingen, het schenden van de burgerrechten van de Palestijnse bevolking op de Westelijke Jordaanoever en het gijzelen van de Palestijnen in de Gazastrook. Een Nederlandse minister die op bezoek gaat bij de ultrarechtse minister van Buitenlandse Zaken Avigdor Lieberman, die nota bene zelf in een illegale nederzetting op de Westelijke Jordaanoever woont en dagelijks gebruik maakt van de snelweg naar zijn werk die voor de Palestijnen verboden gebied is. Een polariserende figuur in het Israëlische politieke landschap en bovendien uiterst controversieel: na jarenlang onderzoek werd hij op 13 april 2011 in staat van beschuldiging gesteld wegens fraude, misbruik van vertrouwen, witwassen van geld en omkopen van getuigen. [2]

Met zijn ja-stem voor VN resolutie 181-II [3] heeft Nederland zich verplicht op te komen voor de belangen van beide partijen in het Israel-Palestina conflict. De Nederlandse overheid laat het echter consequent afweten, omdat het verdedigen van Palestijnse belangen niet past in de politiek van déze staat Israël. Een lafhartige houding die nog eens 'prachtig' werd gedemonstreerd nadat de verkiezingen in de Palestijnse gebieden in 2006 Hamas op democratische wijze aan de macht hadden gebracht. Omdat dit in Israel niet in goede aarde viel gaven de Westerse landen, incl. Nederland, toe aan Israëlische druk om geen relaties met Hamas aan te knopen. Maar recent bereikten Fatah en Hamas een akkoord om een regering van nationale eenheid te vormen. Hoe kan een Nederlandse bewindsman dan gaan praten met Fayyad, die Hamas ziet als stroman van het Westen en diens eenzijdige benoeming als Palestijns regeringshoofd verwerpt?

Fayyad wordt door het Westen zowat de hemel ingeprezen over zijn economische successen op de Westelijke Jordaanoever. Uit een recent rapport van het United Nations Relief and Works Agency (UNRWA) [4] blijken die echter een mythe te zijn. De economische groei is vooral het gevolg van Westerse financiële steun. Sinds medio 2010 groeit de werkloosheid op de Westbank veel sneller dan de werkgelegenheid, terwijl de koopkracht van een gemiddeld inkomen uit arbeid blijft dalen. Een citaat uit het UNRWA rapport: “De bezetting en daarmee samenhangende infrastructuur zoals nederzettingen en aan kolonisten voorbehouden wegen die Palestijns land binnendringen en verdelen, de gewelddadigheid van de kolonisten en de afscheidingsmuur op de Westelijke Jordaanoever, hebben afbreuk gedaan aan de vooruitzichten voor de Palestijnen in het algemeen, en de vluchtelingen in het bijzonder. Dit zal de afhankelijkheid van hulp voor de vluchtelingen nog vergroten, en de druk op UNRWA doen toenemen.”

Wat heeft de Nederlandse minister van Economische Zaken hier te bieden? Doorheen gans zijn politieke carrière staat Verhagen, die in Nederland kampt met een “slinks imago” [5], op de bres voor Israel. Als zelfverklaarde propagandist van de mensenrechten was hij wel voorstander van sluiting van Guantánamo Bay, maar wilde geen gevangenen opvangen. Dat zou hem immers tot spot van Wilders' PVV maken. Deze gladde Nederlandse machtspoliticus weet als geen ander hoe het toegaat in de afgegrendelde Gazastrook, op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem. De onderstaande video van Zuheir a-Rajabi, een Palestijn uit Silwan [6] [7], dat deel uitmaakt van Oost-Jeruzalem, geeft daar een schrijnend beeld van.

Door zijn bezoek steunt de Nederlandse minister de regering Netanyahu, die ten koste van alles Palestijnse eenheid wil verhinderen. Een regering die geen vrede wil, omdat vrede verhindert dat Israel zijn Zionistische doelstellingen realiseert: een Joodse staat op gans het gebied van historisch Palestina, van de zee tot (ten minste) de rivier de Jordaan. [8] Zo blijft het conflict nog lang voortduren, hoe meer de “vijand” verdeeld is hoe beter. Een situatie waar Nederland decennia lang met volle overtuiging aan meewerkt, Israel is immers het uitverkoren volk. Ten koste van de Palestijnse bevolking, die smacht naar een eengemaakte Palestijnse overheid en het einde van de bezetting.


