maandag 2 januari 2012

Het verval van het Amerikaanse imperium

            

Het Arabische televisienetwerk Al Jazeera [1] zendt maandelijks een aflevering uit van het programma “About Empire”, waarin Marwan Bishara [2] de mogendheden die het in de wereld voor het zeggen hebben ter discussie stelt. Daarbij wordt gekeken hoe staten, multinationals, militaire of economische machten optreden om het gebeuren in de wereld te domineren, van internationale veiligheid en financiële aangelegenheden tot de massamedia en het nieuws zelf. Reportages op locatie worden gecombineerd met indringend studiodebat met gerenommeerde analisten en commentatoren over de belangrijkste actuele geopolitieke aangelegenheden. In de bovenstaande videoclip van de aflevering van 29 december 2011 [3] praat Bishara in de studio met Tomdispatch-redacteur Tom Engelhardt, Foreign Policy-hoofdredacteur Susan Glasser, Harvard-professor Stephen M. Walt en feministisch schrijfster en professor Cynthia Enloe over het verval van de Verenigde Staten als wereldmacht. In de videoclip zijn ook korte vraaggesprekken met andere deskundigen opgenomen.

Wat bij het bekijken van het programma zal opvallen is onder andere het gemak waarmee deze deskundigen de politieke spin voor zoete koek aannemen. Zo bagatelliseren Andrew Bacevich en Susan Glasser op ergerlijke wijze de Amerikaanse defensiebegroting. Wie zich in de materie verdiept weet dat de middelen voor “nationale veiligheid” in Amerika voor een groot deel “veilig” weggestopt zijn in andere begrotingsposten, en in werkelijkheid zo'n twee maal zo groot zijn als Glasser de kijker wil doen geloven. Voorts is het pessimisme over de nabije toekomst opvallend, net als het feit dat niemand het failliet van de Amerikaanse democratie [4] aan de orde stelt. Amerika is een land geworden waar ondernemers en mediabonzen de uitslag van de verkiezingen bepalen. Alles is gepolitiseerd, tot het Hooggerechtshof toe.

En het is al even teleurstellend dat het principe van de internationale rechtsstaat niet aan de orde komt: Guantánamo Bay, de Amerikaanse black holes in tal van landen, het folteren van gevangenen in strijd met het internationaal recht, de toenemende inzet van drones waarmee zonder enige vorm van proces tegenstanders (en onschuldige omstanders) uit de weg worden geruimd, het Internationaal Strafhof dat voor iedereen geldt behalve voor Amerikanen. Geen woord over de Verenigde Naties, het forum waar internationaal overleg moet plaatsvinden, of over de Veiligheidsraad, waar de macht nog altijd in handen is van de post-koloniale mogendheden. Waar Amerika na de Tweede Wereldoorlog duidelijk leiding gaf aan het wereldgebeuren (denk aan de Marshallhulp) lijken de gesprekspartners zich neer te leggen bij een wereld zonder duidelijk leiderschap, een onzekere wereld in volle transitie.

Gegeven het belang van dit onderwerp [5] volgt hieronder een samenvatting.

De Amerikaanse militaire macht

In het begin van de uitzending wordt de gigantische macht van de Amerikaanse marine getoond: een dozijn vlootcombinaties, elk bestaande uit een vliegdekschip, kruisers, torpedojagers, honderden gevechtsvliegtuigen en een groot aantal lange- en korte- afstandsraketten en andere geleide wapens. Elk van de vlootcombinaties is zo omvangrijk dat daar ongeveer 10.000 man militair personeel mee gemoeid is. Geen enkel ander land ter wereld beschikt over een dergelijke gigantische marine. Op de vraag waar dat allemaal voor nodig is antwoordt de voormalige Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken Nicholas Burns nogal schaapachtig: “We leven in een complexe wereld met vele bedreigingen van onze nationale veiligheid. Die kan je niet beantwoorden door thuis te blijven, je moet ze opzoeken om het land te verdedigen.”

