“De vraag waarom de Holocaust wordt gebruikt in het politieke
debat moet worden opgehelderd.” Dat zei één van Israëls prominentste historici,
Hanna Yablonka, in 2005. [1] De Holocaust is al heel lang een essentieel
element in de Israëlische nationale identiteit. Het beeld dat in Israel wordt
gekoesterd is dat van een Joods volk dat slachtoffer is van een nooit en
nergens geëvenaard onheil, aangericht door Duitse moordzucht, met medewerking van,
of tenminste onverschilligheid onder, de Europese bevolking. In dat beeld staat
het Joodse volk steeds in zijn recht, wat het ook uitspookt. Israel is onder
alle omstandigheden de aanklager. De anderen moeten zich schamen, aldus de
historica. Hoewel andere historici tevoren al wel een tipje van de sluier
hadden opgelicht krijgt Yablonka maar weinig navolging. Eén van die historici
is Shabtai Teveth, die in 1987 een indrukwekkende
biografie [2] publiceerde van de belangrijkste
stichter en eerste premier van Israel, David Ben-Gurion.
In
een opmerkelijk, in het Engels geschreven, artikel analyseert en
becommentarieert de Nederlandse auteur Egbert Talens deze biografie. Het
artikel met als titel “The Holocaust: Ben-Gurion’s beneficial disaster?” [3]
wordt gelijktijdig met deze inleiding als page“Ben-Gurion & the Holocaust” op Geopolitiek in perspectief gepubliceerd.
Talens is op Geopolitiek geen onbekende. Hij publiceerde als gastauteur hier al
verschillende artikelen over het Israel-Palestina conflict. Als Nederlandse vrijwilliger voor het United Nations Relief and Works Agency
(UNRWA) gaf Talens enkele jaren les aan
kinderen van Palestijnse vluchtelingen in Syrië en Jordanië. De geschiedenis
gedurende de laatste anderhalve eeuw van Israël en Palestina liet hem
vervolgens niet meer los. Vanuit die bevlogenheid ontstond Talens’ boek “Een
bijzondere relatie. Het conflict Israël-Palestina nader bekeken 1897-1993”. [4]
“Ben-Gurion coolly reckoned human suffering in his calculus of political
thought”, [5] aldus vat Publishers Weekly veelzeggend de essentie van het werk van Teveth
samen, en Talens neemt deze formulering in zijn artikel over. Hij haalt een passage aan waar Teveth stelt dat Ben-Gurion zich bewust moet
zijn geweest van de ramp die de geschiedenis voor de Joden in Duitsland en
Polen in petto had, hoewel hij natuurlijk niet kon bevroeden dat die déze
gruwelijke omvang van de Holocaust zou aannemen. Waar Teveth vervolgens stelt:
“Had [Ben-Gurion] zich eerder gerealiseerd dat er een industriële,
systematische genocide aan de gang was, dan had hij wel begrepen dat tijd van
groot belang was en had hij misschien anders gereageerd,” stelt Talens
verontwaardigd dat Ben-Gurion anders had moeten
reageren, menselijker, maar dat politiek-zionistische overwegingen bij hem de
overhand hadden.
