zaterdag 19 februari 2011
Het domino effect van de opstand in Tunesië
Massademonstraties en veldslagen met leger en politie bleven de afgelopen dagen het Midden Oosten en Noord Afrika overspoelen, ondanks bruut geweld van de door het Westen gesteunde autocratische regimes. Na Bahrein, Libië en Jemen, toneel van hevige straatgevechten met veel slachtoffers, breidden de antiregeringsbetogingen en stakingen zich uit naar andere VS vazalstaten Saudi Arabië, Kuwait en Jordanië. De opstanden die in Tunesië en Egypte begonnen hebben protestacties in de hele regio in beweging gebracht, van Algerije tot Irak. De gebeurtenissen hebben geleid tot grote ongerustheid in Washington en bij de grote Europese mogendheden. Die konden er lang op rekenen dat de dictaturen in de regio wel in staat waren hun bevolking in bedwang te houden en de orde te handhaven in dit strategisch cruciaal, olierijk deel van de wereld. [1]
Bahrein ligt aan de Perzische Golf, tussen Saudi Arabië en Iran. Het herbergt COMUSNAVCENT [2], het hoofdkwartier van de Amerikaanse Zeestrijdkrachten, is thuisbasis van rond 1500 Amerikaans en geallieerd militair personeel en thuishaven van COMFIFTHFLT, de Amerikaanse Vijfde Vloot [3]. Het land is voor Washington van levensbelang. Zo’n 40 procent van alle ruwe olie ter wereld passeert de Golf. De VS heeft de koninklijke elite die over het land heerst steeds door dik en dun ondersteund. De verklaringen van president Obama en buitenlandminister Clinton zijn dan ook hypocriet. “De VS veroordeelt het geweld van regeringen op vreedzame betogers”, aldus de president. Maar vorig jaar december was Clinton nog vol lof over Bahrein als “voorbeeldige partner” in de regio. Ondervraagd over de arrestatie van prominente oppositieleden en over berichten over marteling was het antwoord: “Ik zie een halfvol glas”, gevolgd door de opmerking hoezeer de minister “onder de indruk [was] van de vastberaden manier waarop de regering de weg van de democratie volgt.”
Op CNN.com beschreef Alan Silverleib [4] Bahrein als "een kleine groep eilanden waar de hete politieke retoriek botst met de koude militaire realiteit. Voor wat Washington betreft sterft in dit kleine koninkrijk in de Perzische Golf het streven naar democratie in het Midden-Oosten een stille dood. Het verlies aan Amerikaanse militaire macht tengevolge van een val van het regime van koning Hamad bin Isa Al Khalifa is niet te overzien". Berichten dat veiligheidstroepen Britse wapens gebruikten tegen demonstranten onderstrepen nog eens de verantwoordelijkheid van de VS en zijn bondgenoten voor de repressie in Bahrein. De Britse regering kwam zwaar onder vuur [5] voor de goedkeuring van wapenleveringen aan de Arabische landen die de afgelopen weken gewelddadig optraden tegen demonstranten voor democratie, waarbij talloze mensen omkwamen en nog eens duizenden gewond raakten.
Over de gevolgen voor buurland Saudi Arabië maakt de VS zich grote zorgen. Het koninkrijk was de afgelopen drie decennia na Israël en Egypte de grootste ontvanger van Amerikaanse militaire steun. Volgens Chas Freeman [6], voormalig VS ambassadeur in Saudi Arabië, zullen de Saudi’s buitensporig geweld in Bahrein niet tolereren, het buurland ligt immers op een boogscheut van de belangrijkste Saudische olievelden. De mogelijke val van hun locale gekroonde hoofden wordt door de grote oliemaatschappijen met argusogen gevolgd. Die maken zich grote zorgen [7] over een mogelijk overslaan van de problemen naar Saudi Arabië, het enige olieland met voldoende reservecapaciteit om een ontwrichting van de toevoer van ruwe olie in de wereld op te vangen. Maar ook de problemen in Libië baren hen zorgen. Daar spelen zich ware veldslagen af, waarbij de demonstranten de val van het 41 jaar oude regime van kolonel Muammar Gaddafi eisten, die de afgelopen jaren ook een nauwe bondgenoot van het Westen en de machtige oliemaatschappijen is geworden. Jemen, ook al een belangrijke bondgenoot van de VS, was het zoveelste land waar het regime overging tot dodelijk geweld tegen groeiend protest.
