De
Vlaamse provincie Limburg positioneert
zich als een groengebied met een belangrijk toeristisch
potentieel. Planologisch kenmerkt de provincie zich door kleine
steden met weinig kwalitatieve functies. De gefragmenteerde bebouwing
heeft geleid tot verkwisting van de open ruimte, grote kosten voor
infrastructuur en toenemende automobiliteit. Het openbaar vervoer is
inefficiënt. Het gevolg van dit ontoereikend planologisch beleid is
versnippering en verschraling van de open ruimte, precies de troef
van Limburg.
Beleidsmatig
wil de provincie het stedelijk draagvlak verhogen door functies uit
te bouwen in - of aansluitend bij - de steden, en de kernen
versterken door in te zetten op geconcentreerde woonvormen in de
onmiddellijke nabijheid van de kernen. De provincie geeft de
gemeenten de duidelijke boodschap: geen verdere versnippering, zuinig
ruimtegebruik en vrijwaring van de resterende open ruimte in de provincie.
Beringen
is de op twee na grootste stad van Limburg. Bij de gemeentefusies van
1977 ging de stad samen met Paal, Koersel en Beverlo. De Société
anonyme Charbonnages de Beeringen van 1907 is verleden tijd, maar in
‘de Cité’ is het mijnverleden nog volop zichtbaar. De diverse
kernen van Beringen hebben een zekere uitrustingsgraad en een
omvangrijk woningenbestand. De stad werd in het Ruimtelijk
Structuurplan Vlaanderen (RSV) daarom geselecteerd als
kleinstedelijk gebied, met als opdracht dat gebied af
te bakenen, nieuwe ontwikkelingen maximaal op te vangen binnen de
kernen en het buitengebied zoveel mogelijk te vrijwaren.
Vertrekkend
van het RSV en het provinciaal structuurplan stellen gemeenten een
ruimtelijk structuurplan op dat de gewenste ruimtelijke ordening
weergeeft. Het is een leidraad, geen juridisch bindende verordening.
Een ruimtelijk
uitvoeringsplan (RUP) is dat wél. Een RUP is een juridisch
document met voorschriften voor inrichting en beheer van een gebied,
en dus een toetsingskader voor stedenbouwkundige aanvragen. Beringen
kent wel een gemeentelijk
ruimtelijk
structuurplan (GRS), maar heeft dat niet vertaald in een RUP. De
Stad toetst stedenbouwkundige aanvragen nog aan het gewestplan, een
verouderd planningsinstrument, en aan verkavelingsvoorschriften.
Beringen
kan bogen op een grote
woonreserve, waarmee de stad de komende vele decennia de
bevolkingsgroei kan opvangen. De 53 woonuitbreidingsgebieden (368,65
ha totaal) zijn goed voor 4.213-7.023 woningen.
In het GRS zegt stad Beringen dat zij bestaande bebouwde gebieden wil
verdichten en open gebieden vrijwaren. Bouwgrond in de kernen van het
buitengebied komt dus in aanmerking voor inbreiding, maar men moet
daarbij wel rekening houden met de draagkracht van de omgeving en met
een kwalitatieve inrichting van het openbaar domein.
Zonder bindend RUP komt in Beringen
bij stedenbouwkundige aanvragen willekeur om de hoek kijken. In de
conceptuele fase worden plannen aan de balie voorgesproken. Hoewel
finaal de beslissingsbevoegdheid bij het schepencollege ligt volgt
dat in de overgrote meerderheid van de gevallen het advies van de
stedenbouwkundige ambtenaar. Zo’n aanvraag is in de vergadering dus
meestal niet meer dan een hamerstuk.
Tegen die achtergrond geeft een
recente casus in Beringen te denken. Het ging om een aanvraag voor
opsplitsing van een bouwgrond in een verkaveling in buitengebied, 2km
van de kern van één van de dorpen van Beringen. Een schepencollege
dat vergunning verleent ondanks bezwaarschrift van de directe gebuur
moet zijn besluit afdoende en zorgvuldig motiveren. Daar leek het in
de vergunning niet op. Misschien tegen de verwachting in ging de
gebuur in beroep bij de Deputatie in Hasselt. Dat leverde samengevat
het volgende oordeel van de provinciaal stedenbouwkundige ambtenaar
op:
Het voorstel integreert zich niet
in de omgeving. Het voorziet in feite een ‘gesloten' bebouwing. Dat
is ruimtelijk vreemd en onaanvaardbaar. Het gevraagde is qua schaal,
ruimtegebruik en bouwdichtheid vreemd in zijn omgeving en niet in
overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening. De vergunning kan
niet worden verleend.
In casu trok aanvrager onmiddellijk na
kennisname van dit oordeel zijn aanvraag in. Blijkbaar wilde hij een
negatief besluit van de Deputatie niet afwachten, om het
schepencollege van stad Beringen en het ambtelijk apparaat
gezichtsverlies te besparen.
Het
staat vast dat de provinciaal stedenbouwkundig ambtenaar zich in haar
oordeel heeft gebaseerd op de Beringse structuurnota en de Vlaamse
Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). Met de vergunning lapte de
stad dus ijskoud zowel de eigen structuurnota als de VCRO aan haar
laars.
Beringen
heeft de mond vol van dorpskernversterking. De stad verdient lof voor
een verdichtingsproject als ‘Academiepark’ dat voorziet in
invulling van een open plek in het centrum van Koersel, maar blaam
voor het vergunnen van opsplitsing van residentiële bouwgronden voor
open bebouwing in het buitengebied.
Mogelijk
kan Beringen inspiratie vinden in de woningtypetoets Gent. Dat is
geen
verordenend instrument, maar een objectief beoordelingskader waarmee
de burger online kan bepalen welk
woningtype waar kan toegelaten worden.
“Daarmee wordt speculatie met bouwgrond tegengegaan”, aldus de
brochure “De juiste woning op de juiste plaats” van november
2015, die online beschikbaar is.
Opsplitsing van bouwgrond in open
gebied is strijdig met kernversterking, motor van een duurzame
economie. Het duwt de grondprijzen omhoog. Het zet een ontwikkeling
in gang die nefast is voor de broodnodige kernversterking, essentieel
onderdeel van het zo vurig beleden planologisch beleid van Beringen.
De ambtelijke top en het schepencollege
hebben wat uit te leggen.
bron: Structuurplan Beringen GR2 - 2007, §
6.3.6. - Reservegebieden
voor woningbouw
navraag bij de schepen bevoegd voor ruimtelijke ordening leverde
geen nieuwe gezichtspunten op; de schepen toonde wel interesse in de woningtypetoets Gent
Geen opmerkingen:
Een reactie posten