[1] Het Nederlands Dagblad: “Verhagen naar Israël en Palestijnse gebieden
[2] Wikipedia: “Avigdor Lieberman
[3] Ibid: “United Nations Partition Plan for Palestine
[4] UNRWA, the UN agency for Palestine refugees: “New UN research challenges conventional view of the West Bank economy
[5] Hugo Logtenberg: “Maxime Verhagen, een betrouwbare rat
[6] Wikipedia: “Silwan
[7] zie ook Mel Frykberg: “Silwan children abducted from their bedrooms
[8] Uri Avnery: “IN ONE word: Bravo!”

donderdag 9 juni 2011

Hoe het Westen de "Arabische lente" laat doodbloeden

    

“De VS en zijn bondgenoten zullen er alles aan doen om echte democratie in de Arabische wereld te verhinderen.” Dat zei de befaamde Amerikaanse politiek activist Noam Chomsky [1] [2] onlangs op een bijeenkomst in New York ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van Fairness & Accuracy In Reporting (FAIR), [3] [4] de Amerikaanse media watcher die regelmatig rapporteert over vooroordelen en censuur in de media. Zie de onderstaande video. Een overgrote meerderheid in de regio ziet de Verenigde Staten als de belangrijkste bedreiging voor hun belangen. De tegenstand tegen het Amerikaanse beleid is zelfs zo groot dat een aanzienlijke meerderheid - in het belangrijke Egypte zelfs 80% - meent dat de regio veiliger is als Iran over kernwapens beschikt. Slechts 10% ziet Iran als een bedreiging. De VS en zijn bondgenoten zien dus niet graag regeringen aantreden die tegemoetkomen aan de wil van de bevolking. Gebeurt dat toch, dan verliest de VS niet alleen de controle over de regio, maar wordt het eruit gegooid. Een onaanvaardbaar resultaat voor het Westen.

De onthullingen van WikiLeaks die het sterkst aan bod kwamen in de media waren die over de Arabische steun aan het Iran-beleid van de VS. Waarmee ons een rad voor ogen wordt gedraaid. Het betrof immers slechts de mening van de Arabische dictators. Over wat er leeft onder de bevolking wordt in de Westerse media vrijwel unaniem gezwegen. De mediabonzen menen dat de bevriende dictators hun bevolking wel onder controle kunnen houden, zodat het business as usual blijft. Arabische olielanden zoals Saudi-Arabië, met een volgzame dictator, mogen dus blijven voortdoen. Ook in Saudi-Arabië waren protesten gepland, maar de ordetroepen waren met een zo grote en intimiderende overmacht verschenen dat geen mens in de hoofdstad Riyadh op straat durfde. In Kuwait gebeurde iets dergelijks. Een kleine demonstratie, die zeer snel uiteen werd geslagen. Allemaal zaken waar wij niets over te horen kregen.

Voor Chomsky is Bahrein de interessantste case. Door Saudische militaire tussenkomst konden de locale ordetroepen de rebellie uiterst hardhandig neerslaan, feiten die nauwelijks de Westerse pers haalden. Het land herbergt de Amerikaanse 5e vloot, is 70% Sjiietisch en grenst aan het olierijke Oost Saudi-Arabië met eveneens een Sjiietische meerderheid. Saudi-Arabië is sinds de jaren 40 ’s werelds belangrijkste energiebron. Door een merkwaardige historische en geografische speling van het lot liggen de belangrijkste energiebronnen van de wereld vooral in Sjiietische regio’s. In het Midden-Oosten zijn de Sjiieten dan wel een minderheid, maar zij zitten wel bovenop de olie, precies rond het noordelijk deel van de Perzische Golf: Oost Saudi-Arabië, Irak en Zuid-West Iran. Beleidsmakers maken zich al lang zorgen over een stilzwijgend bondgenootschap in deze Sjiietische regio’s dat streeft naar onafhankelijkheid en de controle verwerft over de bulk van de oliereserves in de wereld. Een ontwikkeling die het Westen vanzelfsprekend niet kan tolereren.