Het protest is uitgewaaierd naar Saudi Arabië en Kuwait, en opnieuw opgelaaid in Jordanië, ook een belangrijke bondgenoot van de VS. In Saudi Arabië gingen bouwvakkers in staking in de Koning Abdullah financiële wijk en bij de Koning Saud universiteit in de hoofdstad Riyadh. In Kuwait demonstreerden ruim 1000 staatloze Arabieren voor burgerrechten, waarbij tientallen gewonden vielen. De regering van Kuwait is onder geen beding bereid de ongeveer 100.000 Arabische statenlozen te regulariseren. In Amman, de hoofdstad van Jordanië, vielen gewapende bendes anti-regeringsdemonstranten aan die al weken lang economische en politieke hervormingen eisen. Koning Abdullah verving vorige maand zijn volledige regering, maar de benoeming tot premier van Marouf Bakhit, één van de handlangers van de koning, viel niet in goede aarde. Bakhit werd in 2007 als premier tot aftreden gedwongen wegens verkiezingsfraude. De situatie in Jordanië is een goed voorbeeld van de hardnekkige sociale crisis die het protest in de Arabische wereld stuurt.
De protesten waaierden ook uit naar verschillende steden in Irak [8][9]. De demonstranten eisten werk en sociale zekerheid en protesteerden tegen de corrupte lokale overheden die worden gesteund door het regime dat door de VS aan de macht werd gebracht. In twee dagen werden vijf demonstranten neergeschoten, even veel als in het repressieve koninkrijk Bahrein. Naar verluidt zijn voorbereidingen aan de gang voor een demonstratie op 25 februari in de hoofdstad Bagdad onder het motto "revolutie van de Iraakse Woede", wat duidt op groeiend verzet tegen de afgrijselijke omstandigheden die maar blijven voortduren: gebrekkige voorziening van electriciteit en drinkwater, massale werkloosheid en sterk stijgende voedselprijzen, plus het dictatoriaal optreden van de door Washington in het zadel gebrachte heersers.
Wat begon als de strijd die de presidenten Ben Ali van Tunesië en Moebarak van Egypte ten val bracht deint uit tot de hele Arabische wereld. Door de Arabische wereld gaat een tweede golf van opstand tegen het kolonialisme [10]. De eerste leidde tot de Grote Arabische Opstand, met Britse en Franse steun, tegen het Ottomaanse Turkije tijdens de Eerste Wereldoorlog en vervolgens tot de Arabische opstand tegen Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Tijdens het kolonialisme was het gezag van de koloniale mogendheden politiek zichtbaar. De tweede golf van Arabisch verzet gaat tegen de "onzichtbare heerschappij" van de neokoloniale machten, waaronder de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk, een fenomeen dat deel uitmaakt van een bredere strijd tegen neokolonialisme. De golf raakt ook de bezette Palestijnse gebieden en zelfs Afrikaanse landen als Mauritanië en Soedan. Tel daarbij de spanningen in Libanon en de balkanisering van Soedan, en het verontrustende beeld is compleet.
Onderhuids is er in de Arabische wereld veel meer aan de hand dan wij thans te zien krijgen. De bevolking heeft moeten toezien hoe hulpbronnen en rijkdom van hun landen werden verkwanseld aan buitenlandse ondernemingen en verspild door hun corrupte leiders. De onderdanen hebben lijdzaam moeten toezien hoe hun leiders de invasie en bezetting van Irak in 2003 steunden, hoe Israël de Palestijnen heeft onderdrukt met steun van hun regeringen, hoe Libanon in 2006 werd aangevallen met de stilzwijgende zegen van hun regimes, hoe het Israëlische leger in 2008 in Gaza huishield, en hoe het Egyptische regime Israël heeft geholpen om Gaza uit te hongeren. De Arabieren zijn niet ontwaakt, ze hebben in woede en frustratie moeten toekijken. Maar vandaag zijn de Arabische massa’s zich aan het mobiliseren. Net als het immuunsysteem van de mens zijn zij begonnen met de bestrijding van de ziekten die de Arabische wereld hebben geïnfecteerd. De Arabieren zijn in actie.
