zaterdag 17 december 2011

De strijd van de VS om de wereldhegemonie (2)

Deel 2: Obama’s escalerende confrontatie met Rusland


De militaire omsingeling van Rusland door de regering-Obama kent zijn weerga niet. De VS heeft raketlanceerinrichtingen en luchtmachtbases geïnstalleerd in Polen, Roemenië, Spanje, Tsjechië en Bulgarije. Het arsenaal omvat Patriot PAC-3 luchtverdedigingssystemen in Polen, geavanceerde AN/TPY-2 radarsystemen in Turkije en diverse met SM-3 IA raketten uitgeruste oorlogsschepen in Spanje. Allemaal hoogtechnologische wapens die in enkele minuten hun doel kunnen bereiken. Voorts is Washington bezig met de installatie van nieuwe - of uitbreiding van bestaande - militaire bases in voormalige Sovjetrepublieken in Centraal-Azië. En via de NAVO heeft Washington omvangrijke economische en militaire initiatieven ondernomen tegen belangrijke Russische handelspartners in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De NAVO-oorlog tegen Libië heeft Russische olie- en gasinvesteringen en wapenleveringen ter waarde van vele miljarden dollars om zeep gebracht of tenminste op ijs gezet, en een Rusland-vriendelijk regime vervangen door een stel marionetten. [1]

In Iran hebben de Westerse economische sancties en verholen Amerikaans/Israëlisch terrorisme de lucratieve Russische zaken in nucleaire technologie en olie-joint-ventures ondermijnd. En in Syrië, Rusland’s laatste bondgenoot in de regio, met Tartus als zijn enige marinebasis aan de Middellandse Zee, heeft de NAVO, met Turkije en de dictatoriale sjeikdommen in de Golf aan zijn zijde, harde sancties ingesteld en terreuraanslagen gefinancierd. Rusland ziet nu in dat de samenwerking met de NAVO berust op een totaal verkeerde inschatting van de NAVO-strategie en de imperialistische bedoelingen van Obama. Die samenwerking heeft alleen maar een verzwakking van de eigen economische en defensiepositie tot gevolg gehad. Net als Gorbachev en Jeltsin destijds namen president Medvedev en buitenlandminister Lavrov abusievelijk aan dat steun aan VS/NAVO-optreden tegen Russische handelspartners “reciprociteit” zou opleveren: ontmanteling van het rakettenschild en steun voor toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie. Medvedev ging akkoord met de sancties tegen Iran en Lavrov met de “no-fly zones om Libische burgers te beschermen.”

Pas toen de VS de plaatsing van raketten op een boogscheut van Moskou doordrukte en tegelijk massale aanvallen op het Syrische regime organiseerde schoot het duo Medvedev-Lavrov wakker en verzette het zich tegen VN-sancties. Medvedev dreigde het START kernwapenverdrag op te zeggen en raketten te richten op Berlijn, Parijs en Londen. De beoogde reset van de relaties blijkt een dekmantel geweest te zijn voor de agressieve uitbouw van het Amerikaanse imperium. Elke concessie leidde tot verdere agressie, met als gevolg de omsingeling van Rusland met raketten in het Westen, Amerikaanse bases in zuidwest en centraal Azië, en het verlies van handelsrelaties in het Midden-Oosten. Toen Russische beleidsmakers aandrongen op vervanging van de dromerige Medvedev door de realist Putin lokte dat een golf van kritiek op Putin uit in de Westerse media. En de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton wachtte niet eens de rapportage van de internationale waarnemers bij de Russische parlementsverkiezingen af om te beweren dat die vervalst waren en daarmee oproer in het land uit te lokken. [2] Sterker nog, Clinton deed haar uitspraak toen nog niet eens alle stemmen geteld waren. [3]