Hoe gaat het Westen dan om met de rebellie in Arabische landen zonder olie, zo vraagt Chomsky zich af. In Egypte and Tunesië werden de dictators zo lang mogelijk in het zadel gehouden. Toen het tij keerde werden de dictators weggestuurd, mooie verklaringen afgelegd over de passie voor democratie, om er vervolgens alles aan te doen om het oude regime te herstellen, misschien met nieuwe namen. Zo gaat dat voortdurend, waar ook ter wereld. Het werkt niet altijd, maar wordt altijd geprobeerd. Denk aan Somoza in Nicaragua, de Shah in Iran, Marcos in de Filippijnen, Duvalier in Haïti, Chun in Zuid-Korea, Mobutu in Congo, Ceausescu in Roemenië, Suharto in Indonesië. En zo gaat het ook in Egypte and Tunesië.

Maar er is ook een andere categorie. Een olieland met een onbetrouwbare dictator, een “dolle hond”: Libië. Daar wordt onder de noemer “humanitaire interventie” naarstig gezocht naar een meegaander dictator. Historische voorbeelden genoeg. Vrijwel elke ontplooiing van geweld gaat gepaard met de meest edelmoedige retoriek. Het gaat steeds over humanitaire doelen, denk aan de inval van Hitler in Tsjecho-Slowakije, het dolzinnige optreden van de Japanse fascisten in Noord-Oost China, Mussolini in Ethiopië. Kom met een goed verhaal en de media slikken het wel. Of, zoals in het geval van Libië, plaats de interventie tegen de achtergrond van een verzoek van de Arabische Liga.

Maar men moet dan wel zwijgen over het verzoek van de Arabische Liga om een No-Fly Zone voor Gaza in te stellen. Dat bericht haalde weliswaar de Washington Times, maar werd in de andere Amerikaanse media geblokkeerd, net als de Arabische opiniepeilingen. Zo'n bericht staat immers haaks op het beleid van de VS, dat moet dus terzijde worden gelegd. Sommige berichten halen wel de Amerikaanse pers, maar worden uit hun context gehaald. Zo berichtte de New York Times dat een meerderheid in Egypte het vredesverdrag van 1979 met Israel, “de hoeksteen van de stabiliteit in de regio”, wil opzeggen. Het is de wereld op zijn kop: het verdrag leidde tot instabiliteit. Israel kreeg zijn handen vrij voor zijn illegale acties in de bezette gebieden en de 20.000 mensenlevens kostende aanval op buurland Libanon om daar - tevergeefs - een bevriende regering in het zadel te helpen. Het woord “stabiliteit” betekent hier “zich voegend naar onze belangen”. Als Iran zijn invloed ziet toenemen in Afghanistan en Irak heet dat “destabilisatie”, maar als de VS die landen binnenvalt en bezet, deels vernietigt, dan is dat om “stabiliteit” te verzekeren.

Zij die het hadden over de Egyptische revolutie waren voorbarig [5], wat we vandaag in dat land zien is niets meer of minder dan een militaire junta, samengesteld uit in de VS opgeleide mensen. Men moet dus geen fundamentele veranderingen verwachten in de Arabische wereld, hooguit het aantreden van nieuwe leiders die even schatplichtig zijn aan Westerse belangen als hun voorgangers.

[1] Wikipedia: “Noam Chomsky
[2] zie CHOMSKY.NL
[3] Wikipedia: “Fairness and Accuracy in Reporting
[4] zie “What's FAIR?”
[5] Geopolitiek in perspectief: “De als burgerrevolte vermomde militaire staatsgreep in Egypte

woensdag 1 juni 2011

Raw Intelligence Report : A View from Syria

This article was first published on http://www.stratfor.com/ on Apr 25, 2011.


Editor’s Note: What follows is raw insight from a STRATFOR source in Syria. The following does not reflect STRATFOR’s view, but provides a perspective on the situation in Syria.