Tenslotte kan men zich afvragen hoe men moet aankijken tegen de recente onlusten in Iran. Kunnen we die vergelijken met de opstand in Egypte? Kijken de Iraniërs op dezelfde manier aan tegen hun leider als de Egyptenaren tegenover Mubarak stonden? En waarom heeft de VS voortdurend de Iraanse oppositie gesteund, terwijl de Amerikaanse leiders zich geruime tijd in stilzwijgen hulden over de roep om democratie in Egypte? Over deze vragen discussieerde Peter Lavelle op 18 februari met Mohammad Marandi, Kaveh Ehsani and David Hartwell in CrossTalk op het Russische satellietkanaal RT. Zie de video hieronder.
[1] Mike Head: “Popular uprisings spread across Middle East despite brutal crackdowns”
[2] Wikipedia: “Bahrain”
[3] Ibid: “Bahrein”
[4] David Walsh: “Lethal crackdown in Bahrain is ‘Made in the US’”
[5] Alistair Dawber: “Britain under fire for selling arms to Bahrain. Government accused of 'providing tools for repression'”
[6] Jim Lobe: “Bahrain unrest tests US diplomacy. As anger boils on the island, the US is caught between 'democracy promotion' and its military interests.”
[7] Platts: “ANALYSIS: Saudi Arabia buffeted by Bahrain riots, Yemen unrest”
[8] Alex Lantier: “Protests spread throughout Iraq”
[9] Juan Cole: “Iraq Roiled by Protests, 2 Killed in Sulaimaniya”
[10] Mahdi Darius Nazemroaya: “Is 1848 Repeating Itself in the Arab World?”
Labels:
Arabieren,
Egypte,
Europa,
Frankrijk,
Groot-Brittannië,
Irak,
Iran,
Israel,
Jordanië,
Libanon,
Palestina,
Saudi Arabië,
VS,
VS-Israel relatie
dinsdag 15 februari 2011
The Egyptian way
Op 14 februari discussieerde Peter Lavelle in het programma CrossTalk op RT met drie gasten over de stappen die we van de nieuwe Egyptische regering kunnen verwachten. RT is een Russisch satellietkanaal dat in het Engels uitzendt. Lavelle, geboren en getogen in Californië, is de belangrijkste politieke commentator van het kanaal. Zijn gasten waren Ramzy Baroud, columnist en uitgever van de Palestine Chronicle, John Guardiano, auteur en analist, en Taufiq Rahim, wetenschappelijk medewerker aan de Dubai School of Government.
In the February 14 edition of Peter Lavelle's CrossTalk on RT, a Russia based, state-owned English language satellite channel, he asks his guests what is next for Egypt's military government on the path to democracy and whether the US should - for the first time - mind its own business and let the Egyptians get on with the process. His guests were Ramzy Baroud, columnist and editor of the Palestine Chonicle, John Guardiano, writer and analyst, en Taufiq Rahim, visiting scholar at the Dubai School of Government. California born Peter Lavelle is the network's key political commentator.
Hieronder treft u de video aan.
De als burgerrevolte vermomde militaire staatsgreep in Egypte
De Egyptische president Hosni Moebarak is afgetreden, een militaire raad neemt de leiding over. De betogers op het Tahrir Plein vierden de val van Moebarak en de triomf van de democratie. De grondwet werd buiten werking gesteld en het parlement naar huis gestuurd. De militaire raad zal een nieuwe grondwet opstellen, deze aan een referendum onderwerpen en het land leiden tot de verkiezing van een nieuw parlement en een nieuwe president. En dat alles binnen zes maanden. Moebarak is dan wel van het toneel verdwenen, maar het militaire regime waarbinnen hij opereerde heeft zijn macht aanzienlijk versterkt. [1] Dat is op zich niet onverenigbaar met democratische hervormingen. Maar het organiseren van verkiezingen, politieke partijen en kandidaten vergt tijd. Oprecht of niet, de militairen zullen dat wel op zich nemen. Maar in zes maanden kan er heel wat veranderen. De volkswoede kan luwen, de beloftes kunnen worden vergeten. Wat er dan gebeurt kan niemand zeggen.
Over wat er de afgelopen weken is gebeurd bestaat een groot verschil tussen perceptie in het Westen, en de werkelijkheid. De macht blijft in handen van het regime, niet bij de massa. Zeker, er was een grote massa samengestroomd in Cairo en er werd in andere steden gedemonstreerd. Maar de massa bleef van beperkte omvang. Bij 4 betogers per m² kunnen op het Tahrir Plein van 10.000 m² [2] niet meer dan 40.000 mensen. Dat is een grote massa, maar gering in vergelijking met de massa’s die op straat kwamen bij de volksopstanden van 1989 in Oost Europa en 1979 in Iran. Daar ging het om massaal volksoproer, met miljoenen mensen op straat. De massa’s in Cairo deinden nooit uit tot een groot deel van de stad. In een echte revolutie zijn de massa’s niet meer in de hand te houden. In Egypte kwam het nooit tot een confrontatie met de militairen. Die gingen akkoord met de belangrijkste eis van de demonstranten: weg met Moebarak. Omdat de militairen in essentie het regime uitmaken kan men in Egypte dus bezwaarlijk van een revolutie spreken.