Professor Andrew Bacevich stelt zich vragen bij het enorme en aanhoudende Amerikaanse militaire optreden van de afgelopen 20 jaar overal ter wereld. Bacevich is voorstander van een adequaat defensieapparaat, maar vindt een budget van $553 [6] miljard sterk overdreven. Congresleden, de legertop en grote contractors profiteren in teamverband van zo hoog mogelijke defensiebestedingen, aldus Bacevich. De oneindige cyclus voedt zichzelf: geld voor oorlogvoeren, dat geld schept werk en werk versterkt de economie. Is geopolitieke instabiliteit het excuus of de rechtvaardiging, zo luidt de vraag. Volgens Bacevich verlangt de VS eerbied van andere landen. Die moeten aansluiten bij de Amerikaanse politiek. Amerika zal wel bepalen wat er in de wereld gebeurt. Een imperialistische houding, zo meent Bacevich.

Steven Walt wijst op het valse argument dat het defensiebudget onaangetast moet blijven om de Amerikaanse economie op gang te houden. De meeste economen zeggen dat Pentagon-bestedingen niet de beste manier zijn om de Amerikaanse economie te stimuleren. Investeringen elders in de economie leveren heel wat meer op. Infrastructuurwerken, wegen, bruggen of zelfs digitale netwerken, dat zijn zaken die de productiviteit van de Amerikaanse economie versterken. De overdadige defensie-uitgaven zijn juist een blok aan het Amerikaanse been. Om het federale budget op orde te krijgen moeten we belastingen verhogen, snijden in subsidies en uitkeringen, en in defensie-uitgaven, dat weet iedereen. Dat kwam er maar niet van, om politieke redenen, niet omdat snijden in defensie de Amerikaanse economie echt zou schaden.

Susan Glasser vindt de Amerikaanse defensie-uitgaven, amper 4% van het BNP, [6] niet echt excessief. Haar redenering is dat Amerika zich dat best kan veroorloven en dat verklaart voor een stuk waarom het defensiebudget maar blijft stijgen. De VS is buitengewoon rijk en succesvol en kan de verbazingwekkende groei van het militair apparaat en militair-industrieel complex gemakkelijk financieren. De meeste mensen zijn niet op de hoogte van de militarisering van de Amerikaanse bemoeienis met de wereld, van het feit dat de VS zowat 50% van alle militaire uitgaven ter wereld voor zijn rekening neemt. Maar wij zijn niet het Romeinse Rijk dat gebieden verovert, aldus Glasser, die geen repliek heeft op de opmerking van Marwan Bishara dat de VS met zijn 1000 militaire bases overal ter wereld de macht van het Romeinse Rijk ver achter zich laat.

Stephen Walt ziet het toch wat anders. Landen als Zuid-Korea en Japan zijn blij met de Amerikaanse bescherming. De keuze is niet volledig Amerikaans isolationisme of Amerikaanse wereldhegemonie. De VS trekt zich niet uit heel de wereld terug en verschanst zich evenmin in “vestiging Amerika.” De vraag voor Walt is in welke landen de VS zijn macht moet inzetten, en hoe het dat op constructieve wijze doet. “De afgelopen periode hebben we onze macht op allerlei dwaze manieren gebruikt. Dat was slecht voor de VS en bepaald ook niet goed voor de gebieden waar we zijn opgetreden. Maar ik ben wel akkoord om onze macht te gebruiken uit mercantiele overwegingen,” aldus Walt. Engelhardt concretiseert: “het optreden van de regering Bush in de internationale arena was toch duidelijk gericht op aanvoer van energie, doorbreking van de macht van OPEC. Een soort Zuid-Koreaans model moet volstaan: pakwek 30.000 troepen in het hart van de rijkste olievelden ter wereld. Maar soms verwerf je geen oliecontracten onder druk van de wapens.”