Het optreden van Washington maakt van Rusland een tegenstander. “Er komt een Europees raketschild … waar ook Rusland aan deelneemt,” zo liet NAVO-secretaris-generaal Anders Fogh Rasmussen eind vorig jaar nog weten. [4] En NRC jubelde: “Het raketschild moet het symbool worden voor nieuwe Oost-Westverhoudingen.” [5] Welnu, het raketschild is in opbouw, maar de Russen worden geweerd. De nieuwe Westerse dreiging brengt Rusland en China dichter bij elkaar. De combinatie van Russische geavanceerde wapentechnologie en rijke energiebronnen met de dynamische Chinese economie kan zich ruimschoots meten met de in volle crisis verkerende EU en VS. Met de militaire confrontatie schiet Amerika in eigen voet: de toegang tot Russische grondstoffen wordt bemoeilijkt, net als de totstandkoming van een strategisch veiligheidsakkoord tussen de grootmachten. Dat is economisch uiterst nadelig voor de VS. Het kan zich niet langer een drastische inkrimping van zijn krijgsmacht veroorloven. Gegeven de lage “job-elasticiteit” van het leger kost snijden in defensie maar weinig jobs. Maar investering van de vrijkomende middelen in andere sectoren, of terugsluizen naar de economie in de vorm van belastingverlagingen levert netto wel een aanzienlijke stijging op van de werkgelegenheid, [6] iets wat Obama voor zijn herverkiezing hard nodig heeft.

Nadat het tien jaar lang miljarden dollars heeft besteed aan militaire avonturen buiten het gebied waar de wereldpolitiek wordt gemaakt richt Washington zich nu op Azië, waar dynamische economieën sterke groeicijfers laten zien, investeerders tientallen miljarden dollars investeren en de handel met het buitenland drie maal sterker groeit dan die van de EU en de VS. Maar Obama’s nieuwe realisme wordt ondergraven door volslagen verkeerde aannames. Zo poogt hij het economisch machtige Azië aan zich te binden met militaire middelen in plaats van zich in te spannen om het Amerikaanse concurrentievermogen te versterken. Afgezien van wapens, vliegtuigen en landbouwproducten heeft de VS Azië weinig te bieden. Washington zou zijn economie al drastisch moeten reorganiseren, geschoolde arbeid opwaarderen en miljarden dollars overhevelen van het militair apparaat naar innovatieve technologieën. Zo’n ontwikkeling ligt niet in het verschiet. Obama is verknocht aan het militaire-Zionistische-financiële complex waar zijn illustere voorganger Dwight D. Eisenhower zo voor gewaarschuwd heeft. [7]

De Amerikaanse koerswijziging, van gewapend conflict in het Midden-Oosten naar militaire confrontatie in Azië, deugt niet. Het optreden van Washington zal Rusland of China niet verzwakken, laat staan intimideren. Het Amerikaanse beleid moedigt beide landen juist aan om zich meer en meer als tegenstander op te stellen en de VS minder welwillend tegemoet treden als het gaat om steun voor militair optreden waar veelal Israel op aandringt. Intussen heeft Rusland oorlogsschepen naar zijn haven in Syrië gestuurd, geweigerd mee te werken aan een wapenembargo tegen Syrië en Iran, en met terugwerkende kracht zijn gal gespuwd op de NAVO-oorlog in Libië. China en Rusland hebben teveel te verliezen als de opbouw van Amerikaanse militaire voorposten en exclusieve allianties onbeantwoord blijft. Rusland kan evenveel kernraketten richten op het Westen als het Westen in Oost-Europa opstelt. In plaats van het nucleaire evenwicht in zijn voordeel te beslechten drijft Obama’s militaire escalatie Rusland en China alleen maar verder in elkaars armen. Washington schat de disputen tussen China en zijn buurlanden over zeerechten volkomen verkeerd in. Militaire samenwerking van de VS met Azië maakt weinig indruk. China’s economische banden met Azië geven de doorslag.

De Amerikaanse militaire arrogantie jegens Azië heeft ook geleid tot een zware aanvaring met Pakistan, de trouwste Amerikaanse bondgenoot in Zuid-Azië. De NAVO bracht 24 Pakistaanse militairen om het leven en trok een lange neus naar de Pakistaanse generaals. China en Rusland veroordeelden de aanval en wonnen aan invloed. Zo’n Amerika jaagt zijn potentiële bondgenoten in Azië alleen maar tegen zich in het harnas. Die zijn gericht op zakendoen en zullen een Amerikaanse militaire aanwezigheid tolereren om economische voordelen te behalen. Een koude oorlog die de dynamische economische ontwikkeling in Azië verlamt willen ze niet. Obama zal snel leren dat de Aziatische leiders geen permanente bondgenootschappen sluiten, maar permanente belangen nastreven. Voor hen is het een uitgemaakte zaak dat het China is dat vorm geeft aan de nieuwe wereldeconomie en dat Azië in dat gebeuren centraal staat. Washington mag dan een permanente aanwezigheid hebben in de Stille Zuidzee, dat maakt allemaal weinig indruk zolang het er niet in slaagt zijn binnenlandse financiële en economische problemen onder controle te krijgen.