Hoe telegeniek ook, de massa in Cairo was het decor, niet de hoofdakte van het drama. Die begon al maanden geleden, toen Moebarak [3] zijn hervormingsgezinde 47-jarige zoon Gamal [4], die niet uit het leger voortkomt, als zijn opvolger naar voren schoof. Dat betekende een bedreiging van het regime, dat Moebarak in feite trachtte omver te werpen. De legerleiding probeerde de ambities van Moebarak, die in 1981 na de moord op Anwar Sadat [5] aan de macht kwam, te blokkeren en stuurde aan op zijn aftreden. De verkiezingen van september moesten dan een kandidaat van het leger aan de macht brengen. Het regime bestaat uit een complex kluwen rond militair apparaat en de door het leger gecontroleerde civiele bureaucratie. Hosni Moebarak, die steeds meer zijn eigen agenda volgde, paste niet meer in dat plaatje. Hij werd steeds meer als bedreiging van het regime gezien, en dus tot aftreden gedwongen. Dat was precies waar de demonstranten om vroegen, die eisten niet direct de val van het regime.
Het Egyptisch militair apparaat is een diffuus geheel. Wie binnen het leger uit was op de val van Moebarak blijft onduidelijk. Het waren vermoedelijk vooral in de VS opgeleide jongere officieren die de benoeming van Gamal Moebarak wilden blokkeren. Wel staat vast dat die het niet tot een harde coup wilden laten komen, maar onder druk van de demonstraties toch de doorslag hebben gegeven. In Egypte heeft dus geen revolutie plaatsgevonden. De demonstranten hebben Moebarak niet ten val gebracht, en al zeker het regime niet. Wij zijn getuige geweest van een militaire coup die onder de dekmantel van de protesten in Cairo Moebarak afzetten om het regime in stand te houden. Of de coup leidt tot een revolutie moet worden afgewacht. De demonstranten eisten vrije en eerlijke democratische verkiezingen en een einde aan de repressie. De legerleiding heeft toegezegd die eisen te zullen inwilligen.
Of dat ook daadwerkelijk gebeurt is de vraag. De democratisering van Egypte is geen gemakkelijke opgave. De repressie onder Moebarak heeft het maatschappelijk middenveld te gronde gericht. Het vergt tijd om politieke partijen te vormen en kandidaten te vinden. En dat moet gebeuren in een situatie waarin de legerleiding zich moet bezighouden met een aanhoudende stroom dagelijkse problemen. Of dat alles binnen zes maanden lukt blijft onzeker, nog afgezien van de vraag of het leger wel afscheid wil nemen van zijn machtspositie van meer dan een halve eeuw. Het gevoel dat er iets fundamenteels heeft plaatsgevonden bestaat, net als het idee dat Twitter en Facebook daar voor iets tussenzitten. Maar we moeten ons beseffen dat de echte revoluties van 1989 en 1979 het zonder deze digitale media moesten doen, die van 1979 zelfs zonder PC’s.
De nieuwe regering heeft toegezegd alle internationale overeenkomsten te zullen naleven. Tijdens de feestvreugde op het Tahrir Plein na het vertrek van Moebarak gingen de spreekkoren over twee onderwerpen: democratie en Palestina. Het nieuwe regime mag zich dan hebben geëngageerd om het vredesverdrag met Israel na te leven, de massa’s op het plein leken daar anders over te denken. Of zij daarmee de wensen van de 80 miljoen Egyptenaren vertolkten blijft onduidelijk. Wij mogen dan van alle kanten te horen krijgen dat de Egyptische bevolking democratie eist, feit blijft dat de demonstranten een uiterst kleine minderheid vormen op de totale Egyptische bevolking. Hoe over dit onderwerp daadwerkelijk wordt gestemd blijft de vraag. Wel duidelijk is dat de Egyptische regering in zijn relatie met Israel weinig in te brengen heeft. Het leger werkt met Amerikaans bewapening en is van Amerika afhankelijk voor onderdelen en onderhoud. Het kan niet meer terugvallen op een Sovjet-Unie. Herbewapening en training van een leger als dat van Egypte vergt vele jaren, geen weken of maanden. Egypte trekt op korte termijn niet ten oorlog.