People are scared. An understatement, no doubt, but my friends — both foreign and Syrian — are worried about the developments. Almost all of my foreign friends are leaving and many have moved departing flights up in light of the recent events. Most Syrians don’t have this option and are weighing their options should sustained protests move to inner Damascus. Everyone is thinking along their sect even if they aren’t open about it. Much of the violence is attributed by Syrians to these mysterious “armed gangs.” Many are still placing hope in “Habibna” (literally “Our Love,” a nickname for the president) to bring about enough reforms to placate the demonstrators. A point that I was forced to make over and over is that a lot of the people protesting are doing so because someone they knew was killed and not because they were anti-government, although they are now. Privately, my Syrian friends admitted that Bashar [al Assad, the Syrian president] needs to make some major, major concessions quickly or risk continued protests and bloodshed of which would be attributed to him and not merely “the regime.”

By now we are all familiar with the cycle of protests reaching their high point on Fridays, after prayers. This Friday, however, was different for Syrians. Having seen the infamous emergency law lifted, albeit with serious caveats, Syrians were hoping for a relaxing of the security responses to the demonstrations. What they got was half as many demonstrators killed in one day as in all the days of demonstrations preceding it combined. It was almost as if things had been safer when the emergency law had been in effect. (On a side note, my friend guessed that maybe two out of every 100 Syrians could actually tell you what the emergency law was.) What was most striking about the demonstrations was that there were two in Damascus itself (Midan on Friday, April 22, and Berze on Saturday, April 23). While not in the city center these are by no means the far suburbs and countryside of Daraa or Douma. There were also protests in Muadamiyeh, which is right outside town next to the main bus station. I’ve heard that tanks along this road were seen April 24 pointing their guns not in the direction of the road but toward the city. The regime and everyone is terrified about protests in the city itself.

You could see the depression in the air on Saturday. Everyone knew that those killed from the day before would be having large funerals today and that those gatherings would likely be attacked as well. My Christian friends were especially worried due to rumors that churches were going to be bombed on Easter. As my friend put it, “I know they’re just rumors but I’m afraid they [the security apparatus] might actually do it.”

What is becoming increasingly apparent is that Bashar is not the reformer he claimed to be. His words are not being met by real, concrete action. Even though he might have wanted to reform and may have been hampered by others in the regime (cousin Rami Makhlouf, brother Maher), these efforts are steadily losing traction. The regime seems to be playing by “Hama rules” in its response to the demonstrations and it’s unlikely that this is happening without Bashar’s full consent at this point. The most positive assessment of him I heard was that he still wanted true reforms (although nothing game-changing) but that he was growing impatient with the demonstrators. One person conjectured that Bashar’s mistake was promising reforms when he first came to power. “If he hadn’t promised ‘reforms’ and not delivered on them people wouldn’t be so mad. He shouldn’t have said anything and given everyone false hope or actually followed through on them.”

Support for the protests is mixed. Many of those out in the streets are there because someone close to them was killed. Think tribal mentality: I wasn’t mad at you before but you killed my cousin/brother/friend and now I am mad. People are gathering to defend their honor. There is almost no organization inside Syria among the protesters. I asked several people and they agreed that the Muslim Brotherhood was almost non-present in the country. All that is coordinated is information being leaked out about the responses by the security forces against the protesters. As I told my friend, the problem is that unlike in Cairo’s Tahrir Square, all the demonstrators are dispersed across the country and do not have enough time to talk to each other to decide what they wanted. There is also a fairly widely held belief that much of the killings are taking place as a result of these armed gangs firing on security forces and innocents being caught in the crossfire. Some are quick to blame “foreign conspirators” although several of my friends admitted that whatever meddling by Abdul Halim Khaddam (the former Syrian vice president) and Rifaat al Assad (the president’s uncle living in exile in the United Kingdom) was minimal. Both of these guys have very, very little support on the ground and while the Muslim Brotherhood might have some latent support among Sunnis, they would not be welcome by any of the minorities in Syria.