Cynthia Enloe stelt de houding van de bevolking rond Amerikaanse bases aan de orde. Een basis ontwricht het maatschappelijk weefsel in de regio in hoge mate. In de Filippijnen heeft dat er bijvoorbeeld toe geleid dat de overeenkomst met de VS werd beëindigd. Volgens Bishara was dat precies de reden voor de sluiting van de Amerikaanse bases in Saudi Arabië na de eerste Golfoorlog. Dat ongelovigen zich op heilig Islamitisch terrein bevonden was volgens Walt duidelijk een van de redenen waarom Al Qaida de VS op de korrel nam. Dat betekent niet dat de VS zich dan ook maar moet terugtrekken, maar de aanwezigheid van grote aantallen grondtroepen in verschillende delen van de wereld kan repercussies op de VS hebben. We moeten dus oppassen waar we troepen stationeren en de Amerikaanse militaire aanwezigheid zoveel mogelijk beperken. Ik ben absoluut voorstander van de stationering van Amerikaanse troepen overal ter wereld, maar dat moet wel op intelligente wijze gebeuren, aldus Walt, die impliceert dat hij voor een Amerikaanse imperium is, zij het minder omvangrijk.

Cynthia Enloe wijst erop dat de Amerikaanse bases door onderhandeling tot stand kwamen, zij het niet tussen gelijken. De Zuid-Koreanen mogen dan bang zijn voor Noord-Korea, ze zijn ook ontzet over de onrechtvaardige bases-overeenkomsten, die eufemistisch SOFAs worden genoemd, Status Of Forces Agreements. Die overeenkomsten zijn meestal ook nog eens geheim, de mensen kennen de kleine lettertjes niet. De boodschap van elke basis-overeenkomst is: uw burgers doen niet ter zake, hun burgerrechten tellen niet mee. Deze SOFAs breken elk gevoel van burgercultuur af. Soms worden die SOFAs met harde hand afgedwongen. En in Irak liep dat faliekant af: de VS kreeg zijn zin niet. Sommige van de sterk eenzijdige overeenkomsten werden afgesloten met militaire dictaturen. Nu landen schoorvoetend het democratisch model omarmen en dus rekenschap moeten geven aan de bevolking begint het machtsevenwicht in de onderhandelingen te verschuiven. Dat zien we vandaag in Irak, aldus Walt: de VS mocht blijven, maar dan op Iraakse voorwaarden.

Het gekke van de situatie die wij hier zo rationeel bespreken, zo stelt Engelhardt, is het feit dat er sinds het einde van de Koude Oorlog, toen wij tegenover de Sovjet-Unie stonden, een echte, grote vijand, met een gigantisch kernwapenarsenaal, een wereldmacht, er aan onze bewapening niets is veranderd. De Sovjet-Unie bestaat niet meer, en wij zijn verworden tot “nationaal veiligheidsland,” met een Pentagon-budget, een militaire inlichtingenbureaucratie, een beveiligingsapparaat dat ongelooflijk veel groter is geworden in een wereld met hooguit enkele duizenden verspreide terroristen die ons wat willen aandoen. We zijn niet in staat om een paar weinig beduidende oproeren in het Midden-Oosten de kop in te drukken. Is het niet onvoorstelbaar hoe we zijn uitgegroeid tot deze imperialistische kolossus? Geen enkel ander land dan de VS heeft mondiale ambities, zo voegt Marwan Bishara daar aan toe. En dat wordt niet afgedwongen door vrijhandel, kapitalisme, neoliberalisme, om er maar een etiket op te plakken, maar door militaire middelen van de VS en de NAVO.