De nuchtere werkelijkheid is dus dat het Egyptische regime er nog altijd zit, met bejaarde generaals aan de macht. Het buitenlands beleid blijft dat van de man die zij tot aftreden dwongen. De generaals stellen democratie in het vooruitzicht, maar of zij het menen blijft onduidelijk. Wat er is gebeurd is niet hetgeen de media ons hebben getoond en de resultaten zijn niet weergaloos. Er is een complex proces in gang gezet. Het blijft onduidelijk of het gebeurde de Egyptische binnen- en buitenlandse politiek wijzigt, noch of dat beleid in de praktijk wel kan worden omgebogen, hoezeer men dat ook nastreeft. Wat begon met een oude militair aan de top eindigt met andere oude militairen, die zelfs een grotere macht hebben. Hoe opgetogen de wereld ook is over de ontwikkelingen in Egypte, het optreden van de massa’s heeft nog maar weinig veranderd. Dat kan nog gebeuren, maar het is nog niet gebeurd. Een 82-jarige autocraat is afgezet en hij wordt niet opgevolgd door zijn zoon. De grondwet is buiten werking gesteld, het parlement ontbonden en een militaire junta aan de macht gekomen. Al het overige is niet meer dan speculatie.
[1] George Friedman: “Egypt: The Distance Between Enthusiasm and Reality”
[2] zie Google maps: “Al Tahir Sq.”
[3] Wikipedia: “Hosni Moebarak”
[4] zie Samuel Tadros: “THE STORY OF THE EGYPTIAN REVOLUTION”
[5] Wikipedia: "Anwar Sadat"
zondag 13 februari 2011
Als fatsoen op de tocht komt te staan...
(artikel van gastauteur Egbert Talens)
Deel 2: recente karakteristieke trekjes rond het Israël-Palestina conflict
De partijen in het Israël-Palestina conflict liggen al 63 jaar met elkaar in de clinch. Al die tijd kon Israël naar wens functioneren, terwijl de Palestijnen in een volstrekt tegengestelde positie verkeren. Het is vooral het Westen dat Israël laat wegkomen met praktisch alle overtredingen op internationaal-rechtelijk gebied. Denk aan het bezet houden van Palestijns grondgebied én de bouw van wederrechtelijk joodse nederzettingen dáár. Israël-adepten redeneren hierbij als volgt: 'Als de Palestijnen VN-AV-resolutie 181-II van november 1947 hadden aanvaard, zoals de Zionistische Organisatie bij monde van David Ben-Gurion deed, dan hadden ze al 63 jaar een eigen Palestijnse staat gehad.' Een simplistische, en/of naïeve gedachte die een sterke mate van wishful thinking vertoont, én die van geen kant klopt. De stap van Ben-Gurion c.s. destijds hield 'aanvaarding' van 181-II in, ofwel een schíjn-aanvaarding. Het bewijs voor deze stelling leveren de politieke zionisten zélf, na de Zesdaagse Oorlog: door de bezette Westelijke Jordaanoever en de Gaza-strook níet aan de Palestijnen te laten.
Dit nu al 43 jaar bestaande bewijs wordt dagelijks met nieuwe elementen gestaafd. Het halfhartige Westen merkt met de regelmaat van de klok wél op dat de Israëlische bezetting en dito bebouwing in strijd zijn met het internationaal recht, maar... laat het daarbij. Zolang het Westen met zo een laffe houding denkt weg te komen, krijgen begrippen als ethiek en democratie een ernstige knauw. Ooit krijgt het Westen de rekening gepresenteerd, zoals dat ook met déze! staat Israël het geval zal zijn. Met 'déze!' wordt gewezen op de mogelijkheid van een ánder Israël, een Israël dat wél open staat voor de Palestijnse legitieme aanspraken, op dezelfde basis als die voor Israël zelf: VN-AV-resolutie 181-II en alle overige relevante VN-resoluties van zowel de Algemene Vergadering als die van de Veiligheidsraad. Daarmee worden dán drie vliegen in één klap geslagen: de ethisch-morele factor verkrijgt momentum, het internationaal recht de ruimte, en de democratische richtlijn toepassing. Tel uit je winst. In plaats van holle retoriek, fatsoenlijke spijkers met koppen...