At this point the regime is going to have to go Hama-style if it wants to completely shut down the protests, otherwise it will have to make some major concessions like multiparty elections and presidential term limits, which the regime won’t accept. From what I’ve heard is going on today it looks like the regime is opting to play it Hama-style.

maandag 23 mei 2011

De teleurstellende “Arabische lente” toespraak van Barack Obama

        

“The borders of Israel and Palestine should be based on the 1967 lines with mutually agreed swaps, so that secure and recognized borders are established for both states.” Dat zei president Obama in zijn “Arab spring” toespraak op 19 mei 2011, aan de vooravond van het bezoek van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu aan Washington. De Amerikaanse president vindt dus dat de grenzen tussen Israel en Palestina moeten worden gebaseerd op die van 1967, met wederzijds overeengekomen uitruil van gronden om tot veilige en erkende grenzen voor beide staten te komen. Daarmee wil Obama dat partijen onderhandelen over een oplossing die alleen maar kan leiden tot een versnipperde, machteloze Palestijnse staat. De verwijzing naar “uitruil van land” maakt voor Israel immers de weg vrij om de grote stroken land op de bezette Westelijke Jordaanoever te houden die het zich toe-eigende voor het bouwen van illegale nederzettingen. [1]

Vrijwel onmiddellijk volgde de aanval van de rechtse Israëlische Likoed partij en de Amerikaanse Republikeinen. Tevoren zou Netanyahu zelfs hebben getelefoneerd met minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton met de vraag om de opmerking uit de toespraak te verwijderen, telefoongesprek dat leidde tot een discussie met medewerkers van Obama en 35 minuten uitstel van de toespraak. Het feit dat de inhoud van de toespraak werd afgestemd met de regering Netanyahu spreekt boekdelen over de “speciale” relatie tussen de VS en Israel. Voor zijn vertrek naar de VS wees Netanyahu in een verklaring Obama’s voorstel ijskoud van de hand, onder het mom dat die haaks staat op de positie van de regering Bush dat gegeven “de nieuwe feiten op het terrein” het niet realistisch is een “volledige en totale” terugkeer naar de grenzen van voor 1967 te verwachten. Daarbij herhaalde de premier zijn eis dat de Palestijnen Israel als “het rijk van het Joodse volk” moeten erkennen - waarmee de Palestijnse Arabieren in Israel zich zouden blootstellen aan een nieuwe ronde van etnische zuivering - als voorwaarde voor elke regeling.

Maar Obama week in zijn uitspraak in essentie niet af van het standpunt van zijn voorganger. Wat verder opviel was dat hij niets zei over de illegale nederzettingen, noch over de voortdurende Israëlische aanvallen op Palestijnen, waaronder de recente waarbij 16 ongewapende demonstranten werden doodgeschoten en ruim 100 gewond. De kritiek van Netanyahu was vooral gericht op zijn politieke aanhang onder de fanatieke kolonisten op de Westelijke Jordaanoever en het fascistoïde Israëlische rechts. Kritiek die werd gesteund door belangrijke Republikeinen, waaronder presidentskandidaten. Zo beschuldigde Mitt Romney de president ervan “Israel onder de bus te hebben geduwd” en “zijn kansen om over vrede te onderhandelen te hebben ondermijnd”, en Eric Cantor dat zijn voorstel “onze speciale relatie met Israel ondermijnt en de mogelijkheid van onze bondgenoot verzwakt om zich te verdedigen.” Maar Netanyahu zette de Amerikaanse president pas echt in zijn hemd tijdens de persconferentie na hun onderhoud. Obama stelde zich verzoenend op, maar Netanyahu liet er geen twijfel over bestaan dat hij elke onderhandeling over de grenzen van 1967 van de hand wijst.

De harde opstelling van Netanyahu leverde hem een vernietigend redactioneel artikel in de Israëlische kwaliteitskrant Haaretz op. [2] “Men mag zich afvragen welk meningsverschil nu groter is, dat tussen Israel en de Palestijnen of tussen Israel en de Verenigde Staten”, zo luidt het. “Netanyahu liegt het Israëlische publiek voor en leidt de Amerikaanse regering om de tuin als hij stelt dat Israel’s huidige grenzen onverdedigbaar zijn. Grenzen op zichzelf garanderen geen veiligheid. Maar grenzen die erkend zijn door de internationale gemeenschap geven het land de legitimiteit om zijn soevereiniteit te verdedigen. Zulke grenzen heeft Israel niet”, aldus de Haaretz redactie, die zich heel wat duidelijker uitlaat dan de Nederlandse media. Het NOS journaal van 20 mei 2011 komt niet veel verder dan de vaststelling dat het gebrek aan vertrouwen tussen Obama en Netanyahu lijkt te zijn omgeslagen in onversneden wantrouwen. NOS correspondent in Tel Aviv Sander van Hoorn beantwoordde de vraag “kunnen zij het ooit eens worden” met: “ze zullen wel moeten, ze hebben elkaar nodig, Obama heeft het Congres nodig … daar zitten de vrienden van Israel.” Zie de onderstaande video.


Het NOS journaal en Sander van Hoorn slaan de plank echter mis. Obama heeft wel degelijk alle troeven in handen. Op het podium van de VN heeft hij plechtig beloofd dat een onafhankelijk Palestina tegen de herfst van 2011 het levenslicht zal zien en volledig lid van de VN wordt. Een belofte die hij zonder meer kan waarmaken. Maar waarom laat de president zich dan keer op keer aftroeven door harde pro-Israel lobbyisten, die tegen het belang van de VS in onvermoeibaar werken tegen onafhankelijkheid voor Palestina? [3] Het door de Republikeinen gecontroleerde Huis van Afgevaardigden mag de premier van Israel die zich verzet tegen vrede dan hebben uitgenodigd op 24 mei 2011 een toespraak te houden voor een gezamenlijke zitting van het Congres, maar de president hoeft zich daar absoluut niet door te laten ontmoedigen. In het Amerikaanse systeem heeft het Congres de controle over de begroting, maar het buitenlands beleid wordt gevoerd door de uitvoerende macht, in casu het Witte Huis, niet door de wetgevende macht, het Congres. [4] Vanwaar dan de koudwatervrees van de president? Waarom drukt hij zijn wil niet door? Welnu, dat heeft alles te maken met de komende presidentsverkiezingen. De president wil een tweede termijn. En bekrompen politieke krachten blijven proberen het Amerikaanse beleid om te buigen in het voordeel van een schurkenstaat die zich onverkort verzet tegen de wil van de wereldgemeenschap.

Tegen de achtergrond van de “Arabische lente” heeft Obama een unieke kans om te wegen op de Amerikaanse buitenlandse politiek. Al wat hij moet doen is zeggen waar het op staat. Een Amerikaans buitenlands beleid dat spoort met Amerikaanse waarden kan van doorslaggevende betekenis zijn om vrede en gerechtigheid te bereiken in het Midden Oosten. Maar of we dat van deze Amerikaanse president mogen verwachten moet men alleszins betwijfelen. Keer op keer blijken Obama’s echte loyaliteiten immers eerder bij het Zionistisch project dan bij de Palestijnen te liggen. [5] Krijgt de befaamde Amerikaanse historicus en politicoloog Howard Zinn dan gelijk toen hij enkele dagen voor zijn overlijden ruim een jaar geleden zijn mening over het eerste jaar van Barack Obama, de eerste “zwarte” president van Amerika, gaf: “Ik heb intensief gezocht naar een hoogtepunt. In zijn optreden en beleidsdaden blinkt hij op geen enkele manier uit. Ik denk dat hij met zijn welsprekendheid de mensen verblindt. Men moet zo langzamerhand inzien dat Obama een middelmatige president wordt, wat, gegeven de uitdagingen waar we voor staan, een gevaarlijke president betekent”. [6]

[1] Bill Van Auken: “Netanyahu snubs Obama over 1967 border remark
[2] Haaretz editorial: “Today's borders are the 'indefensible' ones
[3] Daoud Kuttab: “What Obama Should Say
[4] Bart Kerremans: “Op verkenning in het Amerikaans federale politieke systeem” november 2004, p. 154
[5] Geopolitiek in perspectief: “Barack Obama, president van Amerika. Waar liggen zijn echte loyaliteiten?
[6] Ibid: “Barack Obama, de wankelmoedige Nobel laureaat in het Witte Huis