De krampachtige strijd van VS om de wereldhegemonie is destructief en een regelrechte illusie. De wereld evolueert naar multipolaire machtsverhoudingen. De macht moet worden gedeeld. Een recente samenvatting van Amerikaans en internationaal opinieonderzoek bevestigt dat de overgrote meerderheid voorstander is van een wereldorde gebaseerd op internationaal recht en een sterkere rol voor de Verenigde Naties. Amerikaanse zowel als internationale respondenten zeggen dat de VS een minder dominante, maar nog altijd actieve rol moet spelen in wereldaangelegenheden. [8] De VS zou er goed aan doen de opinie van internationale gemeenschap ter harte te nemen. Het moet een einde maken aan het confronterende militarisme en het harmoniemodel omarmen.

[1] James Petras: “Obama Raises the Military Stakes: Confrontation on the Borders with China and Russia
[2] Andrew Osborn: “Putin blames Clinton for provoking Russian riots in Cold War-style outburst
[3] M.K. Bhadrakumar: “Bear nettles the eagle, dragon smiles
[4] Geopolitiek in perspectief: “De NAVO-top in Lissabon
[5] Geopolitiek in perspectief: “De betekenis van de NAVO-top in Lissabon” - Deel 1: instemmende reacties
[6] Miriam Pemberton: “Military Spending is the Weakest Job Creator
[7] Eisenhower's Farewell Address to the Nation, January 17, 1961
[8] World Public Opinion.org: “Review of Polling Finds International and American Support for World Order Based on International Law, Stronger UN

De strijd van de VS om de wereldhegemonie (1)

Deel 1: op weg naar een Koude Oorlog met China?    


In zijn buitenlands beleid kan de regering-Obama nu niet bepaald bogen op een indrukwekkend palmares: nederlagen in Irak en Afghanistan, mislukte pogingen om de marionettenregimes in Jemen, Egypte, Tunesië, Somalië en Zuid-Soedan te stabiliseren. En een interventie in Libië die het VN-mandaat verre overschreed, waarna het land dezelfde lijdensweg lijkt te moeten ondergaan als Irak en Afghanistan: aanslepend geweld tussen allerlei belangengroepen. Het Westen lijkt nog altijd te geloven dat het met militaire middelen de zaken in deze landen naar zijn hand kan zetten. [1] Welnu: de bloedige oorlog om de oliereserves in Irak was volstrekt overbodig. In een toespraak voor de Amerikaanse Kamer van Koophandel in Washington nodigde de Iraakse premier Nouri al-Maliki vorige week probleemloos Amerikaanse ondernemers uit om te investeren in Irak, inclusief … in de oliesector. [2]

Ook elders blijft de VS het conflict zoeken of bestendigen: Pakistan, Iran, Syrië, Venezuela, Cuba, … Obama lijkt niets te leren van zijn buitenlandse fiasco’s. Zijn antwoord op de kwijnende economische macht van de EU en de VS is de verdere omsingeling en provocatie van Rusland en vooral China. Die rijzende wereldmachten moeten in bedwang worden gehouden. Geen geringe opgave voor een aftakelend imperium dat zich laaft aan eeuwige oorlog en in een diepe, uitzichtloze financieel-economische crisis verkeert. China is de tweede economie in de wereld en de grootste Amerikaanse geldschieter, Rusland de belangrijkste leverancier van olie en aardgas van de EU en na de VS de grootste kernwapenmogendheid ter wereld. [3]

Het baanbrekende bezoek van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton aan Myanmar begin december is onderdeel van het complexe schaakspel om de Chinese invloed in de regio te beteugelen. De aankondiging van Clinton’s bezoek aan Myanmar viel samen met het bezoek van Obama aan de havenstad Darwin in het uiterste noorden van Australië aan de Timorzee, waar de VS mariniers stationeert als onderdeel van de strategie om de Chinese ambities in de Zuid-Chinese Zee aan te vechten. Het Amerikaanse initiatief richting Myanmar is een antwoord op de eerste tekenen van hervormingen in dat land, waarvan de belangrijkste de opschorting was van het uiterst impopulaire Chinese stuwdamproject in het noorden van het land. Pikant detail is dat volgens WikiLeaks binnenlandse oppositiegroepen die tegen het project campagne voerden financieel werden gesteund door de Amerikaanse regering.