Hoewel het Israëlisch-Palestijnse conflict regelmatig in de media aan de orde komt, is de kennis van de achtergronden óf gering, óf zeer eenzijdig. Of NRC Handelsblad maatgevend is voor wat kranten in Nederland erover brengen, is moeilijk te meten. In ieder geval brengt dit blad bijna dagelijks wel iets over Israël en/of de Palestijnen, over een Arabisch land, of over zaken die samenhang vertonen met dit niet aflatende conflict. Op zaterdag 2 oktober 2010 kwam NRC-H uit met een kopie van de voorpagina van 40 jaar geleden, donderdag één oktober, 1970. Van de acht afzonderlijke berichten op die 40 jaar oude voorpagina gaan er drie over aan het Midden-Oosten gerelateerde feiten:
Soms gaat NRC-H faliekant in de fout. Op 29 oktober 2010 publiceert het een artikel van Guus Valk over de terugkeer in de Israëlische politiek van de radicale Kach-beweging [1]. In een kader schrijft Valk over de aanslag die Baruch Goldstein [2] op 26 februari 1994 pleegde op biddende moslims in de grot van Machpella te Hebron. Daarop werd de Kach-partij verboden en uit de Knesset gezet. Valk schrijft daarover: 'Dat gebeurde nadat Kach-aanhanger Baruch Goldstein in Hebron 29 Palestijnen doodgeschoten had, waarna hij zelf werd vermoord.' Sic. Ik stuurde een korte ingezonden brief naar de redactie met de opmerking dat Guus Valk de zaken verkeerd had voorgesteld: Goldstein vermoordde 29 moslims, waarop (andere) Palestijnen hem wisten te doden. En ik wees op de curieuze omstandigheid dat bij dit gewelddadige voorval een ón-joodse daad werd begaan door een Jood en een jóódse daad door niet-joden. Per kerende post ontving ik het standaard antwoord van NRC-H dat ik inmiddels wel kan dromen: uw brief wordt niet gepubliceerd, aanbod is (te) groot, de beschikbare ruimte (te) klein. Tot eer van Valk strekt dat hij wel vermeldde dat het graf van Goldstein nog altijd een bedevaartsoord voor aanhangers van de Kach-beweging [is].
Zo royaal Nederlandse dagbladen ingezonden brieven online publiceren, ook als die kritisch t.a.v. Israël zijn, zo bekrompen zijn de meeste als het om ingezonden brieven naar hun reguliere brievenrubriekgaat. Mijn archief puilt uit van niet-gepubliceerde exemplaren, waar een schijntje aan gepubliceerde tegenover staat.
Nog een laatste feitje... Israël-adepten laten zelden na, misprijzend te wijzen op het feit dat de Palestijnen hun helden vereren, terwijl die in hun ogen niets anders dan moordenaars zijn. Je zou, als het om fatsoen gaat, verwachten dat als het Israëlische moordenaars betreft, van verering geen sprake zou zijn, maar een dergelijke verwachting zit er volstrekt naast. Het zou van hypocrisie getuigen als hier beweerd zou worden dat dit vreemd is; zo zitten die zaken nu eenmaal in elkaar, hoe pijnlijk dit ook moge zijn. Men kan er dán maar beter het zwijgen toe doen...
Voor nuchtere waarnemers is het niet zo moeilijk vast te stellen dat het met de reputatie van dít Israël, als moreel-ethische staat, snel bergafwaarts gaat. Toch zijn er nog velen die dít! Israël huizenhoog de hemel in prijzen en van een ongekend succesverhaal durven spreken. Hiervoor hanteer ik de stelling dat het met de mentaliteit van de laatsten maar droevig gesteld is. Overigens is aan Palestijnse kant ook niet alles koek en ei. Ondanks de uiterst asymmetrische verhoudingen, is een evenwichtige benadering in deze imperatief. Van doorslaggevend belang is te wijzen op de volstrekte noodzaak van positieve initiatieven van beide zijden. Daarbij is volgens mij de VN-Twee-Staten-constructie als voorlopige regeling, de sleutel naar een definitieve oplossing. Verantwoordelijk voor het geheel is het Westen - en zeker niet alleen de VS - dat vanaf 1917 t/m 1947 de euvele moed had de Palestijnen op te schepen met een probleem waarvoor het zelf geen oplossing had kunnen aandragen. Dat het nu, naar het schijnt, de politieke zionisten wil laten wegkomen met notabene de volledige buit, is een daad van onfatsoen die zijn weerga niet kent...