De Amerikaanse boodschap aan China is duidelijk: wij geven de wereldmacht niet zonder slag of stoot uit handen. Stephen Walt meent dat die opstelling weinig te maken heeft met Amerikaanse economische belangen op de korte of middenlange termijn. Amerika maakt zich zorgen over de toenemende Chinese macht en dat China zal proberen de VS uit zijn invloedssfeer te verdrijven. Het optreden van de Amerikaanse marine is niet gericht op het veroveren van markten in het Verre Oosten. Susan Glasser stelt dat de VS ook opportunistisch bezig is en tracht in het machtsspel tussen China, India en Japan nauwere banden te smeden met landen die zich zorgen maken over de toenemende Chinese macht in de regio.

De Amerikaanse economische macht

President Obama is zich ervan bewust dat landen die vandaag op onderwijs beter presteren dan de VS morgen de concurrentiestrijd met Amerika zullen winnen. Kinderen maken de toekomst van een land. Maar Amerika gaat daar wel erg slordig mee om. Het kent een van de meest inefficiënte onderwijssystemen van de ontwikkelde wereld. Toch kan de VS nog altijd bogen op 17 van de 20 topuniversiteiten ter wereld en 7 van de 10 meest invloedrijke denktanks. 70% van alle Nobelprijswinnaars werken voor Amerikaanse universiteiten. En dat zijn geen ivoren torens. Dankzij de nauwe banden met de industrie vormen Amerikaanse topuniversiteiten een essentieel onderdeel van de economische machine. Facebook komt uit Harvard. Cisco, Hewlett Packard en Google werden geboren in Stanford. Aan de top lijkt het wel goed te zitten, maar de rest van het onderwijssysteem moet het met te geringe financiële middelen doen en levert onvoldoende gekwalificeerde afgestudeerden af.

Amerika is vastbesloten om op het gebied van soft power de bovenhand te houden. Het besteedt twee maal zoveel als Europa aan onderzoek en ontwikkeling, en vier maal zoveel als China. Zoals de val van de Sovjet-Unie heeft geleerd: een wereldmacht wordt eerder bedreigd op economisch dan op militair vlak. De afgelopen 50 jaar heeft de VS zijn aandeel in de wereldeconomie zien krimpen van de helft naar een kwart. De uit de pan vliegende Amerikaanse schuld, afnemende productiviteit, moegestreden middenklasse en vervallen infrastructuur voorspellen dan ook weinig goeds voor een wereldmacht in de 21e eeuw. Maar een BBP van $15 biljoen en de reservemunt van de wereld in huis is de VS nog altijd de motor van de wereldeconomie. Volgens Oxford-economieprofessor Linda Yueh moet de VS eraan wennen dat veel landen niet alleen een relatie met de VS willen, maar ook met China, hoewel de VS tien maal zo rijk is als China en op veel gebieden de nummer één.

De binnenlandse politieke agenda van de VS ziet er niet positief uit. De grote vraag is of de VS zijn huis in orde krijgt. De afgelopen vier jaar is het huishoudelijk inkomen met bijna 10% afgenomen. Eén op de tien volwassenen is werkloos en één op de zes leeft van voedselbonnen. Met de protestbeweging van de afgelopen maanden komt de Amerikaanse droom op losse schroeven te staan. De mensen zien de hypocrisie van de Amerikaanse politiek die zegt democratie in het Midden-Oosten te willen brengen, maar in eigen land de democratie om zeep helpt. Internationaal staat de VS op tal van gebieden nog altijd sterk. Het land mag dan zijn AAA-rating kwijt zijn, Amerikaanse merken domineren nog altijd de wereld. Coca Cola rijft in de wereld jaarlijks $35 miljard binnen, Microsoft $69 miljard en Apple zelfs $100 miljard. De technologiesector zorgt nog altijd voor heel wat innovatieve producten. Maar op wereldschaal verliest de VS terrein. In 2007 waren de top vijf ondernemingen nog in Amerikaanse handen, vandaag zijn dat er nog maar twee, en de wereld zit niet stil.