De VS heeft in Myanmar een unieke kans om Amerikaanse retoriek over mensenrechten en strategisch vernuft met elkaar te verenigen. Maar de Amerikaanse uitgestoken hand is tot mislukken gedoemd als die een dubbele bodem heeft. De Chinese invloed is niet zo eenvoudig te verdrijven. China is Myanmar’s belangrijkste handelspartner. Het is ook de grootste investeerder in Myanmar. Zo bouwt het snelwegen en spoorlijnen die zuidwest China ontsluiten voor producten uit Myanmar. China legt ook oliepijpleidingen en havens aan waardoor het de beschikking krijgt over havens aan de Indische Oceaan. Deze stellen China in staat de controle te ontlopen van de VS op de nauwe zeestraten in de Zuid-Chinese Zee en de straat van Malakka, aanvoerlijnen voor grondstoffen die van levensbelang zijn voor de boomende Chinese economie. De economische belangen tussen China en Myanmar zijn dermate groot dat die niet zullen worden verstoord door een incidenteel geschil. Als de VS zijn kritiek op de mensenrechtensituatie in Myanmar inslikt in ruil voor politieke steun zal het regime zo’n spelletje realpolitik met beide handen aangrijpen om Washington en Beijing tegen elkaar uit te spelen en zelf in het zadel te blijven.

Met zijn verklaring dat Azië de topprioriteit krijgt voor militaire expansie en economische allianties daagt Obama China uit in zijn eigen achtertuin. Het beleid van de ijzeren vuist dat Obama presenteerde in het Australische parlement laat aan duidelijkheid over de Amerikaanse imperialistische doelstellingen niets te wensen over. “Onze duurzame belangen in de regio vereisen onze blijvende aanwezigheid. De VS is een Stille Zuidzee mogendheid en we zijn hier om te blijven. Nu we onze lopende oorlogen beëindigen heb ik mijn national security team opgedragen om van onze aanwezigheid en missie in de Aziatische Stille Zuidzee een topprioriteit te maken. Bijgevolg zal een verlaging van onze defensie-uitgaven niet ten koste gaan van onze aanwezigheid in de Aziatische Stille Zuidzee,” aldus de Amerikaanse president, die de daad bij het woord voegde en een nieuwe militaire overeenkomst met Australië sloot die voorziet in de stationering van Amerikaanse oorlogsschepen, gevechtsvliegtuigen en 2.500 mariniers in Darwin, alles met het oog op China.

In de loop van dit jaar heeft Hillary Clinton uiterst provocerend toenadering gezocht tot Aziatische landen die geschillen hebben met China over zeegrenzen. Zo moedigde zij Vietnam, de Filippijnen en Brunei aan hun eisen nog aan te scherpen. Tegelijkertijd versterkt de VS zijn militaire banden met Japan, Taiwan, Singapore en Zuid-Korea en vergroot het zijn aanwezigheid met oorlogsschepen, kernonderzeeërs en verkenningsvluchten langs de kustwateren van China. En ook op het economische front drijft de VS de druk op China op: het moedigt landen aan om Aziatische multilaterale handelsakkoorden te sluiten die China buiten de boot houden en Amerikaanse multinationals, financiële instellingen en exporteurs bevoordelen, onder de noemer “Trans-Pacific Partnership.” De VS mikt daarbij vooral op kleinere landen, maar Obama probeert ook Japan en Canada te laten toetreden.