[1] Wikipedia: “Kach”
[2] Wikipedia: “Barach Goldstein”
Wie is beter bekend met deze materie dan de Nederlandse publicist Egbert Talens, die in de zestiger jaren als vrijwilliger voor het United Nations Relief and Works Agency (UNRWA) les gaf aan kinderen van Palestijnse vluchtelingen. De geschiedenis van Israël en Palestina liet hem niet meer los, wat zich vertaalde in zijn boek “Een bijzondere relatie: Israël -Palestina nader bekeken 1897-1993”. Zij die dit werk willen aanschaffen (tegen sterk gereduceerde prijs) kunnen zich rechtstreeks tot de auteur wenden per e-mail.
Deel 2: recente karakteristieke trekjes rond het Israël-Palestina conflict
De partijen in het Israël-Palestina conflict liggen al 63 jaar met elkaar in de clinch. Al die tijd kon Israël naar wens functioneren, terwijl de Palestijnen in een volstrekt tegengestelde positie verkeren. Het is vooral het Westen dat Israël laat wegkomen met praktisch alle overtredingen op internationaal-rechtelijk gebied. Denk aan het bezet houden van Palestijns grondgebied én de bouw van wederrechtelijk joodse nederzettingen dáár. Israël-adepten redeneren hierbij als volgt: 'Als de Palestijnen VN-AV-resolutie 181-II van november 1947 hadden aanvaard, zoals de Zionistische Organisatie bij monde van David Ben-Gurion deed, dan hadden ze al 63 jaar een eigen Palestijnse staat gehad.' Een simplistische, en/of naïeve gedachte die een sterke mate van wishful thinking vertoont, én die van geen kant klopt. De stap van Ben-Gurion c.s. destijds hield 'aanvaarding' van 181-II in, ofwel een schíjn-aanvaarding. Het bewijs voor deze stelling leveren de politieke zionisten zélf, na de Zesdaagse Oorlog: door de bezette Westelijke Jordaanoever en de Gaza-strook níet aan de Palestijnen te laten.
Dit nu al 43 jaar bestaande bewijs wordt dagelijks met nieuwe elementen gestaafd. Het halfhartige Westen merkt met de regelmaat van de klok wél op dat de Israëlische bezetting en dito bebouwing in strijd zijn met het internationaal recht, maar... laat het daarbij. Zolang het Westen met zo een laffe houding denkt weg te komen, krijgen begrippen als ethiek en democratie een ernstige knauw. Ooit krijgt het Westen de rekening gepresenteerd, zoals dat ook met déze! staat Israël het geval zal zijn. Met 'déze!' wordt gewezen op de mogelijkheid van een ánder Israël, een Israël dat wél open staat voor de Palestijnse legitieme aanspraken, op dezelfde basis als die voor Israël zelf: VN-AV-resolutie 181-II en alle overige relevante VN-resoluties van zowel de Algemene Vergadering als die van de Veiligheidsraad. Daarmee worden dán drie vliegen in één klap geslagen: de ethisch-morele factor verkrijgt momentum, het internationaal recht de ruimte, en de democratische richtlijn toepassing. Tel uit je winst. In plaats van holle retoriek, fatsoenlijke spijkers met koppen...
Hoewel het Israëlisch-Palestijnse conflict regelmatig in de media aan de orde komt, is de kennis van de achtergronden óf gering, óf zeer eenzijdig. Of NRC Handelsblad maatgevend is voor wat kranten in Nederland erover brengen, is moeilijk te meten. In ieder geval brengt dit blad bijna dagelijks wel iets over Israël en/of de Palestijnen, over een Arabisch land, of over zaken die samenhang vertonen met dit niet aflatende conflict. Op zaterdag 2 oktober 2010 kwam NRC-H uit met een kopie van de voorpagina van 40 jaar geleden, donderdag één oktober, 1970. Van de acht afzonderlijke berichten op die 40 jaar oude voorpagina gaan er drie over aan het Midden-Oosten gerelateerde feiten:
- 'de vrijlating door Europa van zeven Palestijnse commando's, onder wie Leila Chaled',
- 'de begrafenis van wijlen president van Egypte, Gamaal Abd Al-Nasser', en
- 'het uiteen vallen van het (Nederlandse) Palestina-comité'.