De politieke zionisten wisten terdege wat er in
Duitsland aan de hand was, aldus Talens. Ze waren in Duitsland en werkten samen
met de Nazi’s, met name in kampen waar Joden werden getraind voor taken in de
landbouw en mogelijk zelfs voor militaire doeleinden in Palestina. Talens verwijst naar het citaat van Teveth op
pag. 853 met aldaar een notitie van Ben-Gurion van oktober 1941: “In my opinion, we
must make it perfectly clear that we want no
less than all of western Palestine. ... the establishment of a Jewish state
in Palestine is both imperative and possible.” [6]
Voor Teveth staat het vast dat Ben-Gurion in oktober
1941 de ramp - die zou uitgroeien tot de Holocaust - zag als een drijvende
kracht die de doeleinden van het zionisme kon helpen realiseren. Uiteraard
hoopte hij niet op een ramp, maar omdat hij die niet kon voorkomen gebruikte
hij die om het Joodse probleem te helpen oplossen, aldus Teveth. Op grond van
uitspraken van Ben-Gurion in de Zionist Executive op 15 oktober 1942 concludeert Teveth dat Ben-Gurion niet
op de hoogte was van het bestaan van de dodenkampen. Maar Ben-Gurion meende wel: “Disaster
is strength if channelled to a productive course; the whole trick of Zionism is
that it knows how to channel our disaster not into despondency or degradation,
as is the case in the Diaspora, but into a source of creativity and
exploitation.” [7]
Het bange voorgevoel van Ben-Gurion waar
Teveth over spreekt is voor Talens eerder een slinkse houding ten opzichte van
de Holocaust. Voor Talens lijkt Teveth twijfels te koesteren over Ben-Gurion’s
werkelijke beweegredenen. Waarom immers spreekt Teveth in dit hoofdstuk van “a deeper becoming
mystery...?. [8]. Talens “zou niet verbaasd zijn”
mocht het in de toekomst duidelijk worden dat Ben-Gurion een hand heeft gehad
in de Holocaust om daarvan te kunnen profiteren bij het realiseren van het
grote doel van de politieke zionisten: de Joodse staat. Zo zet Talens ook vele
vraagtekens rond latere acties van de Mossad, CIA en andere geheime diensten,
acties die Israel ten goede moesten en moeten komen. Deze samenzweringen werden
en worden uiteraard voor het publiek zorgvuldig verborgen gehouden. Maar, aldus
Talens, steeds meer overheidsarchieven worden gedeclassificeerd en het lijkt dus slechts een kwestie van tijd
voor nieuwe werkelijkheden aan het licht komen.
Talens verwijst naar passages op pag. 854
waaruit blijkt dat het voor Ben-Gurion eind 1942 al vast stond dat zijn
voorspellingen boven elke verwachting zouden uitkomen. Vervolgens deed
Ben-Gurion er drie jaar het zwijgen toe. Pas in de eindfase van de Holocaust,
in de hoop dat een restant van het Europese Jodendom zou overleven, kwam hij
terug op zijn “tegenslag is kracht” formule. Wel zei hij in december 1943 dat
de tragedie wereldwijd sympathie voor de Joden zou opwekken. Vervolgens haalt
Talens de uitspraak van Ben-Gurion aan dat het politiek-zionistisch project
maximaal en zo snel mogelijk de Joodse bezittingen moest redden en dat op de
ramp die de Joden in Duitsland moesten ondergaan een zionistisch antwoord moest
volgen: “we moeten de ramp ombuigen tot een bron voor de opbouw van Palestina
en zowel de levens als de bezittingen van het Duitse Jodendom redden omwille
van Palestina. Deze redding krijgt voorrang boven al het andere.”
Talens
vraagt zich rond deze laatste uitspraak af of voor Ben-Gurion materiële zaken
belangrijker waren dan mensenlevens. Volgens Talens waren er immers Joodse
groepen in Duitsland die een deal met
de Nazi’s wilden sluiten. Het Ha'avara Agreement (das Ha'avara Abkommen) is daar een voorbeeld van. Ook de uitspraak
van Ben-Gurion [p. 856] in het partijbestuur van de Mapai roept voor Talens
vragen op: “Als ik wist dat alle Joodse kinderen in Duitsland konden worden
gered door deze naar Engeland over te brengen en slechts de helft door hun
overplaatsing naar Palestina, dan had ik voor het laatste gekozen. Wij moeten
ons immers niet enkel bekommeren om de persoonlijke belangen van deze kinderen,
maar ook om de historische belangen van het Joodse volk.”