Ook de recente aanwezigheid van Obama op de vergadering van de Asia-Pacific Economic Cooperation (APEC) en zijn bezoek aan Indonesië passen in de Amerikaanse pogingen om zijn regionale hegemonie veilig te stellen. Zo hoopt Washington de teloorgang van zijn economische banden tengevolge van de sterke groei in handel en investeringen tussen Oost-Azië en China te beheersen. Hoewel geen van de Amerikaanse initiatieven op zichzelf een directe bedreiging vormt voor de vrede komt het cumulatieve resultaat, in combinatie met de uitbouw van de militaire macht van de VS in de regio, wel neer op een poging om de opkomst van China als regionale en wereldmacht te verhinderen. De militaire omsingeling, de allianties, de uitsluiting van China in regionale economische samenwerkingsverbanden, de interventie in regionale maritieme geschillen en de stationering van hoogtechnologische gevechtsvliegtuigen, dat zijn allemaal maatregelen om het concurrentievermogen van China te ondermijnen en de Amerikaanse economische ondergeschiktheid te compenseren via gesloten politieke en economische netwerken.

Door zijn dominantie in de Zuid-Chinese Zee en aangrenzende wateren te verzekeren probeert de regering-Obama kennelijk het 21e eeuwse energie-equivalent te verwerven van de 20e eeuwse nucleaire afdreiging. Zet ons niet voor het blok, zo impliceert de strategie, of we wurgen uw economie door de afsluiting van uw energietoevoerlijnen. [5] De Amerikaanse militaristische koers in het Verre Oosten en het openlijk aanduiden van China als de vijand is gevaarlijk provocatief. De Chinese leiders zullen zich niet zwak en besluiteloos tonen tegenover de opbouw van Amerikaanse militaire macht in de nabijheid van hun land. Dat betekent dat het Amerikaanse optreden alleen maar kan leiden tot een nieuwe Koude Oorlog, ditmaal in Azië. Een strategie die de nadruk legt op militaire dominantie moet door opkomende wereldmacht China met gelijke munt worden beantwoord. Zo'n strategie is niet verstandig en niet in het belang van de VS op een moment waarop internationale samenwerking van eminent belang is. Amerika doet er veel verstandiger aan om in Azië een open economisch en politiek klimaat uit te bouwen dat uitmunt in Amerikaanse waarden waar Beijing zich alleen maar bij kan aansluiten.

[1] BBC World Service 14/12/2011: “Iraq seeks Investment” (podcast beschikbaar tot 10/1/2012)
[2] David Held en Kristian Coates Ulrichsen: “Wars of Decline: Afghanistan, Iraq and Libya

maandag 12 december 2011

Libya: victory, tragedy, legacy

by Paul Rogers

Supporters of the Libyan leader Muammar Gaddafi attend the funeral of the victims who were killed by the NATO
raid on Friday, in the cemetery of martyrs Al-hncher, Tripoli, Libya, May 14, 2011. (Xinhua/Hamza Turkia)

The western military alliance sees the result of the anti-Gaddafi war as a vindication of its strategy. But the true accounting of Nato’s campaign - including on the ledger of arms companies - tells a different story.

Nato’s eight-month military operation in Libya, mandated by the United Nations, ended on 31 October 2011. The alliance’s secretary-general Anders Fogh Rasmussen, in a “declare victory and leave” mode, pronounced the mission a conspicuous success. Nato would continue to help Libya reform its defence and security sectors, he said, but he expected the UN to lead in the area of international assistance.

The Nato attitude at the war’s conclusion is optimistic, even near-euphoric - a marked contrast to the uncertainties and divisions even of three months earlier. In private, Nato’s leadership may have concerns over parts of the mission. But its official line is that Nato’s Libya operation is a triumph of the sustained use of air-power to achieve a laudable political aim: termination of a brutal regime. The marked contrast to the morass of the alliance’s effort in Afghanistan makes this outcome even more satisfying.

Nato conducted 26,320 sorties, of which 9,658 were strike-sorties, and attacked more than 5,000 targets: a calculation that includes reconnaissance, surveillance, tanker-refuelling and numerous other forms of support. Britain’s defence ministry provides detailed data of its own forces’ actions to the national media; it reports 3,000 sorties, including 2,100 strike-sorties, attacking about 640 targets.

A striking anomaly in both the Nato and the British accounting is the absence of any casualty figures. It is as though in more than 9,000 attacks, no one died.

There are three explanations:

  • The air-strikes were so phenomenally effective that not a single Libyan was killed (pure fiction)
  • The casualties could not be assessed (implausible, given that modern bomb-damage assessment uses multiple and precise surveillance techniques to see if targets are destroyed or if they have to be hit again)
  • The casualties were known, but it was politically inappropriate to release figures (consistent with previous coalition actions, not least in Iraq, where the mantra was “we don't do body counts”).
A bitter legacy

It might be argued that if the number of civilians killed was small, it doesn’t “really” matter. And if Libyan soldiers were being zapped - well, this is war and these things happen; casualty-counting isn't relevant.

Among the many problems with both the policy of war and the attitude towards its victims is the legacy they leave. Every Libyan soldier killed was a person with an extended family and numerous friends, and all those who died in a Nato raid was by definition killed by foreigners. Whatever the undoubted wrongs of the Gaddafi regime, the acute sense of those close to the people who lost their lives is that a foreign intervention was responsible. There seems to be no sense whatsoever within Nato of this aspect or of its long-term implications (see "Every casualty: the human face of war", 15 September 2011).

Moreover, Nato seems to have little awareness of or concern with the security problems the joint Nato/rebel action leaves in its wake. There are already numerous reports of human-rights abuses by rebel elements, including major reprisals against the previously pro-Gaddafi town of Tawargha; as a result, the town of 30,000 people has been abandoned. (see “Libya militia 'terrorises' pro-Gaddafi town of Tawargha”, BBC News, 31 October 2011).

The uncertainties are compounded by the refusal of scores of rebel militias to disarm; in fact, many are taking over districts and, on occasions, competing violently for control (see David D Kirkpatrick, “In Libya, Fighting May Outlast the Revolution”, New York Times, 2 November 2011). There is an evident danger that a security vacuum will develop, as in Afghanistan after the initial campaign that overthrew the Taliban towards the end of 2001. But this situation notwithstanding, Nato's humanitarian mission is finished and the alliance is walking away (see "Libya and a decade's war", 1 April 2011).

A hello to arms

Meanwhile, among the most notable beneficiaries of the Libyan campaign are the arms companies, especially those based in western Europe. The findings of the Campaign Against the Arms Trade and research by Andrew Feinstein illustrate an extraordinary chain of events in this respect.

It started with the Gaddafi regime “coming in from the cold” in recent years and then going on an arms-buying spree. In late 2010, British arms companies were prominent at an arms fair in Tripoli; only a few days before the Nato operations started, French and Italian companies were busily upgrading Libyan air-force and army equipment.

When the war was launched in the third week of March 2011, Nato set to work destroying weapons and equipment across Libya, including stocks recently bought or upgraded. The attacks often used hugely expensive advanced air-to-surface missiles bought from - guess who - European arms companies.

The Royal Air Force alone fired 1,420 precision-guided munitions, including Brimstone and Storm Shadow missiles. The first month of the conflict alone saw sixty Brimstones fired, at a cost of £175,000 ($280,000) each. The Storm Shadow cruise-missile is even more expensive at £790,000 a time. The defence ministry’s early estimate is that up to £140 million may be needed to replace the stocks used in the war.

The new Libyan government, in its effort to rebuild the armed forces, will for its part spend a lot of money to replace the thousands of pieces of equipment destroyed by Nato. Libyan officials clearly acknowledge an intention to favour companies based in countries that contributed to the Nato operation - in many cases, the same companies whose products destroyed the Libyan stocks.

So the circle is completed: Gaddafi buys arms from European companies that then supply Nato with the means to destroy those arms, leaving Nato and Libya alike needing to replace the lost equipment and dealing with the same companies to do so. In this sense Libya is near-perfect confirmation of the old saying: that the cleverest arms-merchants sell to both sides, hope they cancel each other out - and then sell lots more (see "The age of hi-tech war: after Libya", 9 September 2011).

Andrew Feinstein's massive new study of the global arms trade - The Shadow World: Inside the Global Arms Trade (Hamish Hamilton, 2011) - charts much of Libya's arms-buying before the war of 2011. More will emerge in coming months about the post-war bonanza for the arms companies, but there will be very little information about the people killed by their weapons.

Libya could eventually make a peaceful transition to a stable, peaceful and forgiving state. If so, that will rightly be welcomed. But the dark legacies of this short war might yet handicap that process, if not haunt it to its own grave.

Paul Rogers is professor in the department of peace studies at Bradford University. His books include Why We’re Losing the War on Terror (Polity, 2007), and Losing Control: Global Security in the 21st Century (Pluto Press, 3rd edition, 2010).

This article first appeared on openDemocracy November 3, 2011