maandag 22 maart 2010
Wie heeft van Haïti een "mislukte staat" gemaakt?
In de NRC website rubriek “Opinie en Debat” van 23/1/2010 merkt cultuurhistoricus en econoom Marcia Luyten o.a. op dat Haïti bij de aardbeving honderdduizenden levens verloor omdat zijn elite niets geeft om veiligheid en dat het verschil tussen 200.000 en 67 vermorzelde mensen het verschil is tussen corrupt bestuur en een effectieve overheid. Daarmee gaat de auteur voorbij aan de geschiedenis van Haïti. Zij spreekt wel over dirty business, maar laat de kernconclusies van het boek “Aid and other dirty business” van Giles Bolton onvermeld. Die wijst op de grote historische schuld van het Westen. Dat tekende in Afrika kunstmatige grenzen en liet weinig infrastructuur en goed opgeleide bestuurders achter. Daardoor kwamen de nieuwe staten niet van de grond.
Met dirty business duidt Bolton op het feit dat ontwikkelingshulp nooit serieus is aangepakt en dat het handelsbeleid van het Westen de ontwikkeling van een eigen economie doorkruist. Het Westen geeft 4 x meer uit aan landbouwsubsidies dan aan ontwikkelingshulp. Meer dan 300 miljoen Afrikanen leven van amper $1, Europese koeien worden met €2,50 per dag ondersteund. Westerse gezinnen betalen voor deze subsidies €1200 per jaar. Volgens Bolton levert 1% meer Afrikaanse export 3 x meer op dan alle ontwikkelingshulp bij elkaar. Maar de derde wereld heeft op het wereldtoneel niets te vertellen. In de Wereldhandelsorganisatie heeft Frankrijk 165 vertegenwoordigers, Malawi één. Met lobbyen krijgen de 25.000 Amerikaanse katoenboeren meer gedaan dan de 10 miljoen West-Afrikanen die ook van katoenteelt moeten leven.
Ook Stephen Johnson, voormalig medewerker van het Amerikaanse ministerie van Defensie, houdt zich in een opiniestuk op de NRC site van 19/1/2010 met deze materie bezig. Johnson stelt dat Haïti zelf verantwoordelijk is voor zijn positie als “mislukte staat”. Haïti moet dringend worden “verlost” van zijn status als “blijvend ontvanger van internationale hulp”, er zou een “mentaliteitsombuiging” moeten komen, aldus Johnson. Net als Luyten gaat Johnson voorbij aan de geschiedenis van Haïti. Die wordt heel goed verwoord in het uiterst behartenswaardige artikel “Haiti: a long descent to hell” van Jon Henley in The Guardian van 14/1/2010. Daarin schrijft de auteur de huidige deplorabele situatie van het land toe aan zijn historie. Gedurende zo’n 200 jaar hebben rijke landen en hun banken het land leeggezogen. De eigen despotische en corrupte leiders maakten dat mogelijk. En vulden tegelijk royaal hun zakken.
Tegen deze achtergrond is het wel heel gemakkelijk voor Johnson om te spreken over “een geschiedenis van wanbestuur en verspilde kansen”. Het Westen, met de VS en Frankrijk voorop, moet de hand in eigen boezem steken. En dringend werk maken van duurzame en onbaatzuchtige hulp. Op langere termijn: het land kansen geven zichzelf te ontwikkelen door eerlijke handelsakkoorden. Zonder de hinderlijke eisen van Wereldbank en IMF die uiteindelijk in het voordeel van het rijke Westen zijn.
Met dirty business duidt Bolton op het feit dat ontwikkelingshulp nooit serieus is aangepakt en dat het handelsbeleid van het Westen de ontwikkeling van een eigen economie doorkruist. Het Westen geeft 4 x meer uit aan landbouwsubsidies dan aan ontwikkelingshulp. Meer dan 300 miljoen Afrikanen leven van amper $1, Europese koeien worden met €2,50 per dag ondersteund. Westerse gezinnen betalen voor deze subsidies €1200 per jaar. Volgens Bolton levert 1% meer Afrikaanse export 3 x meer op dan alle ontwikkelingshulp bij elkaar. Maar de derde wereld heeft op het wereldtoneel niets te vertellen. In de Wereldhandelsorganisatie heeft Frankrijk 165 vertegenwoordigers, Malawi één. Met lobbyen krijgen de 25.000 Amerikaanse katoenboeren meer gedaan dan de 10 miljoen West-Afrikanen die ook van katoenteelt moeten leven.
Ook Stephen Johnson, voormalig medewerker van het Amerikaanse ministerie van Defensie, houdt zich in een opiniestuk op de NRC site van 19/1/2010 met deze materie bezig. Johnson stelt dat Haïti zelf verantwoordelijk is voor zijn positie als “mislukte staat”. Haïti moet dringend worden “verlost” van zijn status als “blijvend ontvanger van internationale hulp”, er zou een “mentaliteitsombuiging” moeten komen, aldus Johnson. Net als Luyten gaat Johnson voorbij aan de geschiedenis van Haïti. Die wordt heel goed verwoord in het uiterst behartenswaardige artikel “Haiti: a long descent to hell” van Jon Henley in The Guardian van 14/1/2010. Daarin schrijft de auteur de huidige deplorabele situatie van het land toe aan zijn historie. Gedurende zo’n 200 jaar hebben rijke landen en hun banken het land leeggezogen. De eigen despotische en corrupte leiders maakten dat mogelijk. En vulden tegelijk royaal hun zakken.
Tegen deze achtergrond is het wel heel gemakkelijk voor Johnson om te spreken over “een geschiedenis van wanbestuur en verspilde kansen”. Het Westen, met de VS en Frankrijk voorop, moet de hand in eigen boezem steken. En dringend werk maken van duurzame en onbaatzuchtige hulp. Op langere termijn: het land kansen geven zichzelf te ontwikkelen door eerlijke handelsakkoorden. Zonder de hinderlijke eisen van Wereldbank en IMF die uiteindelijk in het voordeel van het rijke Westen zijn.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
De keerzijde van ontwikkelingshulp: koloniale ambities, afhanklijkheid en corruptie.
Stimuleer eerlijke en onbaatzuchtige handel.
Goede bijdrage van Paul Lookman
Een reactie posten