Het feit dat de dollar nog altijd wordt gezien als veilige haven geeft reden tot optimisme. Martin Wolf, hoofdeconoom bij de Financial Times, meent dat de Amerikaanse dollar vandaag de minst slechte keuze is. Als de Amerikanen hun binnenlandse situatie niet helemaal in het honderd laten lopen denkt Wolf dat de dollar als reservemunt wel zal overleven omdat er gewoon geen alternatief is. Het beeld is tegenstrijdig: sinds de jaren 1950 heeft geen enkel land economisch in de schaduw van Amerika kunnen staan, en toch lijkt het verval van de VS onvermijdelijk, hoeveel tijd daar ook mee gemoeid is. Voor Susan Glasser is eerder sprake van een geleidelijke ontwikkeling waarin in de wereldorde plaats wordt ingeruimd voor democratische landen als Brazilië en Turkije die toch belangrijke Amerikaanse bondgenoten blijven, dan van een implosie zoals die van de Sovjet-Unie. Tom Engelhard voorziet wel een harde landing voor de VS. Hij wijst op de scherpe polarisatie in de binnenlandse politiek, ziet de presidentsverkiezingen daar niets aan veranderen, en vreest dat de impasse tot 2016 blijft duren.

Volgens Stephen Walt is de zorg over het Amerikaanse verval sinds de jaren 1950 en vooral na de opkomst van Japan als economische macht een weerkerend verschijnsel. Maar Japan heeft de VS niet ingehaald. Sinds de Tweede Wereldoorlog is de VS er weliswaar relatief op achteruit gegaan, maar was de afgelopen 30 jaar toch nog altijd goed voor een kwart van de wereldeconomie. China lijkt dan van een ander kaliber, maar ook dat land krijgt te maken met problemen als een verouderende bevolking, een mondiger bevolking, ecologische en infrastructuurproblemen. De problematiek is niet zozeer het verval van de VS, maar het feit dat zowat de hele wereld tegen zware problemen aankijkt. Europa heeft op korte termijn geen enkel vooruitzicht op economische groei en zit met zijn Euro in een diepe crisis. Het Midden-Oosten is in beroering sinds de Arabische Lente en de onrust zal daar nog heel wat jaren aanslepen. China krijgt af te rekenen met zijn eigen problemen en Japan zit al 20 jaar in een economische crisis. Iedereen en alles is in crisis, en het een verlamt het ander. Het feit dat het politieke debat dan ook nog eens verloedert blijft zorgbarend.

Cynthia Anloe hekelt de Amerikaanse mentaliteit om altijd en overal de nummer één te willen zijn en blijven. Nederland was in de 17e eeuw ook de nummer één in de wereld en dat land is door het verlies van die status ook niet gefrustreerd geraakt. In de VS leidt de problematiek tot een bedorven cultuur waarin elk maatschappelijk debat bij voorbaat onmogelijk wordt. Investeringen voor infrastructuur krijg je gewoon niet meer op de politieke agenda. Terwijl die toch essentieel zijn. Maar er moet ook een maatschappelijk debat komen dat tot een heel wat realistischer beeld leidt van de plaats van de VS in de wereld.

Volgens Susan Glasser zijn de gemoederen in de VS zo verhit dat de Republikeinen zich hardop afvragen of Obama en de Democratische partij wel voldoende geloven in de Amerikaanse grootsheid. In 2009 zei Obama nog te geloven in de Amerikaanse uitzonderlijkheid. De Britten geloofden destijds ook in Britse uitzonderlijkheid en de Grieken in Griekse uitzonderlijkheid. Maar dat is voor die landen niet goed afgelopen. Amerikanen geloven dat hun land uitzonderlijk is voorbestemd, dat er iets is dat die onze unieke geschiedenis drijft. Onze geschiedenis is inderdaad ongekend. We zijn heel snel opgeklommen naar de nummer één positie. We zijn een continent dat langs twee zijden door oceanen wordt afgeschermd. Dankzij onze economische locomotieffunctie konden wij de wereldorde na de Tweede Wereldoorlog vormgeven rondom onze economische instellingen. Daarmee hebben wij ons heel wat middelen verschaft in een snel veranderende wereld.

Voor Stephen Walt moet de vraag hoe je die Amerikaanse grootsheid het beste meet onderdeel zijn van dat noodzakelijke maatschappelijk debat. De gemiddelde Amerikaanse burger zal misschien de grootsheid van Amerika afmeten aan de omvang van het militair apparaat. Welnu, men kan ook op een heel andere manier aankijken tegen de rol van Amerika in de wereld en tegen de invloed van Amerika die voortvloeit uit de manier waarop we onze samenleving inrichten, een samenleving waar anderen in veel opzichten mee zouden willen wedijveren. In vergelijking met andere geïndustrialiseerde landen zijn Amerikanen harde werkers. Ze werken meer uren, meer weekends, nemen minder vakantie. Dat Amerikanen bevoorrecht zijn geldt maar voor een kleine meerderheid. Maar er moet wel een debat komen over de vraag of we die minderheid niet te rijk hebben laten worden en teveel zeggenschap hebben gegeven. Susan Glasser meent dat er sprake is van een wereldwijde crisis van het kapitalisme. Zij vraagt zich af of de VS zijn attractie als magneet voor het type immigranten dat Amerika heeft grootgemaakt, kwijtraakt aan een land als China, dat honderden miljoenen mensen uit de armoede heeft gehaald.

Tom Engelhardt stelt de problematiek van de opwarming van de aarde aan de orde. Zonder ingrepen zou de temperatuur op aarde tegen het eind van deze eeuw wel eens 11° hoger kunnen zijn. Tegen die achtergrond wordt voor Engelhardt de discussie over wie het voor het zeggen heeft in de wereld nogal academisch. Voor Cynthia Enloe moet het maatschappelijk debat in Amerika zich toespitsen op het zoeken naar een eerlijker model waarin Amerika niet altijd haantje de voorste speelt. Maar Stephen Walt ziet dat niet gebeuren. Amerika zal een antwoord moeten geven op de opkomst van andere machten in de wereld. Dat leidt tot een minder omvangrijke rol van de VS op het wereldtoneel. We zijn al uit Irak vertrokken en straks ook uit Afghanistan en we zullen dit soort projecten niet snel meer ondernemen. Onze aanwezigheid in Europa is al verkleind. We verleggen de aandacht naar Azië waar we voorlopig wel zullen blijven, maar binnen 20 jaar zullen we ook daar een veel bescheidener aanwezigheid van de VS zien. Als dat betekent dat we intussen aandacht besteden aan de opbouw van ons eigen land is er al veel gewonnen.

Tom Engelhardt, die het laatste woord krijgt, meent dat de neiging van Amerika om altijd en overal te willen ingrijpen, zo langzamerhand wel onder controle is. Dat vloeit voort uit het wereldbeeld van vandaag. Amerika mag dan wel praten over bases in Afghanistan na 2014 en 25.000 troepen tot 2020, maar het zal snel blijken dat die ideeën op pure fantasie berusten. Dat is voor Amerika gewoon niet meer op te brengen. De realiteit is dat Amerika aanbotst tegen zijn economische grenzen. Voor Cynthia Enloe is dat een heel wat gezondere situatie. Wat drie hoeraatjes bij Tom Engelhardt uitlokt.

[1] Wikipedia: “Al Jazeera
[2] Wikipedia: “Marwan Bishara
[3] Al Jazeera: “The decline of the American empire
[6] “De defensie-uitgaven van de VS bedragen $1,2 biljoen, 8% van het BNP. Daarvan is 60% ingeschreven op de defensiebegroting. Naar buiten toe spreekt men over “slechts” $685 miljard (4,6% van het BNP),” zie Geopolitiek in perspectief: “God bless America"