Soms gaat NRC-H faliekant in de fout. Op 29 oktober 2010 publiceert het een artikel van Guus Valk over de terugkeer in de Israëlische politiek van de radicale Kach-beweging [1]. In een kader schrijft Valk over de aanslag die Baruch Goldstein [2] op 26 februari 1994 pleegde op biddende moslims in de grot van Machpella te Hebron. Daarop werd de Kach-partij verboden en uit de Knesset gezet. Valk schrijft daarover: 'Dat gebeurde nadat Kach-aanhanger Baruch Goldstein in Hebron 29 Palestijnen doodgeschoten had, waarna hij zelf werd vermoord.' Sic. Ik stuurde een korte ingezonden brief naar de redactie met de opmerking dat Guus Valk de zaken verkeerd had voorgesteld: Goldstein vermoordde 29 moslims, waarop (andere) Palestijnen hem wisten te doden. En ik wees op de curieuze omstandigheid dat bij dit gewelddadige voorval een ón-joodse daad werd begaan door een Jood en een jóódse daad door niet-joden. Per kerende post ontving ik het standaard antwoord van NRC-H dat ik inmiddels wel kan dromen: uw brief wordt niet gepubliceerd, aanbod is (te) groot, de beschikbare ruimte (te) klein. Tot eer van Valk strekt dat hij wel vermeldde dat het graf van Goldstein nog altijd een bedevaartsoord voor aanhangers van de Kach-beweging [is].
Zo royaal Nederlandse dagbladen ingezonden brieven online publiceren, ook als die kritisch t.a.v. Israël zijn, zo bekrompen zijn de meeste als het om ingezonden brieven naar hun reguliere brievenrubriekgaat. Mijn archief puilt uit van niet-gepubliceerde exemplaren, waar een schijntje aan gepubliceerde tegenover staat.
Nog een laatste feitje... Israël-adepten laten zelden na, misprijzend te wijzen op het feit dat de Palestijnen hun helden vereren, terwijl die in hun ogen niets anders dan moordenaars zijn. Je zou, als het om fatsoen gaat, verwachten dat als het Israëlische moordenaars betreft, van verering geen sprake zou zijn, maar een dergelijke verwachting zit er volstrekt naast. Het zou van hypocrisie getuigen als hier beweerd zou worden dat dit vreemd is; zo zitten die zaken nu eenmaal in elkaar, hoe pijnlijk dit ook moge zijn. Men kan er dán maar beter het zwijgen toe doen...
Voor nuchtere waarnemers is het niet zo moeilijk vast te stellen dat het met de reputatie van dít Israël, als moreel-ethische staat, snel bergafwaarts gaat. Toch zijn er nog velen die dít! Israël huizenhoog de hemel in prijzen en van een ongekend succesverhaal durven spreken. Hiervoor hanteer ik de stelling dat het met de mentaliteit van de laatsten maar droevig gesteld is. Overigens is aan Palestijnse kant ook niet alles koek en ei. Ondanks de uiterst asymmetrische verhoudingen, is een evenwichtige benadering in deze imperatief. Van doorslaggevend belang is te wijzen op de volstrekte noodzaak van positieve initiatieven van beide zijden. Daarbij is volgens mij de VN-Twee-Staten-constructie als voorlopige regeling, de sleutel naar een definitieve oplossing. Verantwoordelijk voor het geheel is het Westen - en zeker niet alleen de VS - dat vanaf 1917 t/m 1947 de euvele moed had de Palestijnen op te schepen met een probleem waarvoor het zelf geen oplossing had kunnen aandragen. Dat het nu, naar het schijnt, de politieke zionisten wil laten wegkomen met notabene de volledige buit, is een daad van onfatsoen die zijn weerga niet kent...
[1] Wikipedia: “Kach”
[2] Wikipedia: “Barach Goldstein”
Wie is beter bekend met deze materie dan de Nederlandse publicist Egbert Talens, die in de zestiger jaren als vrijwilliger voor het United Nations Relief and Works Agency (UNRWA) les gaf aan kinderen van Palestijnse vluchtelingen. De geschiedenis van Israël en Palestina liet hem niet meer los, wat zich vertaalde in zijn boek “Een bijzondere relatie: Israël -Palestina nader bekeken 1897-1993”. Zij die dit werk willen aanschaffen (tegen sterk gereduceerde prijs) kunnen zich rechtstreeks tot de auteur wenden per e-mail.
Abonneren op:
Posts (Atom)