Talens
besluit zijn betoog met de opmerking dat zijn analyse uiteraard niet compleet
is. Maar, zo stelt de auteur, mijn analyse laat wel ruimte voor gerede scepsis met betrekking tot de vraag of David
Ben-Gurion voor, tijdens en na de afschuwelijke Nazi-Duitsland-periode, oprecht
en naar vermogen is opgekomen voor de persoonlijke belangen van elke
individuele Jood. Dat die scepsis gerechtvaardigd is kan men afleiden uit een
brief van Ben-Gurion van 5 oktober 1937 aan zijn zoon Amos, waarvan eerder dit
jaar een vertaling in het Engels werd gepubliceerd. [9] [10] Hieronder een
selectie van de meest relevante passages:
“Wij
hebben nog maar een klein deel van het land. Het partitieplan geeft ons
onvoldoende extra gebied. Wij willen het hele land. En een verenigd Eretz Israel volstaat niet, het moet een
Joods land zijn. We zullen een modern leger opbouwen, een superieur leger,
ongetwijfeld één van de beste ter wereld. Zo zullen wij ons kunnen vestigen in
de rest van het land, met of zonder instemming van onze Arabische buren.
Palestina is zwaar onderbevolkt. Het heeft een enorm potentieel voor
kolonisatie. Er is geen Arabisch immigratieprobleem, er is geen Arabisch
ballingschap. De Arabieren worden niet vervolgd. Zij hebben een thuisland, en
dat is uitgestrekt. Wij kunnen ons snel vestigen en ons vermenigvuldigen. Hoe
manifester onze aanwezigheid, hoe eerder de Arabieren inzien dat zij ons maar
beter niet weerstaan. Integendeel, als ze ons vrijwillig de kans geven ons in
het hele land te vestigen kunnen ze materieel en politiek van ons profiteren.
Ik houd niet van oorlog, maar denk dat de Arabieren snel zullen inzien dat ze
maar beter onze bondgenoot worden.
Als
wij de Negev niet krijgen toegewezen blijft dat dor. De Arabieren verstaan niet
de kunst om het te ontginnen. Als ze de Negev liever dor laten dan het de Joden
te gunnen slaan we een andere taal aan. We kunnen niet tolereren dat grote
gebieden die tienduizenden Joden kunnen opnemen onbewoond blijven en dat Joden
niet naar hun thuisland kunnen terugkeren. We moeten dan de Arabieren
verdrijven en hun plaats innemen. Als we geweld moeten gebruiken om ons recht
om ons daar te vestigen uit te oefenen, dan zijn wij daar machtig genoeg voor.
We moeten dan ook met Arabische buurlanden afrekenen, maar zijn dan niet alleen
beter georganiseerd en bewapend, maar hebben ook rugdekking van de miljoenen
Joden in de diaspora. De Joodse staat zal niet enkel afhangen van haar
bewoners, maar ook van Joden in elke uithoek van de wereld die al of niet uit
vrije wil naar Palestina zullen trekken. De Arabieren kennen dat fenomeen niet.
Ik geloof in een Joodse staat, zelfs in een gedeelte van het land. De rest
volgt na verloop van tijd. Die Joodse staat komt er.”
[3] vertaling: “De Holocaust: Ben-Gurion’s
dienstige ramp?”
[4] Zij die dit werk willen aanschaffen
(tegen sterk gereduceerde prijs) kunnen zich rechtstreeks tot de auteur wenden
per e-mail
[5]
vertaling: “Ben-Gurion heeft
menselijk lijden koeltjes ingecalculeerd in zijn politiek kostenplaatje”
[6] vertaling: “Wij
moeten het volstrekt duidelijk maken dat wij niets minder dan het volledige
gebied van West Palestina willen. … de stichting van een Joodse staat in
Palestina is zowel noodzakelijk als mogelijk.”
[7] vertaling: “Men kan kracht ontlenen aan rampspoed indien die productief wordt
gebruikt; de hele truc van het zionisme
is dat het weet hoe onze ramp kan worden gekanaliseerd,
niet in moedeloosheid of vernedering zoals het geval is in de diaspora, maar in een bron van creativiteit
en profijt.”
[8] vertaling: “een steeds groter raadsel...”
[10]
George S. Hishmeh: “The real Ben Gurion”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten