U.S.
Air Force F-35A Lightning II Joint Strike Fighters from the 58th
Fighter Squadron, 33rd Fighter Wing, Eglin AFB, Fla. perform an
aerial refueling mission with a KC-135 Stratotanker from the 336th
Air Refueling Squadron from March ARB, Calif., May 14th, 2013 off the
coast of Northwest Florida.
Volgens
het Amerikaanse zakenblad Forbes
wordt
de
verkoop
van de F-35
één
van Amerika's grootste exportsuccessen.
Naast
de “partnerlanden” die participeren in de ontwikkeling hebben ook
Israel, Japan en Zuid-Korea het toestel besteld. België, Finland,
Duitsland, Singapore, Spanje, Zwitserland en de UAE zullen binnenkort
volgen. Het toestel is gewoon een must voor elk land dat in coalitie
met de VS wil opereren. Geen enkel ander toestel is zo onkwetsbaar,
veelzijdig, economisch en zo naadloos passend bij de Amerikaanse
luchtmacht, zo juicht Forbes.
In
ons land ontaardde het F-35-debat in een moddergevecht. De essentie
kwam echter niet aan bod: passen gevechtsvliegtuigen wel in een
modern defensiebeleid? Tegen welke vijand moeten we die inzetten? Hoe
verhouden zich de aantallen operationele gevechtsvliegtuigen in Oost
en West? Moet Europa niet veel meer inzetten op drones,
cyberdefensie, en andere verdedigingswapens, om maar niet te spreken
van diplomatie en een stop op het sponsoren van terreurgroepen? En
als het al gevechtsvliegtuigen moeten zijn, waarom moeten die
aanvalstaken zoals het afgooien van kernwapens kunnen uitvoeren?
Blijkbaar
hoort buurland Nederland tot de “partnerlanden” die al vroeg in
het F-35
project stapten. De
immer kostenbewuste
Nederlanders schroomden niet om druk
uit
te oefenen om het “goede voorbeeld” te volgen.
Intussen
wijzen de
specificaties waaraan het nieuwe gevechtsvliegtuig
moet voldoen in
het
Belgian
Defence Air Combat Capability Program regelrecht
richting
F-35.
De
Nederlandse luchtmachtgeneraal Alexander Schnitger vergeleek
ooit de veelzijdigheid van de F-35 met die van een Zwitsers zakmes.
Maar
volgens Lex
van Gunsteren, emeritus-hoogleraar
van
de Nederlandse Technische Universiteit Delft (TUD),
is
dat bezijden de werkelijkheid.
In
Quality
in Design and Execution of Engineering Practice,
een boek
dat hij samen met Jonathan
Barzilai en
Ruud
Binnekamp schreef,
wijst Van Gunsteren (p. 29-32) op de veelzijdigheidsvalkuil, het
gevaar van te grote veelzijdigheid binnen één productconcept. De
auteur geeft als voorbeeld de F-35. Omwille van het belang voor het
lopende F-35 debat laten we hieronder een samenvatting van dat deel
volgen.
De
veelzijdigheidsvalkuil
Kwaliteit
is geschiktheid voor het doel. Maar voor welk doel? Soms is het doel
onduidelijk of dubbelzinnig geformuleerd omdat kopers tegenstrijdige
doelen in hun hoofd hebben. Deze lieden lopen in wat we de
veelzijdigheidsvalkuil kunnen noemen. Een adequaat technisch ontwerp
is dan onmogelijk. Het inbouwen van overbodige toeters en bellen
leidt tot enorme geldverspilling, zoals in het F-35 project.
Als
technisch ontwerp is het $1 biljoen verslindende F-35-project een
totale mislukking. Het ontwerp verliest de meest essentiële
ontwerpbeperking uit het oog: gewicht. Het gewicht van een vliegtuig
moet worden gedragen door de lift van zijn vleugels.
De
JSF moet (1) ondersteuning aan grondtroepen kunnen geven, (2)
luchtgevechten voeren, en (3) langeafstandsbombardementen uitvoeren.
De eerste twee missies vereisen een manoeuvreerbaarheid die de JSF
niet kan leveren vanwege de ongunstige lift/gewichtsverhouding. Met
die drie missies moet de F-35 vier groepen belanghebbenden kunnen
dienen:
(1)
de luchtmacht, die het zoekt in luchtgevechten en bombardementen,
(2)
de marine, die moet kunnen opstijgen en landen op een vliegdekschip,
(3)
het Korps Mariniers, dat infanterie-ondersteuning vraagt, en
(4)
lieden die werkzekerheid zoeken.
Zo’n
cocktail aan missies en belangengroepen leidt tot twaalf
verschillende opdrachten. De veelzijdigheidsvalkuil ten voeten uit:
een vliegtuig dat het 2008-RAND-rapport ‘zowat nutteloos’ noemt,
omdat het ‘niet kan wenden, niet kan klimmen, niet kan versnellen’.
Pierre Sprey, die mee instond voor het ontwerp van de A10 en F16, zei
in 2008 al: “De F35 is een flop. Hij is te zwaar en heeft te weinig
vermogen, een serieuze stap terug in de stuwkracht/gewichtsverhouding
voor een nieuwe jager.
De
A en B varianten hebben een vleugelbelasting van 108 lb per vierkante
voet en zijn daarmee minder wendbaar dan de uiterst kwetsbare F-105
die boven Noord-Vietnam werd afgemaakt. Het laadvermogen is slechts
twee 2000 lb bommen. Met meer bommen verliest de F-35 zijn
stealth-eigenschappen. Voor luchtsteun is de F-35 te snel om de
tactische doelen te zien waarop het schiet. Het toestel is te
kwetsbaar voor grondbrand. Het is niet in staat om lang te blijven
rondhangen bij grondtroepen.
Een
stealth vliegtuig is, afhankelijk van het type radar en de
detectiehoek, wel degelijk zichbaar op radar. De uiterst complexe
elektronica om luchtdoelen aan te vallen gaat uit van
ultra-langeafstandsradar ondersteund luchtgevecht, wat in de
werkelijkheid meestal niet opgaat.
Nog
volgens Sprey zal
uit kostenoverwegingen bezuinigd worden op trainingsvluchten
tot slechts 10 uur per piloot,
een derde van wat na de
Vietnam-oorlog werd beschouwd als het
absolute minimum om simulatortraining
aan te vullen. Oorlogservaring leert dat
de piloot veel belangrijker is dan het vliegtuig. Volgens
Sprey is een
goede piloot in een inferieur
vliegtuig veel waardevoller dan een fenomenaal
vliegtuig met een slechte piloot.
Waarom
gaat men door met de ontwikkeling van een peperduur maar ‘zowat
nutteloos’ vliegtuig dat twee van de drie missies waarvoor het
bedoeld is niet kan waarmaken? Ik zie drie redenen waarom de
besluitvormers doof lijken voor de waarschuwingen van doorgewinterde
ontwerpingenieurs:
1. Een vliegtuig dat alle denkbare
missies van alle belanghebbenden kan vervullen is buitengewoon
aantrekkelijk. Voor niet-technisch onderlegde mensen is het niet
evident dat zoiets onhaalbaar is.
2.
Het begrip ‘verdoken
kosten’ is moeilijk te aanvaarden, vooral voor mensen die het
project aanvankelijk hebben goedgekeurd. Een
project opgeven waarin
aanzienlijk is geïnvesteerd is o zo
moeilijk. Dat geldt in het bedrijfsleven,
en de politiek zal het op dat vlak wel niet
beter doen.
3.
Te veel mensen hebben een persoonlijk belang bij de voortzetting van
het project. Naar
verluidt heeft Lockheed Martin, die
het leeuwenaandeel van de productie voor
zijn rekening neemt, zo’n $150
miljoen uitgegeven aan lobbyen en $20 miljoen aan budget
(earmarks)
terugontvangen. Dat is veel geld om stemmen
en ondersteuning te kopen, naast de steun die het project
al geniet van degenen wier baan op het spel
staat.
Hoe
vermijdt men de veelzijdigheidsvalkuil? Door opdrachtgevers duidelijk
te maken dat wat men eist gewoon onmogelijk is. Men moet geen
compromissen sluiten tussen tegenstrijdige doelen, maar in het pakket
schrappen. Men moet de moed opbrengen om superieuren deze lastige
boodschap te brengen als onderdeel van de beroepsethiek, net als een
arts die een patiënt moet vertellen dat hij terminaal ziek is.
Het
Federaal
Parlement
staat op het punt groen licht te geven aan een €15 miljard
verslindend nutteloos
project.
De
argumentatie van professor Van Gunsteren moet
tevoren minstens
in de commissie
Defensie aan de orde komen.
Dat
levert misschien meer op dan de druppelsgewijze onthulling van echte
of nepmails door de oppositie. Het
is onbegrijpelijk dat de s.pa over de visie van professor Van
Gunsteren wel heeft gepubliceerd,
maar daar blijkbaar verder niets mee heeft gedaan.
Dat
NV-A en Open
VLD
gewonnen zijn voor de F-35 staat vast, bij
CD&V moest ex-defensieminister Pieter De Crem, die naar
verluidt
NAVO-ambities koestert, blijkbaar
recent nog een duit in het zakje doen. De oppositie moet dus zijn
pijlen
richten op de
CD&V.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten