maandag 12 april 2010

Hoe Israel een nucleaire mogendheid werd

Wat was in de VS bekend over de nucleaire ambities van Israel? Had de VS er belang bij om het naadje van de kous te weten? Wie wist wat? Wat vertelde Israel over dit uiterst gevoelige onderwerp? Avner Cohen geeft daar in zijn boek Israel and the Bomb uitvoerige informatie over. In het kader van zijn wetenschappelijk onderzoek bekeek hij een groot aantal recent gedeclassificeerde Amerikaanse documenten. Hieronder zijn kernconclusies.

Het document News & Findings beschrijft hoe in de periode 1955-1957 in Israelische wetenschappelijke en politieke kringen werd gedebatteerd over de haalbaarheid en wenselijkheid van een nucleaire optie. Toen Shimon Peres in 1957 de Dimona overeenkomst had opgesteld en zich van omvangrijke Franse steun verzekerd gaf Ben Gurion het groene licht aan het project. De VS “ontdekten” het Dimona project pas in 1960, 3 jaar na de start. Een kolossale blunder van de CIA. Kennedy was de enige Amerikaanse president die serieuze pogingen ondernam om het Israëlische atoomprogramma te beteugelen. Druk van Kennedy zou hebben bijgedragen tot het aftreden van Ben Gurion in 1963.

Onderzoek ter plaatse door Amerikaanse wetenschappers heeft nooit bewijzen voor de ontwikkeling van kernwapens opgeleverd. De CIA was wel op de hoogte. Zo rapporteerde het eind 1966 dat Israel de ontwikkelingsfase had afgerond en binnen enkele weken over een operationele bom zou beschikken. Die kennis werd echter niet gedeeld met de inspectieteams die Dimona bezochten, en Buitenlandse Zaken verwierp het nieuws.

Na afronding van de ontwikkelingsfase wees premier Eshkol een nucleaire test van de hand. Zo’n test zou immers de stilzwijgende afspraken met de VS schenden. Maar met de zesdaagse oorlog van juni 1967 kwam de zaak in een stroomversnelling. Volgens nieuwe bronnen had Israel twee geïmproviseerde kernbommen in paraatheid gebracht.

Aan de vooravond van de Non-Proliferation Treaty (NPT) in 1968, ten tijde van Johnson, ontstond de meest directe confrontatie tussen de VS en Israel over het kernwapenprogramma. Daarbij stonden Ambassadeur Yitzhak Rabin en Onderminister van Defensie Paul Warnke lijnrecht tegenover elkaar. Warnke probeerde de levering van Phantom straaljagers te koppelen aan ondertekening door Israel van de NPT. Op het cruciale moment kreeg Warnke echter onvoldoende rugdekking van Nixon. De strijd was beslist in het voordeel van Israel.

In 1969 waren verschillende functionarissen uit de regering Nixon van plan Israel alsnog te confronteren over het nucleaire wapenprogramma. President Richard Nixon bedankte daar echter voor. De president was van mening dat de VS kon leven met een niet bekendgemaakte Israëlische bom. In 1970 kwamen tussen president Nixon en premier Golda Meir een aantal nieuwe afspraken tot stand. De VS zou Israel niet langer onder druk zetten om de NPT te tekenen en beëindigde de inspectiebezoeken aan Dimona. In ruil moest Israel geen ruchtbaarheid geven aan zijn atoomprogramma: geen tests, geen verklaringen, geen bevestigingen. Met deze “vraag niets en zeg niets” afspraken was de nucleaire mist geboren. Afspraken die tot op vandaag bestaan.

In de Special National Intelligence Assessment (SNIA74) "Prospects for Further Proliferation of Nuclear Weapons” van 23/8/1974 vermeldt de CIA dat Israel inmiddels al beschikte over een  kernwapenarsenaal en dat spoedig “veel landen” kernwapens zouden kunnen ontwikkelen. Twintig jaar geleden, op 26/1/1978, verscheen een samenvatting van SNIA74 in de The New York Times onder de kop: "C.I.A. said in 1974 Israel had A-Bombs." De CIA gaf als commentaar dat het bericht een vergissing was omdat het geclassificeerde gegevens bevatte.